Redactioneel

‘Hij valt soms wat tegen, maar dat ligt aan zijn tijd.’ Deze woorden schreef de bekende literatuurhistoricus Frits van der Meer ooit over Augustinus. Het is in de eeuwen na Augustinus zo gebleven: ook christenen zijn kinderen van hun tijd. Dat kan situaties opleveren waar je je achteraf over schaamt. Maar soms is de gedachte dat het evangelie in elke cultuur met andere woorden en andere beelden opnieuw kan klinken, juist enorm inspirerend.

Verschillende artikelen in dit nummer raken aan dit thema. Klaas van der Zwaag bespreekt de nieuwe romans van Franca Treur en Jan Siebelink. De christelijke wereld die in hun boeken wordt beschreven zal de meeste gelovigen niet met trots vervullen. Hier is de tragiek van de uitverkiezing (Graafland) in vol bedrijf. De vraag naar de zekerheid van het geloof kan verwoestend uitwerken. Het lijkt vergezocht om ook hier een verband te vermoeden tussen het tijdsgewricht waarin de gereformeerde uitverkiezingsleer zijn vorm kreeg en de inhoud van de verkiezingsleer. Toch zou het kunnen. De vader van alle ingenieurs, Simon Stevin, leefde in dezelfde tijd als Arminius en Gomarus. Stevin leerde ons voor het eerst het praktische succes van de wiskunde, de nieuwe wetenschap die onze zekere (gewisse) kennis geeft. Maar wiskundige zekerheid verschaft maar beperkte toegang tot het mysterie van de verkiezing.

Theoloog Gert-Jan Roest geeft ons een inleiding in wat hij in zijn proefschrift heeft ontdekt over de contextualisatie van het evangelie. Ook hij geeft voorbeelden van hoe er zand in de wielen kan komen als buitenbijbelse begrippen gebruikt worden om bijbelse grondwoorden te verstaan. Vergeldende rechtvaardigheid is een nuttig begrip in het strafrecht, maar doet geen recht aan de rijkdom van Gods vergeving. Ondertussen heeft Roest wel degelijk oog voor de noodzaak om het evangelie te betrekken op de vragen van de tijd. Die benadering kan dankbaar gebruikmaken van de rijkdom van de bijbelse taal en de christelijke traditie. Wie in staat is vergeving in relationele metaforen te duiden, kan er bovendien gemakkelijker met zijn collega’s over praten. Roest schrijft op een aanstekelijke manier over het christelijk geloof: op een complexe manier verbonden met de vragen van de tijd en met lange lijnen in de christelijke traditie. Wie het werk van de Amerikaanse schrijfster Marilynne Robinson kent, weet dat ook vanuit dit perspectief romans zijn te schrijven.

Een van de belangrijkste aanpassingen van het christelijke geloof aan de tijd heeft te maken met de dominantie van het woord boven het beeld. In de afsluiting van de jaarserie ‘Thuis in ballingschap’ wordt dit gegeven gebruikt om te laten zien dat we zonder de techniek van het geschreven woord andere mensen zouden zijn. Met techniek zijn we als mens verweven, vroeger en nu. Met de om zich heen grijpende digitale revolutie zijn we niet gemakkelijk klaar. Gelukkig laat kunstpedagoog Jan Veldman zien dat hier op valt af te dingen: de christenen aan het begin van de jaartelling beleden hun geloof ook met symbolen en niet alleen met woorden. Veldman laat de vraag onbeantwoord of we nu nog steeds in staat zijn om ons geloof te belijden in beelden en niet met woorden. Die vraag is het overdenken waard.

In dit laatste nummer van deze jaargang nemen we afscheid van Bart Wallet. Vanaf 2004 was hij lid van de redactie, waarvan 7 jaar als hoofdredacteur. Hij heeft in ons blad belangrijke thema’s op de kaart gezet: de jaarserie over ironie in 2005, de Angelsaksische theologie in meerdere interviews en vragen rond secularisatie en de verhouding kerk en Israël. Aan deze veelgevraagde en inmiddels veelgelezen historicus heeft Wapenveld veel te danken. Zijn aanwezigheid in de redactie was ons een groot genoegen.