Een gênante aangelegenheid

Woorden als werelden

De Zuid-Afrikaanse dichteres Ingrid Jonker (1933 – 1965) liet een bescheiden, maar zeer waardevol oeuvre van drie dichtbundels (waarvan de laatste, ‘Kantelson’, in 1966 postuum verscheen), één toneelstuk en enkele prozafragmenten na. Haar naam is levend gebleven doordat Nelson Mandela bij zijn inauguratie tot president van Zuid-Afrika in 1994 haar gedicht ‘Die kind wat doodgeskiet is deur soldate by Nyanga’ voorlas. Dat het gedicht ingewikkelder is dan vrijwel de gehele wereld meende en minder geschikt voor een politieke boodschap dan de adviserende secretaris van Nelson Mandela dacht, is een ander verhaal.

Het werk van de Zuid-Afrikaan André Brink (1935 – 2015) is in vergelijking met dat van Jonker zeer omvangrijk: romans, reisverslagen, toneelstukken, fotoboeken, essays en vele vertalingen uit het Engels, het Frans en het Nederlands. Brink ontwikkelde zich vooral tijdens zijn jaren als hoogleraar aan de Universiteit van Kaapstad tot een autoriteit op het gebied van de literatuurwetenschap. Hij was bevriend met een groot aantal vooraanstaande schrijvers van over de hele wereld.

Toen Ingrid Jonker en André Brink elkaar in april 1963 in Kaapstad ontmoetten, waren ze literair gezien nog elkaars gelijken. Brink doceerde in Grahamstown (Oost-Kaap) en schreef in een razend tempo aan zijn romans en reisverhalen; Ingrid Jonker had allerlei kleine baantjes en publiceerde in 1963 haar tweede bundel Rook en Oker. Deze bundel werd bekroond met de prijs van de Afrikaanse Pers-Boekhandel.

De eerste ontmoeting van Brink en Jonker leidde tot een razende verliefdheid. Dat hij getrouwd was en enkele maanden daarvoor een zoontje had gekregen vormde voor Brink geen beletsel om met Ingrid Jonker een seksuele relatie te beginnen. Jonker had een dochtertje uit een eerder huwelijk en was nog half-en-half de geliefde van de schrijver Jack Cope. De verliefdheid was overweldigend, maar het was duidelijk dat er ondeugdelijke, immorele kanten zaten aan deze relatie. Brink moest constant leugens verzinnen om het dubbelleven vol te houden. Omdat hij in Grahamstown woonde, vaak in Potchefstroom bij zijn ouders vertoefde en Ingrid Jonker in Kaapstad verbleef, waren de geliefden op de telefoon, en vooral op de discretie van de brief aangewezen om hun liefde voor elkaar te verwoorden. 

Niet waard
Op enkele brieven na (die zich in het archief van Gerrit Komrij in Portugal bevinden) is de briefwisseling tussen Brink en Jonker uit de periode april 1963 tot april 1965 eerst in het Afrikaans en vorig jaar ook in Nederlandse vertaling verschenen. De correspondentie brak af toen de relatie al stuk was. Brink meldde dat hij met de toneelspeelster Salomi Louw had geslapen. Deze onthulling was een klap in het gezicht van de psychisch zeer labiele Ingrid Jonker. Drie maanden later maakte de van al haar zekerheden beroofde vrouw een eind aan haar leven in het water van Drieankerbaai in Kaapstad. In haar gedichten had zij al gepreludeerd op verdrinking als gekozen levenseinde. Wie liefheeft, krijgt een dunne huid. Ingrid Jonker had zich tegenover Brink zeer kwetsbaar gemaakt. Zij hunkerde naar seksualiteit, maar meer nog naar veiligheid, echte liefde, trouw en geborgenheid. Brink had een obsessief verlangen naar seksualiteit. De conclusie moet luiden dat Brink de innerlijke rijkdom van Ingrid Jonker niet waard was.

André Brink maakte met een carbonnetje doorslagen van zijn brieven aan de geliefde Ingrid Jonker die hij als de echte, de ware vrouw in zijn leven beschouwde. Hij hield tijdens het schrijven blijkbaar al rekening met de mogelijkheid dat de brieven later gepubliceerd zouden worden. Ingrid Jonker had maar één doel voor ogen bij het schrijven van haar brieven: zo eerlijk mogelijk, inclusief een gevoel van schuld naar Brinks vrouw, haar emoties en verlangens onder woorden te brengen. De brieven van Brink lijken spontaan, maar ze ontmaskeren zichzelf door de letterlijke herhaling van erotische details. Die details zijn om misselijk van te worden. De brieven zijn gestileerde monologen en bestaan op de keper beschouwd uit decorstukken. Bovendien bevat iedere brief van André Brink ettelijke citaten uit de wereldliteratuur, zodat zijn epistels op een tentamen literaire kennis beginnen te lijken. De talrijke, naar de eigen situatie der geliefden vertaalde citaten uit de Bijbel hebben bovendien de functie dat ze Brinks bijbelkennis aantonen en tegelijk laten zien dat hij zich mijlenver van het geloof heeft verwijderd. 

Wraakactie
Zeer opmerkelijk is het feit dat Wilhelm Liebenberg, destijds collega van Brink in Grahamstown, in 1993 een sleutelroman over het erotische leven van Brink schreef: As die nood hoog is. Liebenberg had een goede reden voor deze publicatie, die in wezen een wraakactie was. Brink was namelijk een verhouding begonnen met Liebenbergs verloofde. Zelden of nooit wordt de roman van Liebenberg in artikelen over André Brink genoemd. Dat is jammer, omdat de roman het liefdesleven van Brink zo concreet benoemt dat iedere lezer van Liebenbergs sleutelroman bij het lezen van Brinks romans aan de persiflage, respectievelijk parodie terugdenkt en het gevoel krijgt dat Brink hem/haar bij de neus neemt. Van deze ontmaskering kan Brink zich maar moeilijk herstellen. Dat herstel is zeker niet zichtbaar in de brieven die Brink aan Jonker schreef. Dat de brave Nederlandse recensenten zich door Brink om de tuin laten leiden, vindt zijn oorzaak in de huiver om onethisch gedrag als zodanig te benoemen en aan de geringe kennis van de context der Zuid-Afrikaanse letterkunde.

Om twee redenen is deze briefwisseling van belang. De eerste reden ligt in het inzicht dat de brieven verschaffen in de sprankelende, creatieve geest van Ingrid Jonker. De tweede reden is het beeld dat de brieven over en weer verschaffen van het benauwende literaire leven in Zuid-Afrika, vooral van de coterie of kliek van Afrikaner schrijvers in Kaapstad en omgeving. Maar welke Nederlandse lezer begrijpt de achtergrond van de op schrijvers en titels gerichte briefuitingen? De lezer van deze brieven is niet de geadresseerde

Het lezen van deze brieven, bovenal het lezen van Brinks brieven, is een gênante aangelegenheid. Ze zijn zo intiem in het benoemen van de geslachtsgemeenschap en de delen van Ingrid Jonkers lichaam dat deze liefdesuitingen in de brieven veilig opgeborgen hadden moeten blijven. De lezer van deze brieven is niet de geadresseerde. In wezen wordt met het openbaar maken van dergelijke intieme brieven het briefgeheim geschonden. Wanneer we in aanmerking nemen dat Brink de brieven al tijdens het schrijven had voorbestemd voor publicatie, doet hij Ingrid Jonker groot onrecht aan. Wie de strategie van André Brink doorziet, zal het vervolgens opvallen dat Brink in zijn geëxalteerde liefdesbetuigingen steeds opnieuw dezelfde woorden gebruikt.

Wat bezielt een uitgever om zoiets te publiceren? Naast het fundamentele bezwaar tegen het openbaren, dus het te grabbel gooien van hoogstpersoonlijke liefdeservaringen, geldt een andere, reeds genoemde kritische noot de zeer vele verwijzingen naar schrijvers en beeldend kunstenaars in het Zuid-Afrika van toen. De belangrijke dichters Van Wyk Louw en Dirk Opperman komen bijvoorbeeld vaak ter sprake. In Nederland kent maar een piepkleine groep mensen hun werk. Mocht het tot een tweede druk van deze brieven komen, dan is veel meer commentaar een bittere noodzaak.

Ingrid Jonker & André Brink, Vlam in de sneeuw. Liefdesbrieven. Uit het Afrikaans vertaald door Karina van Santen, Rob van der Veer en Martine Vosmaer. Uitgeverij Podium, Amsterdam 2016. Gebonden, met leeslint, 536 blz., prijs 34,90 euro. IBSN 978 90 5759 775 6.

Dr. J. Ester studeerde Duits, Afrikaans en theologie in Amsterdam (UvA) en was lange tijd universitair docent in Nijmegen. Hij is medewerker van enkele dagbladen.