Beelden spreken hun eigen taal

Over liturgie en christelijke kunst

Rond de jaarwisseling van 2015 naar 2016 stond ik met enkele geïnteresseerde vrienden in de Nieuwe Kerk te Amsterdam. Op dat moment was daar een tentoonstelling georganiseerd over ‘Rome – de droom van keizer Constantijn ­ kunstschatten uit de Eeuwige stad’. Bij één vitrine met ‘vergulde bodems van drinkglazen’ ontspon zich tussen onze vrien­den een gesprek.

De discussie én deze gebroken stukjes glas prikkelden mijn nieuwsgierigheid, bovenal omdat de tentoonstellingsgegevens ons over de achterliggende betekenis in het ongewisse lieten, alsook de headphones met de vriendelijke toelichting van de priester en kunsthistoricus dr. Antoine Bodar. Thuisgekomen raadpleegde ik de meest recente catalogus vroegchristelijke kunst: Credo, Paderborn 2013 [1]. Maar ook die hield het vaag en neutraal. De vragen bleven. Waarom zijn zulke brokken glas met een gouden ‘laagje’ de moeite van het tentoonstellen waard? Welke plek of functie hadden deze glazen rondjes in de wereld van het vroege christendom?

Na enig zoeken vielen de puzzelstukjes in elkaar. Van de Romeinen uit de klassieke Oudheid weten we dat zij vele vormen van glasbewerking kenden. Opgravingsvondsten bewijzen dat. Glasmakers in Alexandrië maakten van de 1e eeuw voor tot de 4e eeuw na Christus – dat is ongeveer de gehele periode van het keizerrijk – drinkbekers met in de bodem ingesmolten goudfolie, waarvan er nog zeer vele over zijn [2]. Ook in Rome, Keulen en Trier zijn vele resten van zulk glaswerk teruggevonden. Men neemt aan dat ook daar in werkplaatsen vergelijkbare glazen bekers werden gemaakt.

Een glazen beker maakte men toen door het glas in een mal te gieten of met een buis te blazen. Wanneer de schaal of beker gereed was, plakte men een voorstelling, uit goudfolie geknipt of weggesneden, tegen de bodem; waarschijnlijk aan de buitenkant. Daarna werd over deze gouden laag weer een laagje glas gesmolten, zodat het goudfolie geheel in het glas opgenomen werd. Deze glazen waren natuurlijk kostbaar en werden dan ook alleen voor bijzondere gelegenheden op bestelling of in serie gemaakt, zoals bij een huwelijk of een jubileum. Er zijn van deze glasbodems honderden exemplaren teruggevonden, met zowel seculiere als religieuze thema’s, ontleend aan de ideeënwereld van het heiden-, christen- en jodendom.

De vragen die ons rond de vitrine in de Nieuwe Kerk bezighielden, gingen echter niet alleen over de herkomst of productiewijze, maar vooral over de functie en betekenis van deze glasbodems voor christenen. Waren de drinkbekers wel voor gewoon gebruik bestemd? Gezien de kostbare uitvoering lag dat niet voor de hand. Ook de vroegchristelijke thematiek trok onze aandacht: hoofden van Paulus en Petrus symmetrisch naar elkaar gewend. Van dit type zijn er zeer veel bewaard. Verder veel reddingsscènes uit het Oude en Nieuwe Testament, zoals het offer van Abraham, de opwekking van Lazarus en Christus aan het kruis. Waarvoor diende zo’n drinkglas met kostbare voorstelling?

Amateurs
De teruggevonden glasbodems zijn vaak behoorlijk gehavend; de zijkanten bevat scherpe puntjes, die doen vermoeden dat de glazen niet zomaar tijdens het gebruik gebroken waren en weggegooid. Alle glas lijkt rondom min of meer ‘netjes’ weggebroken of afgeknipt. Het rondje is dan het enige dat over is. De meerderheid van deze nog bestaande glasbodems, stammen uit de 4e eeuw, uit een werkplaats te Rome. Dat is globaal genomen de tijd van Constantijn de Grote tot Theodosius de Grote, wanneer de christelijke kerk naar buiten kon treden. De glasvoeten zijn afkomstig uit de onderaardse gangen, de catacomben waar eeuwenlang doden in wandnissen werden bijgezet. Daar was een bijzondere relatie te ontdekken: de glasvoeten en de grafplaten functioneerden in eenzelfde context. Alleen christenen zouden dit geheimschrift begrijpen

Wanneer de overledene een christen was, kreeg hij of zij op de afsluitende grafplaat behalve enkele tekstregels vaak een beeldend motief mee. Vooral in de eeuwen van de geloofsvervolgingen tot ca. 310 na Christus leek het wel alsof de gelovige christenen door middel van deze motieven aan elkaar getuigenis gaven. De tekstregels waren dus niet zo maar geformuleerd, mooi of teder. Het waren vaak geen vaklui, maar amateurs, laten we zeggen de vaders of gemeenteleden die voor de geliefde dode hun uiterste best hadden gedaan, om met weinig kosten de letters en het beeldende motief in het marmer aan te brengen. Het toegevoegde ‘plaatje’ en de tekstregels spraken een geheel nieuwe taal: het was de expressie van een nieuwe worldview. Een mensfiguur met opgeheven handen (orante), twee duifjes (levensbeginsel), een klimopblad (eeuwig leven) of een paar apart geplaatste letters (XP: Christos). Dit leek wel geheimschrift. Alleen christenen zouden begrijpen: hier ligt óók een christen, die wacht op de wederkomst van de Heer.

Het beeld was dus niet zomaar een plaatje, maar een drager van een diepzinnige betekenis, die we hierna nodig zullen hebben om de glasvoeten te interpreteren. Worldview wordt dus niet alleen door middel van tekst overgedragen. Hier vormen beeld en tekst een eenheid. Een goed verstaander had maar een half woord nodig; de gelovige christen begreep het. Christenen die vanwege hun belijdenis de dood waren ingegaan, martelaren dus, kregen jaarlijks speciale aandacht. Hun sterven, anders gezegd: hun geboortedag in het eeuwige leven, de dies natalis, werd jaarlijks gevierd [3]. Het was de gewoonte dat de verjaardagsgasten brood en wijn meenamen om dit moment van herdenken en bezinnen te vieren. Ook de viering bij het martelaarsgraf (het gedachtenismaal) wordt – in de ontstaansgeschiedenis van de vroege kerk – gezien als een oorsprong van de huidige Avondmaalspraktijk, naast het bevel van Christus aan het Laatste Avondmaal. Op deze plaatsen werden rondom de grafplaten de glasvoeten met goudfolie, of de afdrukken ervan, in de specie gevonden. [4]

Grafrovers
Het vermoeden bestaat dat grafrovers – veelal christenen in de Middeleeuwen op zoek naar relikwieën – met het wegbreken van de grafplaten en het stelen van de botten, ook deze glazen uitbikten [5]. De glasbodems zijn meegenomen, de opstaande kanten – voor zover nog aanwezig – zijn daarbij verloren gegaan. Soms is met een mes de glasbodem gesplitst om de goudfolie te bemachtigen. In hoeverre deze glazen zijn gebruikt voor de Avondmaalspraktijk of de eucharistie is onbekend, maar het is wel aannemelijk. De vakliteratuur zwijgt erover.

Vanuit iconologisch perspectief is het verhaal echter nog niet uit. In die tijd werd glas, evenals edelsteen en edelmetaal, zeer gewaardeerd. Het vervaardigen en bewerken was echter een stuk eenvoudiger. Evenwel, bekers gemaakt uit helder glas waren vaak heel kostbaar. Keizer Nero (37-68 na Christus) betaalde 6.000 sesteria (ongeveer € 175.000) voor twee transparante glazen bekers [6]. Alleen van paus Zephyrinus († 217) is bekend dat hij een glazen schaal voor het brood in de eucharistie voorschreef [7], terwijl kort daarna Urbanus I rond 225 voorschreef dat liturgisch vaatwerk van zilver moest zijn. Zephyrinus was ook de kerkleider die tussen 198 en 217 aan diaken Callistus de opdracht gaf om onder de Via Appia catacomben aan te leggen.

Maar nu die aangebrachte voorstelling. Zo’n kostbare drinkbeker werd waarschijnlijk op bestelling geleverd. Iedere werkplaats had zijn specialiteit en produceerde veel bekers met een haast identiek gouden ‘plaatje’. Dat heeft onderzoekers tot de gedachte gebracht dat zulke bekers dus voor het dagelijkse gebruik bedoeld waren. Maar wie wil nu zijn wijn drinken en vervolgens steeds de ernstige koppen van Petrus en Paulus gewaarworden? Over de aan te brengen goudfolie werd natuurlijk nagedacht. Heidenen hebben uit een totaal ander beeldrepertoire geput dan christenen dat deden. Op het plechtige ogenblik van de dies natalis, bij het martelaarsgraf, waar wijn werd gedronken, hoorde een passende beker met een zinrijke voorstelling [8]. De christenen vierden niet zomaar een feestje maar herdachten de martelaar, die niet dood was maar nu eeuwig leefde; die allang in de hemel was door de goddelijke kracht van Christus. Dan zijn alle reddingsscènes uit het Oude en Nieuwe Testament geschikt. Vooral van ‘de opwekking van Lazarus’, voor deze gelegenheid een geschikt thema, zijn nog vele glasvoeten bewaard gebleven. Ze vierden niet zomaar een feestje maar herdachten de martelaar 

Wanneer in een parochiekerk een kostbare beker voor de Avondmaalsbediening aangeschaft werd, wist men heel goed wat het meest passende beeld zou moeten zijn, dat na het drinken door de wijn heen moest opdoemen. Want liturgie is een betekenisrijke handeling, om iets uit te beelden dat niet met woorden gezegd kan worden. Het is dus niet toevallig dat vooral van het thema ‘Abraham offert Izak’ nog vele glasvoeten zijn bewaard. Van de kruisdood van ‘Christus op Golgotha’ zijn maar enkele voorbeelden over. Dit veronderstelt dus naast kunsthistorische ook meer dan enige exegetische kennis.

De opwekking van Lazarus, het offer van Abraham of het kruislijden van Christus zijn visuele preekjes, uiterst korte geloofsbelijdenissen van christenen uit de 4e eeuw. De christelijke kerk belijdt nu nog steeds: ‘Ik voor u, daar gij anders de eeuwige dood had moeten sterven.’ (Het protestantse Avondmaalsformulier) en ‘God zal zichzelf een lam ten brandoffer  voorzien, mijn zoon.’ (Genesis 22:8) Deze verbinding tussen het Oude en Nieuwe Testament is gelukkig nog in de meeste tradities van de christelijke kerk bewaard gebleven.

Niet voor de limonade
Mijn hypothese is nu: zulke glasvoeten met een specifieke christelijke of joodse voorstelling in goudfolio zijn niet voor het dagelijkse gebruik bedoeld (niet geschikt voor de limonade), omdat ze te kostbaar waren én te rijk aan betekenis, maar ten behoeve van een liturgische setting. De gelovige Avondmaalganger (zowel in de catacombe als in de parochiekerk) blikte dóór de wijn heen en zág (ter versterking van zijn zwakke geloof) het getuigenis van het goddelijke Woord en voorbeelden van standvastigheid. Dat verklaart ook de andere religieuze thema’s, zoals de populariteit van het Petrus-Paulusbeeld (zie voetnoot 3). Maar bezien vanuit een beleden en beleefd christelijke geloof, loopt de interpretatie een andere kant op. [9] Zo staat rondom het beeld van het offer van Abraham: ‘(pie) zeses, ‘cum tuis’, ‘hilaris’ en ‘spes’. (Drink en leef/ met alle verwanten/ vreugde/hoop). Deze formulering was in het heidendom in allerlei varianten gangbaar en is nu in een vroegchristelijke setting terechtgekomen [10].

Moeten we deze taal net als de ‘onbeholpen behouwen’ grafplaten duiden als een onbedoelde clash in de worldviews? Immers, Abraham in de hoogste geloofsaanvechting laat zich voor ons besef slecht combineren met de gedachte aan wijn en het toeroepen van ‘Op je gezondheid!’ De beker met deze voet kan dus niet bedoeld zijn voor een vrolijk feestje met de vrienden, of als een souvenir uit een massaproductie. Het tafereel dat onder de wijn opdoemt, is niet grappig maar ernstig11. Het beeld van Abraham en de achter of onder het bloed van Christus (de wijn) tevoorschijn komende woorden sporen aan tot een vreugdevol belijden. De betekende zaak is de toegezegde verlossing in gemeenschap der gelovigen, volgens de woorden uit Hebreeën 11:17: ‘Door het geloof  heeft  Abraham,  als  hij  verzocht werd, Izak geofferd.’

In de combinatie van beeld en tekst valt dus op dat de beeldontwikkeling (qua christelijke belijdenis) voorop gaat en de tekstregels zich in een trager tempo van hun heidense connotatie vrijmaakten.12 Het beeld functioneerde in de liturgie rond het begraven eerst als een teken of symbool voor ingewijden, later konden toegevoegde teksten zonder gevaar dezelfde belijdenis talig onderstrepen. Om te kunnen volgen hoe de christenen uitdrukking gaven aan wat ze beleden, is er dus eerst (en meer) aandacht voor de ontwikkeling van het beeld gewenst.

De interpretatie en combinatie van de gegevens uit de artefacten, de liturgische praktijken uit de vroege kerk en de exegetische traditie maken duidelijk waaróm een vitrine en een catalogus op informatieniveau tekortschieten: de voorbereidingscommissie wilde neutraal blijven. Alleen voor degene die nog in deze geloofstraditie staat en daarin is geworteld, is deze duiding navolgbaar. Of, om de filosoof Hans-Georg Gadamer na te spreken, het gaat om de Kongenialität des Aufnehmenden. [13] Men besefte dat ook de symboliek van het beeld ertoe deed

In de vroege kerk kwam men gaandeweg tot trefzekerder vormen en taal, die nu nog spreken en ons inspireren. De glasvoeten vertellen ons dat er vanaf de 3e eeuw al een krachtige verbinding tussen belijden en expressie is geweest, voordat in de kerken de monumentale mozaïekkunst werd toegepast. Men besefte dat voor vele gelovigen naast de letters ook de symboliek van het beeld ertoe deed. Daar kunnen we vanuit de protestantse traditie nog wat van leren.


Dr. J. Veldman is kunstpedagoog en docent oude geschiedenis aan Driestar-educatief te Gouda. Hij studeerde kunstonderwijs te ‘s-Gravenhage, kunstgeschiedenis te Leiden en promoveerde in de kunstfilosofie en -didactiek te Gießen in Duitsland.

 

  1. Stiegemann Chr., Kroker M., Walter, W. (red) (2013). Credo. Christianisierung Europas im Mittelalter. Band II, uitgave Michael Imhoff Verlag, Petersberg (2013).
  2. Stutzinger, D. (red) (1984) Spätantike und frühes Christentum. Uitgave: Beck und Boll Frankfurt am Main, (1984). p.209.
  3. Het vergulde glas met Petrus en Paulus wordt door Stiegemann, c.s. (2013) p.83. met de Dies natalis van Paulus en Petrus in verband gebracht
  4. ‚das im Rahmen des Projekts der renovatio urbis am Dies natalis der zwei Kirchenfürsten eben jene concordia apostolorum feierte‘.
  5. Daniel Thomas Howells (2015). A Catalogue of the late Antique Gold Glass in the British Museum. p.4.
  6. ‘In der Gegend der Mahle fand man auch das berühmte Goldglas, in welchem die Ansicht des Tempels zu Jerusalem enthalten war. Es war noch am Grabe befestigt.’ Schmid, G. (1908) Das Unterirdische Rom: Erinnerungsblätter eines Katakombenfreundes. Verlag der Preßvereins-Buchhandlung, Brixen (1908).
  7. http://www.scientias.nl/romeinen-recycleden-glas/ (Stand: 5 juni 2016).
  8. Stuart J. Fleming (1999) Roman Glass. Reflections on cultural change, Pennsylvania Press (1999). p.95.
  9. Cooley (2012) stelt zelfs: ‘It is now clear that the flaks with their inscriptions firmly belong in a burial context’ in: Alison E. Cooley The Cambridge Manual of Latin Epigraphy. Cambridge 2012, p. 110.
  10. Andrew Simsky; gold glasses from the Vatican museum. http://asimsky.livejournal.com/7005.html. (Stand: 5 juni 2016).
  11. Cooley (2012), p.110.
  12. Zie ook: ‘De typologie van het offer van Isaäc’ in: Daniélou, J. (1993) Sacramentum futuri. Studie over de wortels van de bijbelse typologie, Baarn 1993, p.117 ev.
  13. Cooley (2012), p. 228. ‘…the development of a distinct Christian epigraphic culture did not occur as soon as individuals started to be converted to the new faith’ en p.229: ‘…but rather that both secular and religious epigraphic practices evolved at the same time.’
  14. De uitlegger (Aufnehmende) kan zich niet zomaar tegenover het onderwerp opstellen en er dan van uitgaan dat de zaak hem wel volledig duidelijk zal worden. Bij geesteswetenschappelijke thema’s is er een dieper begrip vereist, een verstandhouding (Kongenialität) met het thema; een gemeenschappelijke verstaanshorizon. Gadamer H-G. Gesammelte Werke, Band VIII, p.112.