Tijd om in rijker vaarwater te belanden
Hoe krijgen we de vis van het christelijk geloof nog in het schepnetje? Hoe vinden we als laat-Europeanen nog toegang tot de boodschap van het christendom? We hebben het er druk mee. We interpreteren en herinterpreteren. We slijpen onze hermeneutische messen nog maar eens aan de harde stenen van ons levensgevoel om een opening te forceren. Steeds opnieuw wordt de spanning opgevoerd als weer een nieuwe vertolking van het christelijk geloof het licht ziet: zal deze keer het verlossende woord klinken? Zal het ons helpen om te ontsnappen uit het bindgaren van de traditie om ons in de vrijheid te stellen van het echte christendom? Een christendom dat niet langer als een sfinx ons aanstaart, maar zich voegt naar onze diepste gedachten, meest verborgen intuïties of gewoon ons vertelt wat toch elk open-minded mens vermoedt.
Wij leven al enige eeuwen in de tijd waarin veel wordt verwacht van de interpretatie van het christelijk geloof. Niet voor niets is de hermeneutiek de belangrijkste wetenschap geworden in de theologie. Die behoefte aan interpretatie is goed te begrijpen. In een wereld die steeds verder op afstand komt van die van het klassieke christendom is het niet gemakkelijk het geloof van dat christendom te verbinden met het leven hier en nu. Het mes is ons aardig op de keel gezet door strenge wetenschap en het levensgevoel helpt ons ook niet om contact te houden met de boodschap van de kerk.
Wat heb je dan begenadigde vertolkers nodig die je helpen de afstand te overbruggen. Die taal vinden die raakt, concepten die ons weer vertrouwd doen raken met het christelijk geloof, theologische vertogen die de verkondiging van de kerk aannemelijk maken. De hermeneutiek, de kunst van de vertolking, moet dan helpen. De theologie werd vooral hermeneutische theologie en die theologie werd belangrijker dan ooit. In een bepaald opzicht hebben we zelfs de eeuwen van de theologie meegemaakt.
Daar is niets op tegen. Integendeel, zonder interpretatie geen geloof en zonder theologie die daarbij helpt geen inzicht. We zitten rond de vuurtjes en warmen ons aan een voor ons geslaagde interpretatie. Toch lijken die vuurtjes steeds weer uit te gaan. Er lijken steeds minder mensen omheen te zitten. Het zijn vooral protestanten die in de as poken om het vuur weer aan te wakkeren. Tot ze naar huis gaan: het lukt niet meer, het is uit, koud.
Ik voel me boven dit alles geenszins verheven, integendeel, ik maak er onderdeel van uit en verblijd mij over weer een inspirerend boek dat me opnieuw zicht geeft op het geloof. Toch denk ik dat de eeuwen van de interpretatie en de hermeneutische theologie aan het voorbijgaan zijn. In het licht daarvan plaats ik de volgende kanttekeningen.
Verlossing
In de eerste plaats bedenk ik dat het christendom in de wereld gekomen is als een verlossings-geloof. Temidden van de religieuze en filosofische overtuigingen presenteerde het christelijk geloof zich met een transparante verkondiging. Een verkondiging die de weg opent naar het heil. Het brandpunt van deze verkondiging is Jezus Christus, de Verlosser, de Heiland. Die verlossing horen we terug in het credo waar gesproken wordt over ‘vergeving van zonden, opstanding van het lichaam en eeuwig leven’. Niet voor niets werd je, als je tot geloof kwam, gedoopt. De doop is een verlossings-doop. Natuurlijk vraagt dit alles om begrip, verstaan, zo je wilt: interpretatie. Zonder licht, innerlijk licht, geen geloof, geen bekering en dus ook geen verlossing. Maar om die verlossing ging het. Om behoud. Om te ontkomen aan verlorenheid en tevergeefsheid. Daarom liet je je dopen. Christen word je voor het eeuwige leven, zo horen we Augustinus keer op keer zeggen. Zonder de idee van heil en verlossing is het vroege christendom niet te begrijpen.
Feitelijkheid
In de tweede plaats: het christendom is op een of andere manier verbonden geweest met een werkelijkheid, een vorm van feitelijkheid zelfs, hoeveel misverstand zo’n term ook kan oproepen. ‘We hebben gezien en gehoord en getast’, zo getuigt een apostel. Geen droge feitelijkheid. Geen formule. Het christelijk geloof is niet als een slogan in de wereld gekomen. Op verschillende plaatsen in het Nieuwe Testament komen we wel shorthand formules tegen. Ze drijven boven en komen uit de diepte van de werkelijkheid waar het geloof zich op richt. Om er een paar te noemen uit een en dezelfde brief: ‘Christus is Heer’ (1 Kor. 12:3), ‘Er is één God de Vader, uit wie alles is ontstaan en voor wie wij zijn bestemd, en één Heer, Jezus Christus, door wie alles bestaat en door wie wij leven’ (1 Kor. 8:6), ‘Christus is voor onze zonden gestorven zoals in de Schriften staat, hij is begraven en op de derde dag opgewekt, zoals in de Schriften staat’ (1 Kor. 15:3).
Het zijn uitspraken die uit eenzelfde diepe ondergrond opkomen en daar ook weer heen leiden. Het geloof is eerder een be-amen, een in vrijheid aanvaarden van een werkelijkheid, dan een interpretatie. Mijn ultieme troost is niet een interpretatie maar een werkelijkheid, de werkelijkheid van Christus die zich voor mij heeft gegeven, en aan wie ik mij vrijwillig toevertrouw. Het christendom is niet een eindeloos rondpompen van woorden, het is geen taalspel, het bestaat niet uit het bellenblazen van mooie symbolen. Het is betrokken op de Rock of Ages, op déze rots, waarop de kerk is verrezen en waarop ik als gelovige ben gebouwd. Het verdicht zich tot een ‘dit is het lichaam voor jou’, waarop ik gelovig de knieën buig en in eerbied ontvang.
Praktijk
In de derde plaats: het christendom is in de wereld gekomen als een praktijk. We lezen dat de eerste christenen met elkaar een gemeenschap vormden in bidden en het breken van het brood. Christen-zijn betekent een leven met God, een leven ook in gemeenschap met elkaar. Dat leven wordt gevoed en gevormd door praktijken. Denk aan de eredienst, aan vasten en bidden, aan het verzorgen van zieken, het delen van kleding en voedsel, aan het verlenen van gastvrijheid. Deze praktijken geven aan dat het geloof om beoefening vraagt, om een doen. In het doen openbaart zich de waarheid ervan. Die praktijk kan zelfs de ultieme vorm aannemen van het martelaarschap: omdat ik als christen spreek en doe, moet ik mijn geloof betalen met mijn leven.We moeten weer leren bidden
en mediteren
Wie zal de zegeningen kunnen tellen die de diverse interpretaties hebben gegeven? Hoeveel begenadigde vertolkers hebben mensen in de afgelopen eeuwen ingewijd in het christendom en het van een vreemd, afstandelijk verhaal tot mijn verhaal voor mijn leven gemaakt? En toch: als alle kaarten op de interpretatie gezet worden, zal het vuur op den duur een strovuur blijken te zijn. Ik geloof dat het christendom op deze weg doodbloedt. Het is daarom de tijd om in rijker vaarwater terecht te komen. Ik noem enkele daarvan:
- Het vaarwater van de liturgie, de aanbidding en de lofprijzing. De kerk is geen gehoorzaal waar met veel kunst- en vliegwerk nog net iets van de lading van het christendom in de schuurtjes van ons leven wordt geleid. Het is een plaats van verering, en dus ook van toewijding. Welke vorm die aanbidding en lofprijzing zullen hebben, is vers twee, al denk ik dat de lichamelijke component meer ruimte moet krijgen om toch weer niet in een vorm van alleen maar interpretatie-geloof terecht te komen.
- Het vaarwater van devotie. Mensen schreeuwen om spiritualiteit. We moeten weer leren bidden en mediteren. We zijn al die woorden die het christendom min of meer aanvaardbaar moeten maken, zat. We willen Christus ontdekken, ook in de weg naar binnen, om ons in zijn licht te verheugen. Dat vereist oude en nieuwe vormen, die erom vragen beoefend te worden.
- Het vaarwater van de doop. De doop dan niet als thema van eindeloos getouwtrek en alweer interpretatie (hoeveel verbondstheologie wordt er soms bijgeleverd) maar als een daad, een ‘doop tot bekering’, waar ik me steeds weer door gestempeld weet. De doop is inlijving in het lichaam van Christus, aan wie ik voortaan toebehoor. Dat voorkomt dat ik van Hem een ‘grote geest’ maak, waar ik nog net in mijn geest van wat binnen weet te halen.
- Het vaarwater van het sacrament van brood en wijn. Ik weet het niet, ik voel het niet, ik heb het niet, maar ik mag weer brood en wijn ontvangen en in geloof aannemen, en zo verbonden worden met het lichaam en bloed van de Heer. Niet met een schim, maar met zijn lichaam. Met Hemzelf. Hij is er, in zijn oneindige goedheid, en ik mag Hem tot mij nemen.
- Het vaarwater van de Geest, die waait waarheen hij wil. Ik geef toe, er is momenteel een run op bepaalde geestesgaven, die wel erg worden uitgelicht. De Geest werkt over een breed spectrum en heeft veel gaven. Anderzijds: de Geest is te veel een ander woord voor mijn geest geworden en daarom is het misschien nu de tijd voor het werk van de Geest dat ook wat met lichaam (tongentaal, genezing), emotie (tranen, diepe vreugde) en verbeelding (visioenen, beelden) doet.
- Het vaarwater van vormen van gezamenlijk leven, zoals ze overigens al gepraktiseerd worden. De kerkelijke gemeente is een zorgende gemeenschap en op een of andere manier is dat nu weer duidelijker onder het stof vandaan aan het komen.
Het huidige protestantisme zit wat mij betreft in de gevarenzone. Er is echter geen reden om aan te nemen dat het daarin gevangen zit. Ik ga niet gelijk schreeuwen dat alles overhoop gegooid moet worden of dat het tijd is voor een paradigmashift. Protestanten zijn de gelovigen van de interpretatie. Dat is hun eer. Er branden nog genoeg vuurtjes. Die horende gelovige, met zijn binnenwereld, met zijn wat intellectualistische tik – wie er niet van houdt, moet zich er niet mee bemoeien. Die boekenlezers, goed geïnformeerd, cultureel meer dan gemiddeld ontwikkeld, laat ze blijven.Het theologische tijdperk is aan het voorbijgaan
Maar laat ze ook begrijpen dat ze binnen de christenheid een minderheid zijn, misschien wel een verdwijnende minderheid, zeker in de liberale gestalte. Ik schat in dat het meer orthodoxe protestantisme in potentie meer in huis heeft voor een ‘doorstart’. Het zal zich dan wel moeten openstellen voor het grote huis van het christendom. Voor katholieken met hun eerbied voor de hostie. Voor oosters-orthodoxen en hun liturgie. Voor pinkstergelovigen en hun ervaring van de Geest. Het zal dan geen allergie moeten hebben voor die stromingen en dat vaarwater dan hierboven in schets is aangegeven. Ander vrees ik de zachte dood.
Ik denk dat de hausse aan interpretatie-theologie wat over is. Nog niet kwantitatief, maar dat is schijn die bedriegt. De theologie is bezig andere wegen te zoeken. En zelfs kan de stelling gewaagd worden dat het theologische tijdperk zelf aan het voorbijgaan is. Het zal als winst meegaan, de toekomst in. Maar niet alle tijden in de kerk zijn theologische tijden. Ze is tenslotte al die tijd, ook in de hoogtijdagen, maar een dienstmaagd geweest. Die rol van dienstmaagd zal wellicht wat bescheidener zijn. Het gaat om verschuivingen, soms onmerkbaar. Het kan helpen dat te constateren, om voldoende souplesse te hebben mee te gaan in de weg die de Geest met de kerk gaat.
Dr. A. J. Plaisier is missionair predikant in Apeldoorn. Van 2008 tot 2016 was hij scriba van de PKN.