Een scherpe blik op het moderne levensgevoel

Tomáš Halík, priester in de frontlinie van de moderniteit

Tomáš Halíkis een priester in de frontlinie van de moderniteit. Een man die eerst de druk van de communisten op de kerk in Tsjechië heeft gevoeld en daarna de zegeningen van het kapitalisme door zijn land zag stormen. Toen het land nog rood kleurde, moest hij in het geheim tot priester worden gewijd. Nadat het Westen en het geld omarmd waren, bleef er maar een kleine rest Tsjechen over die – toen het eindelijk weer mocht – nog zin hadden naar zijn kerk te komen.

Vanuit zijn ervaringen als pastor, en zijn deskundigheid (hij was zowel adviseur van paus Johannes Paulus II als van president Václav Havel) heeft hij een drietal boeken geschreven, over het geloof, de hoop en de liefde. Drie boeken die op zijn speciale verzoek ook in het Nederlands verschijnen – want hij is hier ook al eens geweest, en hij weet wat wij nodig hebben. En hij is iemand die van de kerk houdt, en van het dikke boek, midden in de kerk. Om hem heen raast de storm van de moderniteit, maar als het te erg wordt gaat Halík in een diepe warme stoel zitten en leest hij Martin Buber: ‘Martin Buber vertelde graag het verhaal van een verlichtingsgeleerde die een Rabijn zijn boeken vol verpletterende argumenten tegen G'd en het geloof opdrong (…).  De rabbijn woog die boeken (…) in zijn hand. Toen streelde hij zacht de Bijbel en met zijn blik op dat boek zei hij slechts: 'Maar misschien is het toch waar.’

In zijn eerste boek, Geduld met God, ging het over het geloof, en in zijn tweede boek, De nacht van de biechtvader, gaat het over de hoop. Paulus acht de liefde de meeste van de drie, en we spreken hem niet tegen, maar Tsjechië en ook Nederland zitten vooral toch ook te springen om de hoop. Leest u voorlopig maar één boek van deze man, lees dan maar dit boek. En komt u er niet aan toe het helemaal te lezen, lees dan het laatste hoofdstuk. Waarover zo meteen meer.

Bouwval
Eén van de goede dingen die Paus Benedictus de XVI heeft gedaan – naast, bijvoorbeeld, zijn prachtige drie boeken over Jezus schrijven – is deze man tot honorair prelaat van de Heilige Stoel benoemen. En al is hij dan nu professor, naast zijn eenvoudige priesterplaats – als kritische geest is hij wat naar de rand van de klerikale hiërarchie gedirigeerd – hij weet wat het is om in een bouwval te opereren, en vanuit het verlies. Hij ziet met een scherpe blik het moderne levensgevoel, zowel van de gelovige als de ongelovige medemens:

'Onze tijd is een post-optimistische tijd. Ik versta onder optimisme de overtuiging dat alles oké is, het naïeve vertrouwen dat iets ervoor zorgt dat het steeds beter wordt – dat voor zover we nu al niet in de “beste van de mogelijke werelden” leven, we spoedig in dat optimum zullen aankomen. Dat zaligmakende “iets” waarop het optimisme rekent, kan de vooruitgang van de wetenschap en techniek zijn, de macht van het menselijk verstand, revolutie, social engineering […]. Maar er bestaat ook een religieuze vorm van optimisme – het vertrouwen op een bovenwereldlijke regisseur die ons als een “Deus ex Machina” uit onze problemen sleurt, want wij hebben immers betrouwbare instrumenten (je moet “heel sterk geloven”) […] waarmee je hem kunt dwingen onze bestellingen foutloos uit te voeren.'

Maar Halík heeft gezien, in de Bijbel en in Tsjechië, dat het anders moet. Het moet via Pasen, via verlies, via ongeloof en via vertwijfeling: ‘Het geloof in de opstanding mag niet de tragiek van het menselijk leven in twijfel trekken. Het stelt ons niet in staat om de last van het geheim (inclusief het geheim van lijden en dood) uit de weg te gaan.

Dit is wat Halík wil doen, met dit boek: in een vervallen kerk, die nog door een kleine groep toehoorders wordt bezocht, door de bescheidenheid, de pijn en de verbijstering heen, tot een tweede adem komen. Een christendom dat de arrogantie van de macht, de constructies van de goedbedoelde redenering en het genadeloze oordeel achter zich laat, en dan geschrokken en bescheiden weer begint, met licht te zien aan het eind van de tunnel. Ongeveer zoals de Emmaüsgangers teleurgesteld hun geëxecuteerde held achter zich hadden laten hangen in Jeruzalem, en met een hoofd vol vragen naar huis gingen. Om daar bij een maaltijd plotseling de hoop terug te vinden. Waarna ze het weer samen mochten uitzoeken.

Zandbank
Wat Halík ook doet, is nederig bij de moderniteit in de leer gaan. Stelligheden hebben de kerk eeuwenlang overeind gehouden, maar hij denkt dat we ook nieuw bouwmateriaal nodig zullen hebben: ‘[De jezuïet Karl] Rahner wist goed […] dat alle theologische taal over God steeds inspiratie moet opdoen uit de traditie van de negatieve theologie. Deze taal moet zich daar laten corrigeren waar hij in de verleiding verkeert te vergeten dat hij zich alleen maar beweegt in het gebied van de analogische en metaforische taal; daar waar hij geneigd is te gemakkelijk de drempel van het ontoegankelijk licht van het geheim te overschrijden en in de zandbank van ideologie en banaliteit te belanden.’ Wie ondertussen precies wil weten hoe het met stellig taalgebruik mis kan gaan in de protestantse traditie, raadplege Macht van de Taal / de taal van de macht van dr. Lambert Wierenga. Maar dat terzijde. ‘Er zullen nog ergere schokken komen’

Zoals gezegd, lees Halíks boek, en voor wie het niet leest, die leze in elk geval het laatste hoofdstuk, getiteld Christendom van de tweede adem. Waarin Halík het paasgeheim, het verliezen om weer te kunnen vinden, nog een keer scherp samenvat. ‘Sören Kierkegaard […] benadrukte dat de mens in het geloof als individu tegenover God staat. In zijn eigen eenzaamheid doorleefde deze denker de paradox waarover Jezus sprak: God is als een herder die negenennegentig schapen alleen laat om het “ene verlorene” schaap te vinden, diens hart aanspreekt en het op zijn schouders neemt – en uit deze ervaring van “verloren zijn en opnieuw gevonden worden” iets schept wat hij niet kan scheppen uit die negenennegentig, die nooit verdwaald waren.’ En Halík, die toch een behoorlijk verval heeft meegemaakt in de kerk van Tsjechië, denkt dat de kerk niet gek moet kijken als ze klein wordt, en nog kleiner wordt. ‘Onze tijd is een tijd van schokken, en er zullen nog ergere komen. […] Het christelijk geloof is een hernieuwde daad van vertrouwen in zingeving, nadat we het totale vastlopen daarvan hebben beleefd. Het is geen simpele mechanische terugkeer tot het vroegere, maar het vereist moed om te vertrouwen, daar waar we terechtgekomen zijn aan de andere kant van de grens van het menselijk begrijpelijke en bevattelijke.’

 Halík gelooft dus niet in makkelijk of veilig, maar in door de leegte heen in de volheid stappen. Zoals de theoloog Willem Barnard schreef: ‘Het zaad sterft en het brood wordt gebroken. De planten en de dieren gaan voor de mensen uit, gaan voor de mensen geduldig de dood in. De mens kan niet leven tenzij anderen er eerder zijn geweest'. [1] En elders ‘Wij kunnen niet buiten het lichaam. Wij kunnen ook bij God niet buiten het lichaam. God wel bij ons! Zo gezien is het sterven een laatste beroep op, een totale overgave aan, God’. [2] Dit christendom vanuit een persoonlijk Pasen, waarbij de nederlaag en de leegte geaccepteerd worden om tot een nieuw begin te komen, dat is ook het verhaal van Halík. Hij zegt: ‘ Ook in het persoonlijk leven van een mens komt het waarlijk christelijke “paasgeloof” doorgaans pas aan het woord als herontdekt geloof, als geloof van de tweede adem. Eerst komt het tot een schok of verlies van het “oorspronkelijke geloof” – wat het geërfde christendom van de vaderen kan zijn, het product van opvoeding of aanvankelijke ijver’. En na dit verlies kan men dan, als de Emmaüsgangers, leeg op weg naar huis, iemand tegenkomen die als vanuit het niets het hele verhaal een nieuwe wending geeft, en dan ook direct weer vertrokken is.

‘Soms denk ik dat kinderen veel beter dan wij volwassenen in staat zijn zich parallel te bewegen in de verschillende dimensies van de werkelijkheid. […] Alleen wij denken dat de hele wereld voor het kind ten onder zou gaan als het zou zien dat niet Sinterklaas, maar de ouders de cadeautjes bij de schoen leggen. Alleen wij zijn zo dwaas om te denken dat de waarheid het één of het ander moet zijn […]. Als christenen moeten we op opnieuw contemplatie leren, de kunst van het innerlijke zwijgen, waarin God tot ons kan spreken door zijn unieke gebeurtenissen en door ons eigen leven’.

Dit boek komt precies op tijd, in deze schemerige fase van de geschiedenis van Europa.

N.a.v. Tomáš Halík, De nacht van de biechtvader – christelijk geloof in een tijd van onzekerheid. Boekencentrum. Zoetermeer, 2016 (2005), 192 blz., € 19,50.

M. van der Beek is een Rotterdamse dichter. Hij is poëzieredacteur van Liter, maakt poëziecommentaren voor de verzameluitgave Alle liederen van Willem Barnard en schreef tot nu toe vier gedichtenbundels, meest recentelijk Een ziektegeschiedenis (2010).

  1. Willem Barnard, Binnen de tijd, z.j. (1965), Uitgeverij Holland, Haarlem, p. 84.
  2. Willem Barnard, Een zon diep in de nacht, verzamelde dagboeken 1945-2005, uitgeverij Skandalon 2009, aantekening 17 oktober 1985, p.525.