Galicië, een land dat ten onder ging
De Oostenrijkse auteur Joseph Roth (1894 – 1939) werd geboren in Brody in Galicië, een uit het geheugen van Europa verdwenen land. Galicië lag in het uiterste noordoosten van de Oostenrijk-Hongaarse dubbelmonarchie. Het grensde tot de Eerste Wereldoorlog aan Rusland. De belangrijkste stad, Lemberg, lag in Galicië. Na de herrijzenis van Polen na 1918 lag Lemberg in Polen, na 1945 in de bij de Sovjet-Unie behorende republiek Oekraïne om thans met de naam Lviv deel uit te maken van het onafhankelijke Oekraïne. Met het verdwijnen van Galicië zijn ook de talrijke Joodse inwoners van de steden en dorpen in Galicië verdwenen. Na de Eerste Wereldoorlog emigreerden tweehonderdduizend Joden naar de Verenigde Staten. Wie bleef, zat vast, meende in Wenen of Berlijn een toevluchtshaven te vinden en werd uiteindelijk naar een nazi-kamp gedeporteerd.
Joseph Roth was een telg uit het oude, uit vele volkeren bestaande Oostenrijk. De geschiedenis van dat oude Oostenrijk, het land van de tolerantie dat ineen zou storten wanneer het bewoog, beschreef Roth in beroemd geworden romans als Radetzkymarsch en Die Kapuzinergruft. De ‘Kapuzinergruft’ is een grafkelder in Wenen waar de laatste keizer, Franz Joseph, is bijgezet. Met de dood van de keizer in november 1916 is Habsburg, is Oostenrijk ter ziele. Dat is het gevoel van Joseph Roth, Franz Werfel, Robert Musil en vele anderen met hen.
Van het Joodse leven in Galicië bestaan niet veel foto’s. Het bekendst is het fotoboek A Vanished World van Roman Vishniac. Veel minder bekend is het fotoboek van Alter Kacyzne: Poyln. Eine untergegangene jüdische Welt uit 2000. Er zijn weinig literaire getuigenissen waarin het bestaan van deze ‘Ostjuden’ voortleeft. De belangrijkste kroniekschrijver van het Joodse leven in Galicië en omliggende streken is Joseph Roth. In zijn boek Juden auf Wanderschaft (Nederlandse vertaling: Joden op drift) uit 1927 geeft Roth een beeld van het leven van de Joden in het grensgebied van Polen en de Oekraïne, waar de Joden in steden als Brody en Czernowitz de meerderheid vormden. Roth vertelt over hun geboorteplaatsen, hun levensomstandigheden en hun ervaringen in de wereldsteden waarheen ze emigreerden. Een uitvoerig hoofdstuk wijdt hij aan de Joodse sjtetl, het Jiddische woord voor een stadje of dorp met een typerende orthodox-joodse gemeenschap. Het doordeweekse leven, de sabbat en de feestdagen krijgen concreet vorm in Roths beschrijving. In 1937 schreef Roth (die zich sinds 1933 zelf permanent op ‘Wanderschaft’ bevond) voor de niet-gerealiseerde heruitgave van zijn boek: ‘Het is erger dan de Babylonische ballingschap.’ Niet alleen mogen de Joden aan de oevers van de Spree, de Elbe, de Main, de Rijn en de Donau niet gaan zwemmen, ze mogen er zelfs niet zitten huilen, dat mogen ze alleen in de zogenaamde Kulturbund, het van overheidswege toegestane geestelijk centrum van het nieuwe getto.
In 1926 en 1927 reisde hij naar Lemberg, Leningrad en Moskou en van daar via Nischni Nowgorod de Wolga afzakkend naar Samara, Stalingrad en Astrakan om tenslotte in Odessa en Bakoe te belanden. De neerslag van deze reis vormen de reportages die Roth in de Frankfurter Zeitung publiceerde. Ze verschenen in de verzamelbundel Reisen in die Ukraine und nach Russland.
Geknecht en veracht
Deze reportages informeren ons over het ingewikkelde samenleven van vele volkeren in Midden-Europa, Oost- Europa en in de Kaukasus. Roth brengt de ellende onder woorden die het gevolg is van de Eerste Wereldoorlog. Opmerkelijk is dat hij op grond van zijn ervaringen in de Sovjet-Unie , de communistische levensovertuiging analyserend, laat zien dat de idealen van de Russische revolutie hebben plaatsgemaakt voor een verwerpelijke dictatuur. De West-Europeanen, onder wie ook Nederlandse intellectuelen als Jef Last, die in de Sovjet-Unie de betere samenleving belichaamd zagen, konden veel van Joseph Roth leren.
De eerste reportage gaat over de Oekraïense minderheden in Rusland, Polen, Tsjecho-Slowakije en Roemenië. Roth constateert dat de Oekraïners een geknecht en veracht volk zijn. De Oekraïense boeren verwachten van een sociale revolutie dat die tot nationale bevrijding zal leiden. Ze voelen zich geknecht in de omringende landen en grijpen de Sovjet-Unie als bevrijder aan. Zo verklaart Roth het enthousiasme van de jonge Oekraïners voor het communisme. Wat Roth over de verspreide Oekraïners schrijft, zet hij voort in zijn lofzang op de stad Lemberg. Joseph Roth vindt het oude karakter van Lemberg in 1926 terug. Ten minste vijf talen worden daar door elkaar gesproken, onder meer het Jiddisch. Lemberg is een model van de ideale samenleving zoals die in Midden-Europa mogelijk was: bestaande uit minderheden die elkaar niet naar het leven staan, nee, die elkaar respecteren. Dan blijkt opnieuw Roths diepe sympathie voor het oude Oostenrijkse keizerrijk. Dit gebied rondom Galicië was in zijn woorden, ‘de meest oostelijke uitloper van de oude Keizerlijke en Koninklijke wereld. Achter Lemberg begint Rusland en daarmee een andere wereld.’‘Wie heeft ooit een volksverhuizing van stompjes gezien?’
Lemberg is ook de stad waarin grote groepen invaliden wonen. Zij zijn gewond geraakt tijdens de gevechten in de jaren van de Eerste Wereldoorlog. Roths reportage over de begrafenis van een Poolse oorlogsinvalide die zich uit pure wanhoop een kogel door het hoofd had geschoten, is een schrijnend verslag van een ooggetuige. De rouwstoet wordt gevolgd door honderden invaliden, oud-soldaten die armen of benen missen, die geen gezicht meer hebben of van wie de ruggengraat is verbrijzeld. Ook doofstommen zijn erbij. Wie niet hompelen of kruipen kan, wordt in een vrachtauto vervoerd. Dan stelt Roth de vraag: ‘Wie weet hoe ruïnes eruitzien die zich bewegen, wie heeft ooit wandelende ziekenhuizen gezien, een volksverhuizing van stompjes, een processie van overblijfsels?’
Een openbaring
Na Lemberg is Rusland aan de beurt. Opvallend is Roths liefde voor de bont samengestelde bevolking van een stad als Bakoe. Helemaal interessant wordt het wanneer Roth de ‘Bergjoden’ beschrijft, een volk dat geen echte Joodse afkomst heeft, maar zich Joods voelt en het zionisme ondersteunt. De Kaukasus is voor Roth een openbaring, omdat het gehele menselijke geslacht hier voor zijn gevoel samengekomen is. Alle volkeren komt de reizende verslaggever hier tegen.
De politieke en sociale werkelijkheid van de Sovjet- Unie als communistische staat beschrijft Roth als een verschrikkelijke ontnuchtering ten opzichte van de verheven socialistische idealen. De Sovjet-Unie heeft in zijn ogen alle kleur uit de samenleving gehaald, is gegrondvest op censuur, verheerlijkt de middelmaat en is gespeend van alles wat geestelijke waarde heeft. Niet alleen in de strijd tegen de godsdienst is de Sovjet-Unie primitief. Ook in het gefixeerd zijn op doelen als meer tractoren, elektriciteit, massaproductie, de massa in plaats van het individu, op pure voortplanting ten koste van de liefde, ontwaart Roth een verkeerde ideologie die zelfs zo dom is dat ze niet ziet dat hier de vijand Amerika wordt gekopieerd. De artikelen over de Sovjet-Unie laten de grote gevaren van collectieve ideologieën zien.
Met Nederland had Roth tijdens zijn jaren als emigrant een nauwe band. Koos van Weringh en Toke van Helmond hebben hierover in 1979 het boek Joseph Roth in Nederland geschreven. Roths uitgevers Allert de Lange in Amsterdam en De Gemeenschap in Bilthoven bleven hem trouw. Oordelen over Nederland en de Nederlanders zijn in Roths werk echter nauwelijks te vinden.
Joseph Roth leefde in jaren van desillusie en dreiging. Hij voorvoelde het lot van de Joden van de Oekraïne. Het weerzien met het oostelijk van Lemberg gelegen land bracht hem tot creativiteit. Het weerzien met de mensen uit zijn jeugd deed hem beseffen dat hij tot dit Joodse volk behoorde. Hij stierf in Parijs als gevolg van wanhopig drankgebruik, op de vlucht voor de nazi’s, die Roths land van herkomst onherkenbaar zouden verminken.
Dr. J. Ester studeerde Duits, Afrikaans en theologie in Amsterdam (UvA) en was lange tijd universitair docent in Nijmegen. Hij is medewerker van enkele dagbladen.