De zuilen van Jeruzalem

Bijbelschets bij Galaten 2:6-9

Hoe recalcitrant sommige (de meeste?) Bijbelschrijvers eigenlijk waren wordt bijvoorbeeld duidelijk wanneer Paulus vertelt over zijn bezoek aan de apostelen in Jeruzalem. Als jonge bekeerling werd hij daar op het matje geroepen: ‘Wat voor een boodschap verkondig jij nu eigenlijk en aan wie?’ En Paulus zelf was ook benieuwd hoe zijn verkondiging zich nu verhield tot de ‘catholica’. We zijn tweeduizend jaar later misschien geneigd Paulus af te schilderen als de kampioen van een gevestigde orthodoxie. Als de voorvechter van een uitgekristalliseerde leer. Zelf schetst hij een heel ander beeld.

Als Paulus in zijn brief aan de Galaten terugblikt op zijn gesprek met Jacobus (Jezus’ broer), Petrus en Johannes, lijkt alles hem eraan gelegen om zijn onafhankelijkheid, je zou kunnen zeggen zijn ‘on-orthodoxie’, te benadrukken. Hij heeft het evangelie niet, echt niet!, van deze Jeruzalemse ‘zuilen’, van deze ‘mannen van aanzien’ ontvangen, maar van de Heer zelf. ‘Ik heb het zelf uit zijne mond gehoord,’ zegt Paulus.

Meteen nadat Paulus zijn hielen bij de piepjonge gemeentevergaderingen van Galatië heeft gelicht, zijn daar mensen gekomen die de boodschap van Jezus heel anders verwoorden dan Paulus zelf. Die andere ‘boodschappers’ beroepen zich op de zuilen van Jeruzalem. Zij leveren het orthodoxe geluid, vinden ze. Maar Paulus beschouwt hun boodschap als opgewarmde prak, waar de kraak en smaak helemaal vanaf is. De kern van de wereldschokkende boodschap van Christus Jezus, de apocalyptische dreun van zijn komst in de wereld, van zijn kruis en opstanding en Geest, is in hun verkondiging een onschuldig verhaaltje geworden. In plaats van de totale verandering komen er weer regeltjes, duidelijke criteria waaraan je wel en niet moet voldoen om erbij te horen, leerstellingen op een rijtje – een heleboel ‘oude wereld’.

Vuur
Ooit kocht ik een ansichtkaart met daarop een foto van de componist Gustav Mahler (1860-1911). In zijn tijd was hij vooral beroemd als dirigent. Hij werd bewonderd – en verguisd, omdat hij klassieke partituren heel nieuw en vrij interpreteerde. Zijn antwoord aan zijn critici staat op die ansichtkaart afgedrukt: Tradition ist Bewahrung des Feuers, nicht Anbetung der Asche. De traditie – orthodoxie, zou ik zeggen – wakkert het aloude vuur aan, verzengend, in plaats van voor de as te knielen, de overblijfsels waar het vuur uit is. Ik, zegt Paulus, had goed contact met Petrus, Johannes en Jacobus – maar mijn boodschap wordt niet door stilstaande zuilen gevoed, niet door een inmiddels fier rechtopstaande gevestigde christelijke orde, maar door beweging, vuur, onrust: door ‘openbaring’ (1:16, 2:2). Paulus gebruikt er het woord ‘apokalyps’ voor: God zelf is de wereld, zijn wereld, binnengevallen en is zijn Rijk aan het stichten. De nieuwe wereld breekt door. Er is een invasie gaande. Er is een steen in de vijver geworpen en de kringen brengen het hele wateroppervlak heftig in beweging.

Toen Paulus in Galatië kwam met zijn boodschap, hebben de mensen een schok gevoeld – en niet zo’n beetje ook. Maar wat is ervan overgebleven? Al te snel is het wateroppervlak weer gladgestreken, en kabbelt het hooguit wat, als vanouds. Wie hoort bij wie en waarom; als we daarover duidelijkheid hebben, zijn we allang weer tevreden. Het verzuilt waar je bij staat. Vrijheid (5:1) lijkt weer ver te zoeken. Het gevaar van de vrouw van Lot loert op de kerk.

De predikers van de gevestigde ‘orthodoxie’ die na Paulus in Galatië kwamen, schilderen Paulus af als een mislukte apostel, en zijn boodschap als een misvormde vertekening van de apostolische. Maar Paulus beroept zich op de Geest. Rechtstreeks. Het levende en alles omkerende Woord is niet afgeleid van een door zuilen gesanctioneerd protocol. Het representeert niet op een welgevormde of misvormde manier een kern die ergens anders – bij de orthodoxie van Jeruzalem – te halen is. Het staat op zichzelf en gaat in Galatië net zo goed als in Jeruzalem, in protestants Nederland net zo goed als in charismatisch Zuid-Amerika, zijn eigen weg. Een beroep op de Geest, dat betekent ook: Paulus speelt met vuur, en dat je daarbij brandblaren op kunt lopen, is voelbaar in deze gloeiend hete brief. Maar voor minder dan het rechtstreekse, het vurige, het verontrustende, wil Paulus niet gaan – en mag de gemeente van hem ook niet gaan. 

Ongeduld
Wij zijn Paulus natuurlijk niet. Je beroepen op rechtstreekse openbaringen – dat lijkt linke soep. Moeten wij niet doen, is al snel je gevoel. Terecht. Maar juist daarom lopen we wel het gevaar ook van Paulus een zuil te maken. Een duidelijke grootheid waar we ons keurig toe kunnen verhouden. Orthodox. Maar paulinische orthodoxie zou dus weleens wat anders kunnen zijn. Gevaarlijker. Ongeduldiger, om het met een verwijzing naar het Wapenveld-jaarthema te zeggen. Het ongeduld richt zich dan tegen – het leunen op zuilen. Tegen verstarring. Tegen al te grote duidelijkheid over wel- en niet-osm-ers (waarbij ‘osm’ staat voor: ons soort mensen). Nadenkend over dat jaarthema, en lezend in de Galatenbrief, ontdek ik vier sporen om op verder te denken.

  1. Als apostelen zijn Petrus, Jacobus en Johannes natuurlijk van groot belang voor de kerk (zie hun brieven in de Bijbel) – maar als zuilen niet. Zuilvorming kan buiten hen om zijn gegaan. Het is natuurlijk fijn om te kunnen roepen dat je van ‘de kerk van Petrus’ bent (1 Korinthiërs 1). Maar Petrus zelf zal daar zijn bedenkingen bij hebben gehad. Hij gaf het vuur door, en geen as. Wie zich koesteren in hun orthodoxie verdienen het op bijbelse gronden om met enig ongeduld benaderd te worden.
  2. Ook wanneer anderen (buiten de kerk) zich opsluiten in de ‘schema’s’, de denkramen van de oude wereld, lijkt er niet veel geduld bij Paulus te zijn (4:9-11, vgl. 1 Korinthiërs 7:31 en 2 Korinthiërs 10:4-6). Domme complottheorieën en vastgeroeste denkbeelden helpen niet om de werkelijkheid te vatten, of om ‘het vak leven goed uit te oefenen’. Altijd maken zulke denkschema’s slachtoffers. De boodschap van Jezus wil er volgens Paulus korte metten mee maken. Dus als zij die de Heer kennen zich toch weer aan dergelijke dwingende patronen overgeven, gaat Paulus’ ergernis al snel over in woede.
  3. De keerzijde van dit ongeduld is het geduld dat een niet-schematiserende blik op de werkelijkheid vraagt van de christen (5:5-6). Paulus schetst hoeveel geduldige liefde hij heeft kunnen geven toen de openheid voor een nieuw denken, door de plotselinge openbaring van het Woord, bij de Galaten begon te groeien; en hoeveel geduldige liefde hij heeft kunnen ontvangen, toen er openheid bij de Galaten was (bijv. 4:11-16). Openheid en geduld kregen iets wederkerigs.
  4. De schema’s van deze wereld koste wat kost handhaven – dat heeft iets ongeduldigs. Het gaat daarbij om een ongeduld dat de wereld niet wil veranderen. Geduld wil dat wel. Het wordt er soms zelfs licht ongeduldig bij. Ongeduldig over ongeduld.

 

Prof. dr. E. van ’t Slot is Wapenveld-redacteur. Hij is seminariumdocent en onderzoeker aan de Protestantse Theologische Universiteit, en bijzonder hoogleraar vanwege de Confessionele Vereniging aan de Rijksuniversiteit Groningen.