De laatste ernst uit de taboesfeer

Het positieve perspectief van de eeuwige zaligheid

Het is opvallend dat een thematiek die vanouds tot het vaste bestand van de christenheid hoort, bezig is overboord te vallen. Dat is die van de oordeel en gericht en de daarmee gepaard gaande ‘bekommernis om zichzelf’, en het positieve perspectief van de persoonlijke eeuwige zaligheid.

Het is geen lastige opgave om te bewijzen dat het christendom deze thematiek vanaf het begin wél kent. Het evangelie is volgens Paulus een uitnodiging en dringend appèl om je met God te verzoenen omdat iedereen voor Gods rechterstoel moet verschijnen  (2 Kor. 5:11-20). Voor wie gelooft wacht er een ‘onvergankelijke, ongerepte erfenis (1 Petr. 3:4). Wie gelooft gaat niet verloren maar heeft eeuwig leven. Omgekeerd: wie niet gelooft heeft het eeuwige leven niet (Joh. 3:16,36).

De eeuwen door heeft dit thema geklonken. Het had twee kanten. Het ene klinkt bijvoorbeeld door in het memento mori in de Middeleeuwen. Bedenk dat je moet sterven en rekenschap voor God moet afleggen. Dat geldt Elckerlyc. De dood kan onverhoeds komen en de staat waarin je dan verkeert is van doorslaggevend belang. In ontelbare preken, tractaten, liederen en gebeden heeft steeds deze ernst doorgeklonken. Het leven is een wild avontuur en de inzet is het eeuwige leven. Dat kun je bereiken maar je kunt het ook missen. Daar ben je echter niet voor bedoeld, en daarom de oproep aan iedereen om het ‘in orde te maken met God’.  Wie een kathedraal binnentrad, zag op het tympaan een afbeelding van het laatste oordeel, dat herinnerde aan het oordeel dat iedereen te wachten staat.

De andere kant is die van het eeuwig leven. Daar ben je toe bestemd. Er gaat een onmetelijke beaming van het menselijk leven mee gemoeid. Het leven is tijdelijk maar het doel ervan is het eeuwige leven. Dat werd ooit uitgedrukt met de visio Dei: het zien van God. Of met de woorden van de Shorter Catechism van de Westminster Confession of Faith in antwoord op de eerste vraag: wat het belangrijkste doel van de mens? ‘God verheerlijken en Hem voor eeuwig genieten’. Voor dat eeuwige leven is elk mens bestemd en elk mens kan het ook bereiken.

Solidariteit
De kerk is de plaats waar dit alles wordt geleerd, geleefd en ingeoefend. De kerk is de plek van ‘bedieningen’ die zich tot de mens richten in zijn gang door de tijd, op weg naar de voleinding. Het is de plaats voor zelfonderzoek, biecht en vergeving, de plaats waar je het heil ontvangt en voorbereid wordt op het eeuwige leven. Daarbij reikte de kerk je middelen aan ook voor buiten de kerkmuren. Door middel van gebedenboeken, de Bijbel, de huisliturgie, de rozenkrans, het pastorale gesprek en andere manieren kwam de kerk je te hulp in jouw weg door het leven. De kerk diende het hoge doel van het eeuwige leven en wees je de weg erheen.

Dit leidde niet tot individualisme. Immers, zonder de dienst van de kerk werd het niets met jouw bestemming. Daar komt bij dat er solidariteit is tussen pelgrims die elkaar bijstaan in hun weg naar de toekomst. De bekommernis om de eigen ziel ging gelijk op met die om andere zielen. Bovendien vormen de gelovigen met elkaar het volk van God, dienen ze elkaar en vervullen hun roeping in deze wereld. Daar werd je met elkaar geroepen de werken van barmhartigheid te verrichten. Wie daaraan meedeed mocht weten op de goede weg te zijn.

Hoe komt het dat juist deze thematiek het zo moeilijk heeft en vaak helemaal is verdwenen? Waarom staan we voor een kathedraal en horen geduldig de uitleg dat in de tijd van de Middeleeuwen de mensen bang waren voor het oordeel, alsof het om mensen van een andere planeet gaat? Dat is geen eenvoudige vraag en er is zeker geen eenduidig antwoord op te geven. Ik doe een gooi en noem vijf motieven.

In de eerste plaats is het leven diesseitig geworden. Een eeuwige zaligheid voor de toekomst is daarom een belemmering die je ervan afhoudt om het leven hier en nu zaliger te laten worden. Het is een relativering van het aardse bestaan als dat alleen serieus genomen kan worden als opmaat voor de eeuwigheid. In onze cultuur zijn we gericht op verbetering van dit bestaan en pogen we nieuwe kanalen van ervaring aan te boren – en daar slagen we goed in.

Een tweede motief is het gegeven dat aan de idee van de persoonlijke zaligheid de associatie van heilsegoïsme kleeft. Moet je met je eigen ziel bezig zijn terwijl er zoveel nood om je heen is? Gaat het erom dat jij in de hemel komt, of dat het onrecht dat mensen wordt aangedaan, wordt bestreden? Is dat zieltje van jou dan zo belangrijk? Moet daar je aandacht naar uitgaan?

Vreselijke boeven
Een derde motief is dat de zorg voor je eeuwige zaligheid overbodig is. God is toch een God van liefde? Als er een God is, zal Hij met een breed gebaar allen omvatten. Hij ziet de groten en de kleinen. Wel is er een probleem met de vreselijke boeven uit de wereldgeschiedenis, maar goed: daar hoeven wij ons niet mee bezig te houden. God is een menslievend God en als er een eeuwig leven is, dan is dat er voor iedereen. De hemel is inclusief. Het stuit tegen de borst dat God een onderscheid zal maken op grond van wat wij wel of niet geloven. Alsof dát voor God belangrijk is. Juist dit onderscheid maken leidt tot fanatisme, met alle desastreuze gevolgen van dien.

In de vierde plaats: eeuwige zaligheid is een groot woord. We komen uit een cultuur van verkleinwoorden. Eeuwigheid past slecht in een tijd van voortdurende verandering, van voorlopigheid en van eindigheid. Eeuwigheid, vooral als het verbonden is met het ‘ik’, is overtrokken. Zeker, we cultiveren het ik, we leven in subjectivistische tijden, maar daar zit de notie van tijdelijkheid en voorlopigheid in. Het bedenken van mijn ‘ik’ in het licht van de eeuwigheid past daar in ieder geval niet in. 
Last but not least: genoemde klassieke accenten hebben tot uitwassen geleid die nog steeds doorwerken. Denk aan de angst voor de dood en de schaduw die het perspectief van de eeuwigheid over de tijd werpt.  Maar ook aan het machtsmisbruik dat gemaakt is door hen die deze thematiek hanteren en er soms in handelen: de priesters en de dominees. De romans van hen die weggingen uit de kerken waar dit speelde of speelt, hebben genoegzaam duidelijk gemaakt dat er iets grondig mis is met het hele thema. Je kunt met deze thematiek in het moeras terechtkomen

De uitval van deze thematiek heeft ruimte gegeven aan andere thema’s die in het klassieke christendom onderbelicht zijn gebleven. Denk daarbij aan die van het ‘koninkrijk van God’,  aan de kerk als koinonia, als gemeenschap van broeders en zusters en aan die van beroep als roeping. Dat alles is winst. Toch ben ik ervan overtuigd dat het christendom waarin de thematiek van ‘laatste ernst’ en ‘eeuwig leven’ verdwijnt, geen toekomst heeft. Het zal daarom nodig zijn deze opnieuw te ontdekken. Dat het gevaarlijke stof is, is duidelijk. Je kunt er inderdaad mee in het moeras terechtkomen. Je kunt er een sfeer van angst en onzekerheid mee oproepen. Zo is het nu eenmaal. Elke hoogte kent zijn afgrond. Het is de uitdaging in ieder geval waard. Het onderwerp is helaas een taboe geworden. Het wordt tijd om het uit deze taboesfeer te halen.

Het christendom is een absolute religie. Die status deelt het overigens met de andere wereldgodsdiensten. Kun je een beetje een verlichte boeddhist zijn? Kun je een beetje moslim zijn? Dat is in ieder geval niet de standaard. Het absolute van het christendom kiert aan alle kanten naar buiten. De lucht van het Nieuwe Testament is scherp, maar zuiver. De komst van Christus is geen tranquillizer. De levenslijn wordt strak gespannen. Het is voor of tegen. De inzet van God is hoog. De Zoon van God is mens geworden en waagt zich tot aan het kruis. Het doel is evenzeer hoog: de redding en heiliging van mensen met als ultiem perspectief het eeuwige leven. Wie toetreedt, gaat door het water van de doop heen om met Christus te sterven, in de hoop ook met Hem op te staan.

Alleen de mensenrechten
Waar deze accenten verdwijnen, verliest het christelijk geloof zijn urgentie. In plaats van ‘het leven der eeuwige zielen’ (Jan Luyken) houden we alleen de mensenrechten over. Ook de kerk verliest urgentie. In plaats van de kerk als heilsinstituut houden we de kerk als partner van maatschappelijke organisaties over. In de kerk gaat het over alles, maar niet over mijn ziel en zaligheid. Er is veel ‘wij’ maar weinig ‘gij’. Er zijn veel problemen en ook ik heb ze,  maar ik bèn het nooit en daarom hoef ik ook niet ‘opgelost’ te worden. Niet vreemd dat er om de kerk een sfeertje hangt van een leuk extraatje of een hobby. Het doet er ook niet zoveel toe of mensen er wel of niet naar toe gaan. Het gaat immers om het koninkrijk van God en dat speelt zich af midden in de wereld. Tegenover zoveel relativering staat het woord van Kierkegaard dat God ikken zoekt. Ikken die durven te staan voor God. Ikken die niet tevreden zijn met een scheutje religie maar die niets minder dan de eeuwigheid willen. Geen geloof van ouderlingen met platte petten die voor je deur staan

Voor alle duidelijkheid: het is niet de bedoeling om mensen voor de poort van de kathedraal te houden, door schrik bevangen kijkend naar de beelden van het laatste oordeel. Christendom is wat anders dan zwetende zielen in zaaltjes waar de godsdienst aan de hanenbalken hangt. Het is geen geloof van ouderlingen met platte petten die voor je deur staan. Het staat wezenlijk ver af van vette vingers van prelaten met smoezelige handeltjes. De thematiek van oordeel en gericht en van eeuwige zaligheid wordt alleen zuiver gespeld als je onder het tympaan de grote ruimte van de kathedraal ingaat, letterlijk of figuurlijk. Daar ben je in het domein waarin een plaats is voor heiligen en martelaren. Waarin het altaar je wijst op de Heer, die te tegemoet komt in brood en wijn, brood van de eeuwigheid en wijn van het koninkrijk. Dat is de kerk van de eeuwen. Toen die kerk verkruimelde in een handel in aflaten stak de wind van de Reformatie op. Die wind moest dan ook maar door de kathedraal heen waaien, om de lucht te zuiveren.

Wellicht is er met het badwater ook wel het kind weggegooid – daar hebben we het nog wel een keer over – maar de geschiedenis verloopt nooit genuanceerd. In de lege ruimte klonk een woord, recht op het hart. Een woord in de tijd en voor de eeuwigheid. Het gaat erom die ruimte weer te ontdekken. Benauwd kan het daar niet worden. Het doet recht aan het wezen van het christendom. Het doet ook recht aan diepe ondertonen in het menselijk hart die ten onrechte worden genegeerd en die node weer geraakt moeten worden.

Dr. A. J. Plaisier is missionair predikant in Apeldoorn. Van 2008 tot 2016 was hij scriba van de PKN.