Christelijk leven wordt weer iets groots

Hernieuwde kennismaking met John Henry Newman

John Henry Newman (1801-1890) is ongetwijfeld de grootste Engelse theoloog van de 19e eeuw. Hij was een anglicaans theoloog die na lange innerlijke strijd rooms-katholiek is geworden. Op hoge leeftijd gekomen werd hij nog kardinaal gecreëerd. Hij was een groot getuige in een eeuw waarin de secularisering van de samenleving in een stroomversnelling raakte.

Het is niet overdreven om over The secularization of the European mind in the 19th century (titel van een boek van Owen Chadwick) te spreken. Maar tegelijk is dit ook de eeuw waarin grote christelijke getuigen zijn opgestaan die met een profetisch inzicht in de diepe onderstromen van de tijd de kracht van het christelijk geloof hebben ontdekt, geleefd en uitgesproken. Denk daarbij aan de Deen Kierkegaard, aan de Rus Dostojevski, maar ook aan de Nederlander Gunning. Onder hen verdient ook Newman genoemd te worden.

In Nederland is de invloed van Newman pas in de 20e eeuw op gang gekomen. Voor zover ik kan nagaan hebben de grote theologen van de 19e eeuw in Nederland zich nauwelijks met hem bezig gehouden. Bij protestanten kan de reden zijn dat Newman halverwege zijn leven is overgegaan van de anglicaanse naar de rooms-katholieke kerk. Pas gaandeweg de 20e eeuw komt hij nadrukkelijk in het blikveld in Nederland met studies van J.H. Gunning J. Hz., de theoloog Van der Pol, de classica Cornelia de Vogel, en op een gegeven moment ook Noordmans. Daarna duikt zijn naam nog wel op (o.a. bij Miskotte, die hem trouwens al eerder las dan Noordmans) maar ebt de belangstelling weer wat weg.

Inmiddels is er een proefschrift verschenen van Eric Bouter: Geloven op gezag, een kritische analyse van de Newmanreceptie bij Noordmans inzake de Kerk en de wending naar het subject. Het is een zeer welkom boek, geschreven met hartstocht. Bouter schrijft dat hij ‘zo onder de invloed van de Engelse kardinaal raakte, dat een gereformeerd tegenwicht wenselijk werd.’ (a.w.7). Hem overkwam hetzelfde als eerder ook anderen. Van de genoemde Gunning jr. is bekend dat hij op een gegeven moment zijn Newmanbibliotheek opruimde: hij vreesde anders voor een overgang naar de Rooms-Katholieke Kerk. Van de Pol en De Vogel zijn rooms-katholiek geworden. Bouter zocht zijn toevlucht voor een tegenwicht bij Noordmans. Of dat echt geholpen heeft is de vraag. Dat een Nederlands protestants theoloog op Newman promoveert, is in ieder geval een memorabel feit. 

Stimulans
Zelf kocht ik ooit antiquarisch drie mosgroene delen Werken van Newman. Eén daarvan was de beroemde Apologia pro vita sua. De twee andere bevatten toespraken en preken. Die laatste maakten diepe indruk. Dat ze werden gehouden door een inmiddels rooms-katholiek prediker en spreker werd ook duidelijk. Als protestant krijg je regelmatig om je oren. Ook de Apologia raakt je diep. Het vertelt, in een meeslepende stijl, Newmans lange weg naar Rome. Newman was bij mij wel weer wat onder allerlei stapels boeken komen te liggen. Ik was daarom verheugd dat het proefschrift van Bouter verscheen. Het leverde een hernieuwde kennismaking met hem op en een stimulans om nu eens echt werk te maken van Newmans hele oeuvre, oor zover mogelijk.

Newman ontpopte zich als één van de leidende figuren in de anglicaanse kerk. Samen met een aantal geestverwanten (de bekendste zijn Keble en Pusey) voerde hij een hartstochtelijk pleidooi voor een reformatie van de anglicaanse kerk. De zogenaamde tractarians schreven (op eigen gezag) vlammende pleidooien (‘tracts’) voor een kerk die zich weer liet gezeggen door de geest (en deels ook de letter) van de Oude Kerk. Liturgisch moeten zij gerekend worden tot de ‘high anglicans’. Als het om de leer ging was het liberalisme de grote tegenstander.

Newman zocht een kerk waar mensen weer leerden ‘geloven op gezag’. Hij zocht een ‘werkelijke religie’, waarin geloof niet een mening, godsdienst geen papier en de kerk geen weekdier is. Met zijn geestverwanten zochten zij een robuuste kerk. In de woorden van de toenmalige bisschop van Oxford: ‘Daar zijn zij dan en zij vormen op dit ogenblik de merkwaardigste beweging die sinds tenminste drie eeuwen zich onder ons heeft vertoond. Het systeem waarvan hier sprake is, is in plaats van een gemakkelijke en behaaglijke vorm van godsdienst die zich aanpast aan de gewoonten en genotzucht, nietsontziend hard en streng is, de grootste nadruk leggend op zelftucht en zelfverloochening, terwijl het vasten, het schenken van aalmoezen en het bidden wordt aangemoedigd in een mate die velen van de tegenwoordige generatie althans onbekend is, en een eerbied voor het gezag wordt ingeprent, die geheel tegenstrijdig is met de geest van de eeuw’.

Zoals gezegd keerde Newman zich tegen het liberalisme. De kern van het liberale christendom van zijn dagen heeft Newman aangeduid met stellingen als: Newman zocht een religie waar de kerk geen weekdier is‘een theologische leerstelling is iets meer dan een opinie die toevallig wordt aangehangen door een groep mensen’, en ‘er bestaat een religieus stelsel dat zuiverder waar is dan het christendom zoals dat steeds is aanvaard’. Dat laatste is misschien wel de kern: door de groei van de beschaving wordt het christendom gewijzigd om te voldoen aan de eisen van de tijd. Newman heeft terecht de zwakte van deze positie ingezien. De secularisering van de Europese geest zet zich in dit liberalisme, zij het gematigd, gewoon door. Tegen deze furie helpt alleen de geest en de kracht van het historische christendom, van een kerk waar men blijft bij de leer van de apostelen en waar de sacramenten als heilsmiddelen worden bediend en beleefd, van een kerk waarin binding en gezag voluit functioneren. Kortom, een echte kerk, die ‘pijler en vastigheid van waarheid’ is.

Tot in je vezels
Bij dit alles manifesteerde Newman zich als een groot prediker. Veel van zijn ‘anglicaanse’ preken zijn bewaard gebleven en verzameld in acht delen Parochial and Plain Sermons. Het is bijna onmogelijk deze preken te lezen zonder tot in je vezels geraakt te worden. Dit zijn preken waarin de religie inderdaad ‘real’ wordt. Ik ken, naast de preken van Augustinus en wellicht de preken van Kohlbrugge, nauwelijks krachtiger teksten. Het beste kan ik het beschrijven met de woorden die Eliot gebruikte om de preken van een ander prediker (Lancelot Andrewes, wiens preken ik nauwelijks ken) te beschrijven, waarbij ik de naam van Andrewes verwissel voor die van Newman: ‘Als Newman zijn preken begint ben je er van het begin tot het einde zeker van dat hij helemaal in zijn onderwerp zit, onbewust van al het andere, dat zijn gevoelens groeien naarmate hij zich verder verdiept in zijn onderwerp, en dat hij uiteindelijk ‘alleen met de Enige’ is, met het mysterie dat hij meer en dieper probeert te vatten’. (Selected Essays, Londen 1932, 351).

Bij Newman is het daarbij vooral de concentratie op het thema ‘christen-zijn’ die aan zijn preken kracht geeft. Christelijk leven wordt weer iets groots, iets adembenemends, iets dat een totale toewijding vraagt, maar dat ook een dagelijkse discipline nodig maakt. Daarbij is Newman een groot psycholoog, en hebben zijn preken iets van wat in Hebreeën over het woord Gods staat, dat het scherper is dan een tweesnijdend zwaard en dat het opvattingen en gedachten van het hart ontleedt (Hebr. 4:12). Deze preken praten niemand naar de mond en breken met veel taboes. In een bepaald opzicht doen ze zelfs ‘oud-gereformeerd’ aan, zij het dat Newman niemand van zijn hoorders eerst buiten het heil plaatst om dan schoorvoetend enkelingen toe te laten. Hij beschouwde immers zijn preken als ‘vooraf’ aan de bediening van het sacrament, dat alle gedoopten mochten ontvangen. Ik geef nu een bijna willekeurig voorbeeld van het radicale en dwarse van Newmans preken:

Het evangelie is niet slechts tot ons gekomen om ons goede onderdanen, goede burgers, goede leden van de maatschappij te maken, maar om ons leden van het Nieuw Jeruzalem te maken en ‘medeburgers met de heiligen en van het huisgezin van God’. Nu is het zeker waar dat een ware christen een goed burger en lid van de samenleving is; maar even duidelijk is dat, als hij alleen dat is, hij geen waar christen is. Als hij zich niet richt op wat de krachten van de natuurlijke mens te boven gaat, is hij niet echt een christen of een uitverkorene. Het evangelie biedt ons bovennatuurlijke dingen aan. ‘Roep Mij aan’ zegt de almachtige God door zijn profeet ‘en ik zal u antwoord geven en u groter en machtiger dingen laten zien die je nog niet kent’. Maar helaas! De meerderheid van de mensheid waagt zich niet aan de kracht van die uitnodiging, noch heeft feeling voor de genadigheid en begeerlijkheid ervan.

Heilzame schok
Dat werd verkondigd door een breekbaar ogende prediker die zijn preek leest, geen enkel gebaar gebruikt, maar door zijn stem en door de inhoud een gemeente spellbound laat zijn. Zelf de grote cultuurcriticus Matthew Arnold, die inhoudelijk tot een geheel andere positie is gekomen, voegde zich, misschien wel zijns ondanks, in de kerkbanken van St. Mary in Oxford om zich onder het gehoor van deze prediker te scharen. Kritische opmerkingen zijn er genoeg bij te maken. Newman beschrijft meer dan dat hij verkondigt. Hij legt meer accent op de noodzaak van een heilig leven dan op de genade en liefde van God. Maar voor ieder die weet dat dit laatste ook een gemakkelijke vooronderstelling kan worden, is de schok die deze preken geeft alleen maar heilzaam. Althans, zo heb ik het zelf ervaren.

Niet te gemakkelijk
In 1845 trad Newman officieel toe tot de Rooms- Katholieke Kerk. Uiteindelijk was dit de kerk die als natuurlijke opvolger van de kerk van de patres moet worden beschouwd. Die zouden, wanneer ze nu (dus in Newmans tijd) ‘hun’ kerk zouden moeten vinden, zonder twijfel bij de kerk van Rome uitkomen. ‘De kerkvaders brachten mij bij Rome’. Tezelfdertijd schreef Newman An essay on the development of christian doctrine, waarin hij wilde aantonen dat de kerk van Rome een explicitering is van wat impliciet in het evangelie en de vroege kerk al aan te treffen is. Men is niet zo snel klaar met dit boek en wat mij betreft maken protestanten het zich niet te gemakkelijk. Hoe aannemelijk is het dat Christus aan zijn volgelingen heeft beloofd dat de Geest hen in alle waarheid zal leiden, dat er een kerk ontstaat die met recht katholiek genoemd kan worden en die de stormen van de grote ketterijen overleeft, en dat die kerk vervolgens gedurende meer dan duizend jaar tot antichrist is geëvolueerd? Ik kan nu echter niet verder ingaan op de argumentatie van dit belangrijke boek. Duidelijk is dat Newman niet alleen vanwege de kerkgeschiedenis bij Rome uitkwam. Zijn gang heeft alles te maken met de brandende vraag hoe de kerk inderdaad robuust kan zijn. In een eeuw waarin het intellect ‘wild’ is geworden, is binding nodig. Die binding kan soms als willekeurig overkomen, kan soms schuren, maar is heilzamer dan bindingloosheid. Staande blijven in de storm door de binding aan Christus

Het protestantisme heeft niet echt een antwoord op de harde druk die de secularisatie op de gelovigen uitoefent. Dat heeft niets te maken met een veilig schuilen achter een gesloten bastion, terwijl buiten de storm loeit. Integendeel: je zult wél in de storm moeten staan, maar je kunt daarin alleen staande blijven door de binding aan Christus, een binding die niet los staat van een binding aan het ‘gezag’ in de kerk, hoe dat er dan ook precies uitziet. Je kunt Newman moeilijk verwijten dat hij hiermee op safe heeft gespeeld. Als geen ander heeft hij zich beziggehouden met het grote vraagstuk van de verhouding tussen geloof en kennis. Op 70-jarige leeftijd resulteerde dat in zijn An Essay in Aid of a Grammar of Assent , maar dat was wel de uitkomst van een levenslange worsteling met dit thema.

De Essay is een fascinerende analyse van wat kennis en wat geloof is. Dat laatste wordt omschreven als assent, instemming. Die vindt plaats op voldoende gronden, die echter niet altijd logisch of algemeen toegankelijk maar vaak persoonlijk zijn. In dat persoonlijke zit iets van de akker waarin het zaad van het woord valt. Het onttrekt zich aan formele logica, ook al is de instemming daarmee alles behalve irrationeel.

Patchwork
Eric Bouter heeft zich in zijn proefschrift vooral beziggehouden met de vraag hoe het nu moet in een eeuw van ongebreideld subjectivisme, waar de gestalte van het geloof gevolg is van een patchwork op grond van eigen gevoelens en inzichten. De studie van Bouter is geschreven uit zorg voor de kerk en voor het evangelie. Geloven op gezag is een provocatieve titel, en alleen daarom al verdient het boek aandacht. Kort gezegd: de misschien wel grootste Nederlandse theoloog van de 20e eeuw, Noordmans, had een vergelijkbare sensitiviteit voor wat er in Europa aan de hand was en wat dit voor de kerk betekende als een eeuw eerder Newman had. Bouter volgt Noordmans op zijn weg ‘naar een nieuwe theologie’.
Noordmans ziet als grote spookbeeld het monisme: God en mens zijn ten diepste één. Dit kan een idealistische afslag nemen, maar in de 20e eeuw is er eerder van een zuigkracht naar beneden dan naar boven sprake. Daar staat het evangelie tegenover. Echter, de grote zorg van Noordmans is, dat dat evangelie zozeer gestalte krijgt, dat het daardoor ook ‘verwereldlijkt’ en dit daarmee, zelfs als het tegen het monisme in wil gaan, juist versterkt. Hij komt daardoor tot een kritische pneumatologie: het gaat om God en zijn spreken in de regie van de Geest. De kerk is daarvoor wel onmisbaar, maar die staat zozeer te beven op de grondstroom van de dynamiek des geestes, dat deze erkenning bijna afgedwongen is.
In deze zoektocht komt Noordmans Newman tegen. Bouter laat mijns inziens overtuigend zien dat Noordmans deze aanvankelijk niet echt recht doet, wellicht omdat hij deze in het pakketje ‘incarnatietheologie’ aangeleverd krijgt, die hij als een verkapte vorm van monisme beschouwt (in de incarnatietheologie is volgens Noordmans sprake van een Verdinglichung van het heil, de ruimte waarin het vrije woord Gods flitst en de mens opstaat in de vrijheid des Geestes wordt te zeer dichtgemetseld). Hij is te snel klaar met Newman, die hij van incarnatie-denken en dus een subtiele vorm van monisme beschuldigt. Later komt het tot een serieuzer kennismaking, waardoor de waardering van Noordmans ook veel groter wordt. Hij hoopt zelfs dat de geest van Newman verder zal doordringen in de Rooms-Katholieke Kerk, die daardoor spiritueler (meer ruimte voor de persoonlijke doorwerking van de Geest in de levens van mensen) zal worden.De nieuwe Kerk zal een pelgrimsgestalte hebben

Intussen heeft de lezer dan zelf een mooi overzicht gekregen van Newmans theologie. Een belangrijk deel van de waarde van het proefschrift ligt hier: Bouter geeft een helder verslag van de Werdegang van Newmans denken en theologie. De lezer krijgt daardoor genoeg in handen om met het oordeel van Bouter inzake de Newmanreceptie van Noordmans in te stemmen. Noordmans geeft zich overigens, ondanks zijn positiever waardering, niet geheel gewonnen. Na de Tweede Wereldoorlog zit er in de theologie van Noordmans een versterking van het pneumatologisch karakter van geloof en kerk. Dat zal de ‘gereformeerde kerkvorm’ onder druk zetten. In de woorden van Bouter: ‘Zoals ten tijde van Calvijn, zal de Geest gelovigen uit de hele westerse Kerk, dus Rome en Reformatie samen, moeten verzamelen rond een nieuwe belijdenis. De nieuwe Kerk die hieruit zal ontstaan, zal volgens Noordmans een ‘lichte’ Kerk zijn. De Kerk zal een pelgrimsgestalte hebben, teneinde in een monistisch wordende wereld Christus tegemoet te reizen.’ (238).

Pittige vragen
Noordmans’ reserve ten opzichte van Rome - en dat blijft toch ook Newman raken - is er echter niet minder om geworden. In de beroemde afsluiting van Gestalte en Geest duikt de slogan ‘Petrus gaat en Paulus komt’ op. Nog meer dan voor de Tweede Wereldoorlog betekent dit een radicalisering van de druk van de Geest. Dat is bij Noordmans wel degelijk de Geest van Christus, en zeker in zijn theologie werkt de rijkdom van de christelijke traditie door. De lijn doortrekken uit het Nieuwe Testament is onvermijdelijk voor wie geen naïeve biblicist wil zijn, maar je kunt je in gemoede afvragen of een Paulus zonder Petrus niet lijnrecht loopt naar de positie van de anabaptisten. Hoe valt het dan bovendien te verklaren dat er in de historie van Rome van geen aftreden van Petrus sprake is, zonder dat gezegd kan worden dat daarmee Paulus is doodgedrukt? Bouter stelt pittige vragen bij deze late Noordmans. Het beeld van een lichtere kerk is overigens gelukkig gekozen. Een gereformeerde gestalte is bezig te eroderen. Noordmans was daarvan overtuigd en herinnerde ons eraan dat we als kerk allen iets hebben van de Pilgrim Fathers. Noch Rome, noch Reformatie kan doen alsof de neus bloedt en rustig haar institutionele leven voortzetten. Echter, wie meent het schip der kerk vlot te kunnen trekken door ambt, sacrament, credo en gezag overboord te kieperen, moet er niet gek van opkijken een spookvlot over te houden dat weliswaar over de oceaan raast, maar dan als speelbal van weer en wind. Dat wilde Noordmans niet en van dat experiment kan men moeilijk Noordmans als peetvader beschouwen.We hebben de Geest nodig, en veel nederigheid

Rome en Reformatie hebben elkaar nodig. Rome heeft oude papieren en het kost me geen moeite te erkennen dat het de drager is van eeuwen traditie. Rome heeft echter steeds Newmans nodig om niet een onpersoonlijk blok te worden, ook als dat geen machtsblok meer is. En de echte Newman was voor Rome nu eenmaal een stem van buiten. De Rooms- Katholieke Kerk bracht in de 19e eeuw zelf geen Newman voort en heeft hem als bekeerling niet bepaald hartelijk ontvangen.
We bevinden ons in andere tijden. We hebben de Geest nodig, die ons in alle waarheid leidt. Die Geest die op een wondere wijze buiten de kerk van Rome heeft gewerkt. Moet het als beschikking Gods gezien worden? Dat zou kunnen, al moet dan wel gezegd worden dat deze ‘moves in a mysterious way’.

We hebben in dit jaar van Reformatieviering veel nederigheid nodig. Nederigheid van de kant van Rome, die hoe ook de officiële ecclesiologie haar ingeeft over de christenheid buiten zich te spreken, de kracht van de reformatorische theologie en spiritualiteit erkent (denk aan al die aspecten waar Noordmans terecht op heeft gewezen, als ‘de kerk als ruimte van het Woord en de pastorale prediking’). Een erkenning die haar hopelijk aanzet tot een besef dat ze pas katholiek zal zijn wanneer ze de deur opent om deze dochter te ontvangen en mét deze dochten een vernieuwde moederkerk zal zijn.
Een Rooms-Katholieke Kerk die meent alles zelf in huis te hebben, is mijns inziens blind voor de weg van de Heer door de geschiedenis. Nederigheid van de kant van de Reformatie omdat ze soms gemeend heeft in plaats van Rome te zijn gekomen maar bij wie ‘de schat van het evangelie’ zo vaak dieper is verstopt dan bij Rome. Nederigheid ook, omdat je niet zomaar klaar bent met de door Brad S. Gregory voorgedragen these dat de Reformatie, zij het onbedoeld, heeft bijgedragen aan de secularisering van de Europese samenleving.

Een wel erg kleine traditie
Met alle kritiek op de overheersende impact van de traditie en bijvoorbeeld de rol van Maria, is het belijden van Christus als de Zoon en het leven uit zijn dood bij Rome vaak ‘veiliger’ geweest dan bij de Reformatie. De kerken van de Reformatie hebben een hoog en heilig spel gespeeld met ‘geloof alleen, genade alleen, Schrift alleen’, maar wat als deze, losgemaakt van een grote traditie, gaat plakken aan een wel erg kleine traditie?

De dissertatie van Bouter, en daarmee het oeuvre van Newman, is een belangrijke stimulans voor een diepgaand en ernstig voortgaand gesprek tussen Rome en Reformatie. De contouren van een katholieke, christelijke kerk doemen op. Wat heeft Europa meer nodig dan juist dat?

Dr. A.J. Plaisier is voormalig scriba van de PKN. Momenteel is hij missionair predikant in Apeldoorn en docent spiritualiteit aan de Protestantse Universiteit.