Spreken over redding en verzoening in een seculiere cultuur

Op zoek naar ruimte voor andere accenten

Het goede nieuws van en over Jezus heeft me op jonge leeftijd geraakt en in beweging gezet. Ik proefde iets wat ik anderen ook gunde. Dat is gelukkig nog zo. Wel is mijn reflectie op het proces van missionaire communicatie verdiept. Na kort werkzaam te zijn geweest in de telecommunicatie en medische techniek heb ik vier en een half jaar in Rusland gewoond om zendingswerk te doen, drie jaar in de VS voor studie, en twee jaar in Zwitser­land voor werk. Gedurende deze tijd ontdekte ik dat de cultuur een (vaak) onbewuste invloed heeft op hoe we denken, hoe we naar de wereld kijken en hoe we de Bijbel lezen.

Toen ik in 2002 in Amsterdam begon met gemeentestichting nam ik deze lessen mee; ik begon me steeds meer af te vragen hoe we over het evangelie kunnen spreken in de westerse context. Door mijn ervaring met zoekers in Amsterdam en mijn promotiestudie ben ik tot de conclusie gekomen dat het cruciaal is dat de kerk het evangelie anders leert te verwoorden in de seculiere, postmoderne, en post-Christendom context. [1] Een hernieuwde contextualisatie helpt mensen om het goede nieuws over Jezus Christus in hun eigen taal te horen. Een onderdeel van het spreken over het evangelie is het spreken over redding. Ik denk dat we in onze westerse context minder op een juridische manier over schuld zouden moeten spreken en meer over de verlossing van schaamte en machteloosheid. Ik heb gemerkt dat deze gedachtegang een tweeledige reactie oproept. Sommigen ervaren het als bevrijdend. Anderen ervaren het als diep problematisch: Is er – bijbels en theologisch gezien – wel ruimte voor andere accenten? Geven we niet het hart van het evangelie op als we minder nadruk leggen op juridische schuld?

Waar de eerste reactie vooral gevoed wordt door de herkenning dat voor veel mensen vandaag de dag schaamte een grotere rol speelt dan schuld, wordt de tweede vooral ingegeven door bijbelse en theologische overtuigingen. In dit artikel wil ik daarom twee dingen doen. Ten eerste wil ik laten zien hoe ik tot de overtuiging ben gekomen dat er bijbels en theologisch wel ruimte is voor andere accenten in de evangelieverkondiging. Ik benoem drie verschuivingen in mijn denken die mij tot deze conclusie hebben gebracht. Ten tweede wil ik aangeven waarom het belangrijk is om vandaag de dag andere accenten te zetten en welke.

Nieuwe realiteit
Een eerste verschuiving in mijn denken betrof de vraag wat het evangelie eigenlijk is. In veel evangelie-presentaties lijkt persoonlijke redding het hart van het evangelie te zijn. Tim Keller, aan wie ik veel gehad heb, zegt vaak: ‘Het evangelie is dat je weliswaar zondiger bent dan je ooit dacht, maar dat je tegelijk meer geliefd en aanvaard bent door God dan je ooit durfde te dromen.’ Nu kan het zo zijn dat dit gewoon een voorbeeld is van een verstandige prediker die het dogma scheef trekt (Noordmans), maar ik heb gemerkt dat voor veel theologen ‘persoonlijke redding’ het hart van het evangelie is. Dat is echter niet zo. Jezus Christus zelf is het hart van het evangelie. De oudste samenvatting van het evangelie in de Bijbel (1 Kor. 15:3-5) laat zien dat het evangelie het verhaal is van Jezus’ leven, sterven, en opstanding [2] als climax van het verhaal van God met Israël (vandaar: zoals in de Schriften staat) om deze wereld te redden (vandaar: voor onze zonden). Het hart van het evangelie is de nu levende persoon Jezus Christus en de redding (of: het koninkrijk) die de God van Israël (de Schepper van de wereld) door Hem brengt. De redding waar het hier over gaat is veel breder dan persoonlijke redding alleen. Het is een nieuwe realiteit die doorbreekt en zo breed is als het koninkrijk, zo breed als de vernieuwing van de hele schepping. Mensen worden opgeroepen om dit goede nieuws te omarmen (geloof en bekering) en als ze dat doen gaan ze participeren in dit koninkrijk en ervaren ze de verzoening met God (redding). De planeet van persoonlijke redding draait om de zon van Christus en het koninkrijk dat hij brengt, niet andersom. [3]

Door mijn studie van Colin Gunton is mijn verstaan van de incarnatie verschoven. Gunton staat in de lijn van T.F. Torrance en Karl Barth en gaat terug naar de kerkvaders Ireneüs en Athanasius. In hun verstaan is de incarnatie niet slechts een verbinding tussen God en één mens, maar tussen God en de mensheid. De Zoon is ‘vlees’ geworden, deel geworden van ons menselijke netwerk. En dat deel worden was geen punt in de tijd maar omvatte het hele proces van ontvangenis tot hemelvaart, waarin de Zoon door de kracht van de Geest het menselijke vlees tot gehoorzaamheid bracht, en de mensheid terugbracht naar de Vader. Deze benadering van de incarnatie geeft een net iets andere kleur aan ons verstaan van redding en verzoening. De incarnatie zelf (met als climax kruisdood en opstanding) is reddend en verzoenend. Door de incarnatie is de levensverbinding tussen God en mensheid hersteld. De mensheid is in Christus gestorven en verzoend: ‘Het is God die door Christus de wereld met zich heeft verzoend: hij heeft de wereld haar overtredingen niet aangerekend.’(2 Kor. 5:19). In Jezus Christus zijn God en de mensheid verzoenend met elkaar verbonden. [4] Alsof je om een diamant heen loopt

De verschillende metaforen die in de Bijbel worden gebruikt om de verzoening te beschrijven (b.v. de metafoor van de overwinning, het offer, rechtvaardiging, vrijkoping, etc.) zijn als dieptepeilingen om Gods mysterie (Christus) te kennen en te bewonderen. [5] Het is alsof je om een diamant heen loopt waarbij het licht in een veelheid van kleuren uitwaaiert. Er zijn verschillende metaforen nodig om al die kleuren te bewonderen. Wat de Vader, Zoon, en Geest doen in het mysterie van de incarnatie is van één kant bekeken een overwinning op kwade machten; van een andere kant bekeken een totale opofferende zelfovergave in liefde; maar ook een totale vergeving van schuld, vrijspraak van oordeel, en rechtzetten van relaties tussen God en mensen; ook een vrijkoping van slaven en een adoptie tot kinderen, etc. ‘Hoe onuitputtelijk zijn Gods rijkdom, wijsheid en kennis, hoe ondoorgrondelijk zijn oordelen en hoe onbegrijpelijk zijn wegen.’ (Rom. 11:33).

Een derde verschuiving in mijn denken deed zich voor toen ik begon te reflecteren op de rol van de context in ons verstaan van de verzoening. Wie naar de laatste tweeduizend jaar kijkt, ziet dat er in verschillende perioden andere accenten zijn in de verzoeningsleer. De bekende studie van Gustav Aulén heeft veel theologen bewust gemaakt van de rol die het Christus Victor-model speelde in de eerste duizend jaar van de christelijke kerk (de verzoening als overwinning). [6] De christelijke traditie is op dit punt veel rijker dan ik vroeger dacht. De Reformatie heeft ons een verdiept verstaan gegeven van de verzoening als rechtvaardiging, maar om de lengte, breedte, hoogte en diepte van Gods mysterie te kennen hebben we het volle getuigenis van de Schrift nodig.

Eer en schaamte
Nu is de spannende vraag of verschillende accenten in de benadering van de verzoening slechts te herleiden zijn naar een beter of minder goed verstaan van de Bijbel (een betere exegese, waar in de Reformatie veel aandacht voor was), of dat er óók contextuele redenen zijn waarom bepaalde metaforen als bevrijdend naar voren springen. Zou het zo kunnen zijn dat in de tijd van de Reformatie mensen meer met schuldgevoelens worstelden dan in andere perioden van de geschiedenis (vergelijk ook het succes van de aflaathandel)? Ja. [7] Dat wil niet zeggen dat in onze tijd de schuldvraag niet meer speelt, noch dat als mensen een vraag niet stellen wij er in de evangelieverkondiging niet over zouden moeten spreken.

Maar het betekent wel dat het legitiem is om na te denken over de accenten die nodig zijn in verschillende contexten. Ons verstaan van redding wordt gevormd door ons verstaan van de Bijbel, maar onze context kleurt de bril waardoor we de Bijbel lezen. Met die bril zien we bepaalde dingen scherper, maar raken we ook blind voor andere aspecten. Het is bijvoorbeeld fascinerend om te ontdekken hoezeer westerse theologen blind zijn (geweest?) voor de rol van eer en schaamte in de Bijbel. [8] Ook zendelingen naar andere culturen hebben steeds weer ontdekt dat de verzoening gerelateerd moet worden aan de diepe vragen van mensen in die context. [9] Het evangelie klinkt niet tijdloos en universeel maar contextueel: het is de vrijheid van de verkondiger om de Jood een Jood te worden en de Griek een Griek. Hoe kom je de aanbidding op het spoor in een seculiere cultuur?

Deze drie verschuivingen in mijn denken laten zien hoe ik tot de overtuiging ben gekomen dat er bijbels en theologisch ruimte is voor andere accenten in de evangelieverkondiging. Maar welke accenten zijn vandaag nodig? In mijn promotieonderzoek heb ik een model ontwikkeld om vanuit het evangelie de context te lezen. Dit model kijkt naar de context door drie lenzen: de lens van aanbidding, de lens van het koninkrijk, en de lens van levensstijl. Het voert nu te ver om dit uit de doeken te doen, maar ik wil wel kort stilstaan bij de lens van aanbidding.

Hoe kom je de aanbidding op het spoor in een immanente en seculiere cultuur, een cultuur die geen religieuze cultuur is maar eerder een economische cultuur? Het werk van de Amerikaanse filosoof James Smith is hier behulpzaam omdat hij, teruggaande op Augustinus, laat zien dat we liturgische mensen zijn waarbij onze diepe verlangens gestuurd worden door beelden van het goede leven. [10] Afgoderij betekent dat onze verlangens niet worden gestuurd door beelden van Jezus Christus en het koninkrijk, maar door andere beelden. Zoals Wittgenstein zei: ‘A picture held us captive.’ Legitieme verlangens ontsporen in dit proces.

Het zoekproces naar afgoderij in de westerse context is daarom zo belangrijk omdat het enerzijds laat zien welke beelden verhinderen dat we het licht van het evangelie zien, de luister van Christus die het beeld van God is (2 Kor. 4:4), en anderzijds waar de diepe verlangens liggen die legitiem zijn. Door mijn studie van Hendrikus Berkhof, Colin Gunton en Charles Taylor (vooral zijn boek Een seculiere tijd) ben ik tot de conclusie gekomen dat er drie clusters van beelden ons gevangen houden. Ten eerste beelden van menselijke macht; ten tweede beelden van autonomie en zelfvervulling; ten derde beelden van veiligheid en welzijn. Dus diepe verlangens naar macht, vrijheid, en welzijn/veiligheid sturen onze westerse cultuur. Maar doordat we immanente beelden gebruiken worden we blind voor de God en Vader van onze Heer Jezus Christus. Dit geeft paradoxale tendensen van macht grijpen en machteloosheid, van eer zoeken en schaamte ervaren, van welzijn zoeken en hopeloosheid ervaren. En te midden van dit alles worden we blind voor Jezus Christus, die het licht is van de wereld. 

Weerloze overmacht
Onze fixatie op menselijke kracht verblindt ons voor de God in ons midden die spreekt en leidt, een God die werkt vanuit ‘weerloze overmacht’ (Berkhof), en leidt vanuit de kracht van het kruis. Onze fixatie op autonomie en zelfvervulling verblindt ons voor de God die ons in onze schaamte omarmt, ons eert als zijn kinderen, en uitnodigt in het feest van zijn koninkrijk. Onze fixatie op welzijn en veiligheid verblindt ons voor de God die voor ons zorgt (zelfs door de dood heen) en ons uitnodigt om te participeren in het avontuur van de missie van zijn Zoon om jezelf te geven voor het welzijn van anderen.

Zoeken naar nieuwe accenten in het spreken over de verzoening is niet een poging om moeilijke aspecten van het evangelie te vermijden, maar een poging om direct te spreken tot de afgoderij in onze context. Welke verzoeningsmodellen lichten op in onze westerse context? Het verlangen naar macht wordt het meest aangesproken door het model van de verzoening als overwinning. [11] Het verlangen naar autonomie en zelfvervulling door het model van de verzoening als erende gastvrijheid. [12] Het verlangen naar welzijn en veiligheid door de verzoening als offer. [13] Als de reddende kant van het evangelie op deze manier verwoord wordt en – minstens zo belangrijk – belichaamd wordt in een biddende, gastvrije, en dienende gemeenschap, zal iets van het licht van Jezus zichtbaar en tastbaar worden.

Zoals gezegd betekent het mysterie van de incarnatie ook een rechtzetten van relaties tussen God en mensen, een totale vergeving van schuld en een vrijspraak van oordeel. Maar het is belangrijk dat we niet op een verkeerde manier beïnvloed worden door het westerse en Romeinse verstaan van recht. Het is natuurlijk logisch dat we westerse en Romeinse begrippen gebruiken als we het evangelie uitleggen, omdat dit de context is waarin we leven. Maar we moeten alert blijven op de cruciale verschillen. Vrouwe Justitia heeft een onpartijdige rechtspraak die misschien het beste omschreven kan worden als ‘fairness’ met een principe van vergelding. De straf is proportioneel aan het vergrijp. We zien deze ‘fairness’ ook in de manier waarop we de westerse economie en de vrije markt organiseren. [14] Met ‘fairness’ is natuurlijk niets mis. Het is beter dan corruptie. Maar het reflecteert niet de overvloed aan genade waarmee God met ons en onze wereld omgaat. Dit is dan ook het gevaar van de populaire verwoording van verzoening door voldoening, waarbij het zo voorgesteld wordt dat of jijzelf betaalt voor de schuld van elke zonde die je hebt bedreven, of Christus betaalt in jouw plaats. De logica van vergelding is niet zo onbegrijpelijk

Deze manier van verwoorden maakt vergeldende rechtvaardigheid de bottomline en niet genade. Het is een soort fairness en logica die we kunnen begrijpen, maar die ons niet doet neervallen met de woorden ‘hoe ondoorgrondelijk zijn Gods oordelen en hoe onbegrijpelijk zijn wegen.’ De logica van vergelding is niet zo onbegrijpelijk voor ons mensen. Voor Anselmus is de satisfactio die Christus brengt juist de manier waarop God afscheid kan nemen van dit systeem van vergelding. [15] In de incarnatie is God trouw aan zijn verbond met Abraham om deze wereld te zegenen.

Doordat Jezus de mensheid weer met de Vader verbindt wordt de wereld rechtgezet en tegelijker tijd gaan alle menselijke noties van vergelding en rechtvaardigheid aan diggelen: ‘Want God ben ik en geen mens, ik ben in jullie midden, ik ben heilig, ik zal niet meer in woede ontsteken.’ (Hosea 11:9). Deze bottomline van genade (van de Vader door de Zoon) zorgt ervoor dat wij niet met straf en vergelding te maken krijgen. Als wij erop vertrouwen (geloof) dat God in zijn trouw zelf de wereld rechtzet, zet deze waarheid ons vrij en kunnen we eindelijk uit het systeem stappen van het beschuldigen en veroordelen van anderen en het rechtvaardigen van onszelf.

Zwarte onderkant
In gesprekken met niet-christenen heb ik gemerkt dat het makkelijker is om eerst over gemeenschappelijke schuld te spreken voordat het gaat over individuele schuld. De manier waarop wij onze samenlevingen opbouwen is altijd volgens een pikorde. In de westerse context bouwen wij onze samenleving rond menselijke macht, zelfontplooiing, welzijn en veiligheid. Aan dit soort samenlevingen zit echter altijd een zwarte onderkant van overheersing, uitsluiting, en het maken van slachtoffers. Deze dynamiek kan ook christelijke kerken en instituten doortrekken. Wij rechtvaardigen dit door een wij-zij-denken, maar Jezus’ lijden en sterven ontmaskert onze vijandigheid. Veel mensen voelen wel iets aan van deze dynamiek. We zijn ons namelijk best bewust van de zelfgerichtheid bij politici, banken, grote bedrijven en christelijke leiders.

We realiseren ons vaak wel (vaag) dat problemen in de ecologie en niet-westerse wereld een relatie hebben met de manier waarop wij als rijke landen opereren. Maar we kunnen niet alleen naar anderen wijzen. Ieder van ons maakt deel uit van dit systeem. Ieder van ons blijkt te kampen met een ego dat zichzelf in het centrum plaatst. Hoe groot dat probleem is ontdekken we echter pas in het licht van wat Jezus doet. Zowel joden als heidenen willen hem dood hebben en tonen daarmee zowel hun vijandigheid naar een onschuldig medemens als hun diepe verzet tegen Gods liefde. Maar in plaats van te reageren door ons onze schuld betaald te zetten, komt Jezus na zijn opstanding met een boodschap van vergeving. ‘Hoe ondoorgrondelijk zijn Gods oordelen, en hoe onbegrijpelijk zijn wegen.’

In de kerk is vaak over vergeving gesproken in de zin van betaling. Als de buurjongen een bal door mijn ruit schiet (terwijl ik niet verzekerd ben) en ik zeg dat ik het hem vergeef, dan moet ik het zelf betalen. Dit is niet per se verkeerd maar wel beperkt. Betaling is een externe transactie, terwijl de diepste worsteling met vergeving op relationeel niveau zit. Als iemand door een partner diep gekwetst is en ze wil (na de scheiding) die partner vergeven, dan moet ze wel zelf de pijn en de kosten dragen maar we spreken daar zelden over alsof zij dan de emotionele kosten moet betalen. Een boodschap die we mogen leren belichamen

Vergeving wordt gemakkelijker begrepen door primair relationele metaforen te gebruiken en slechts secundair juridische metaforen. Dr. Robert Enright van het International Forgiveness Institute beschrijft interpersoonlijke vergeving op deze manier: ‘a willingness to abandon one’s right to resentment, negative judgment, and indifferent behavior toward one who unjustly injured us, while fostering the undeserved qualities of compassion, generosity, and even love toward him or her.’ [16] Dat is hoe God met ons omgaat! Na zijn opstanding gaat Jezus in het midden van zijn leerlingen staan en zegt: ‘Ik wens jullie vrede!’ Hij verbergt de wonden niet die hij opgelopen heeft: ‘Hij toonde hun zijn handen en zijn zijde.’ Maar hij bevestigt dat hij komt met compassie, vrijgevigheid en liefde: ‘Nog eens zei Jezus: “Ik wens jullie vrede!”’ Het is een boodschap waarin we ons mogen verblijden en een boodschap die we mogen doorgeven. Maar – en dat is minstens zo belangrijk – het is een boodschap die we mogen leren belichamen: ‘Zoals de Vader mij heeft uitgezonden, zo zend ik jullie uit.’ (Joh. 20:19-21). Dan spréken we niet alleen over verzoening in een seculiere cultuur – dan belichamen we die ook.

Dr. G.J. Roest promoveerde in 2016 aan de VU op een proefschrift over het evangelie in de westerse context. Hij werkte 15 jaar als evangelist en voorganger van Via Nova te Amsterdam, waar hij dit jaar afscheid nam. Hij is ook docent in de Master Missionaire Gemeente aan de theologische universiteit te Kampen.

 

  1. De publicatie van mijn promotiestudie “The Gospel in the Western context: A missiological reading of Christology in dialogue with Hendrikus Berkhof and Colin Gunton” (VU; 2016) zal pas in 2018 plaats vinden. De Theologische Universiteit te Kampen en Apeldoorn hebben wel een aantal exemplaren die gebruikt zijn bij de verdediging.
  2. Naar het ‘leven’ van Jezus wordt verwezen met de naam ‘Christus’. De eerste helft van de canonieke evangeliën beschrijven het leven van Jezus dat uitloopt op de belijdenis ‘U bent de Messias (Christus)’ (Mat. 16:16; Marc. 8:29; Luc. 9:20; Joh. 11:27). Deze ‘Christus’ gaat sterven en opstaan. John Dickson, The Best Kept Secret of Christian Mission: Promoting the Gospel with More Than Our Lips (Grand Rapids: Zondervan, 2010), 118.
  3. Voor toegankelijke introducties op dit thema, zie: Scot McKnight, The King Jesus Gospel: The Original Good News Revisited (Grand Rapids: Zondervan, 2011); N.T. Wright, How God became King: The forgotten Story of the Gospels (New York: HarperCollins Publishers, 2012).
  4. Dit impliceert geen alverzoening, want hoewel de vader in de gelijkenis van Jezus de jongste zoon al had vergeven voordat hij terugkeerde, kon die zoon alleen participeren in de herstelde relatie door terug te keren. Daarom stuurt Christus gezanten die de oproep doen: “Namens Christus vragen wij: laat U met God verzoenen” (2 Kor. 5:20).
  5. Voor meer over de rol van metaforen in de theologie: Colin E. Gunton, The Actuality of Atonement: A Study of Metaphor, Rationality and the Christian Tradition (London: T&T Clark, 1988).
  6. Gustav Aulén, Christus Victor: An Historical Study of the Three Main Types of the Idea of Atonement (Eugene: Wipf and Stock, 2003).
  7. Voor een overzicht van de relatie tussen diepe vragen in verschillende perioden van de kerkgeschiedenis en de accenten in de verzoeningsleer, zie: Paul Fiddes, Past Event and Present Salvation: The Christian Idea of Atonement (Louisville: Westminster/John Knox Press, 1989), 3-13.
  8. Voor een introductie, zie: Bruce J. Malina, The New Testament World: Insights from Cultural Anthropology, Third Edition, Revised and Expanded (Louisville: Westminster John Knox Press, 2001).
  9. Voor een inspirerend verhaal van een zendeling in Japan die worstelde met het verwoorden van het evangelie in een schaamte-cultuur, zie: Joel B. Green, Mark. D. Baker, Recovering the Scandal of the Cross: Atonement in New Testament & Contemporary Contexts (Downers Grove, InterVarsity Press, 2000), 153-170.
  10. James K. A. Smith, Desiring the Kingdom: Worship, Worldview, and Cultural Formation (Grand Rapids: Baker Academics, 2009). James K. A. Smith, Imagining the Kingdom: How Worship Works (Grand Rapids: Baker Academic, 2013).
  11. Zie: Gunton, The Actuality of Atonement, 53-82; H. Berkhof, Christus en de machten (Nijkerk: G.F. Callenbach bv, 1953).
  12. Zie: Hans Boersma, Violence, Hospitality, and the Cross: Reappropriating the Atonement Tradition (Grand Rapids: Baker Academic, 2004).
  13. Zie: Hans Burger, “Voorbij de offerkritiek,” in: Hans Burger en Reinier Sonneveld (red.), Cruciaal, 51-65; Gunton, The Actuality of Atonement, 115-142.
  14. Darrin W. Snyder Belousek, Atonement, Justice, Peace: The Message of the Cross and the Mission of the Church (Grand Rapids: William B. Eerdmans, 2012), 27.
  15. Gunton, The Actuality of Atonement, 90.
  16. http://www.mindgarden.com/95-enright-forgiveness-inventory.