Redactioneel

In mijn boekenkast staat een mooi gedenkboek ter gelegenheid van 75 jaar Vrije Universiteit. Het staat vol met verhalen over een wereld die voorbij is. Neem het diner op donderdag 21 oktober 1880 in de bovenzaal van Artis, ter gelegenheid van de opening van de VU. Nee, dit was geen wereldsche disch, doch een eenvoudige maaltijd met slechts één wijnsoort. Maar ik lees ook: ‘De eenvoud van de maaltijd belet niet dat er veel getoast wordt.’ De disgenoten waren zich bewust van het belang van hun samenzijn. Een telegram werd verstuurd aan koning Willem III, dat door zijn adjudant werd beantwoord om 8 uur 54 met heilwensen voor de nieuwe universiteit.

Ondanks de eenvoud van de maaltijd zijn de pretenties van de jonge universiteit hemelhoog. Later zou Abraham Kuyper het oorsprongsmoment van de calvinistische wetenschap terugvoeren op het ontzet van de stad Leiden in 1574. Dankzij de schenking van de Leidse academie door de Staten van Holland heeft het calvinisme kunnen bijdragen aan de bloei van de wetenschap. Sterker nog, zonder het calvinisme is onze westerse wetenschap ondenkbaar. Voor Kuyper was het geen vraag of het christelijk geloof ook inhoudelijk richting wijst in de wetenschap.

Wij weten nu wel beter. Er zijn hooguit christenen in de wetenschap. Christelijke wetenschap bestaat niet. Maar zoals wel vaker kun je zomaar het kind met het badwater weggooien. Wetenschappers die denken dat ze zich niet hoeven te verhouden tot zingevingsvragen komen vroeg of laat van een koude kermis thuis. In dit nummer van Wapenveld maakt architect Hans Teerds ons deelgenoot van zijn ontdekking dat architectuur ‘een politiek geladen instrumentarium is om de wereld mee vorm te geven’.

Teerds is recent gepromoveerd op een studie waarin hij de filosofe Hannah Arendt verbindt met het vakgebied van de architectuur. Dat blijkt een gelukkige greep te zijn. Volgens Arendt vormen de dingen die wij mensen maken een brug tussen generaties. Dat is omdat ze vaak een lange duur hebben; ze zijn er nog steeds als hun bouwers er al niet meer zijn. Dat geldt natuurlijk bij uitstek voor gebouwen, al denkt Arendt zelf in de eerste plaats aan kunstwerken.

Een parallelle lijn die Teerds trekt, heeft met gemeenschap te maken. De dingen van lange duur geven vorm aan de publieke ruimte. Architectuur verbindt ons met de wereld, met de gemeenschap in ruimte en tijd. Hij spreekt in dit verband zelfs van een ethische horizon in het werk van architecten. Als voorbeeld noemt hij de zogeheten gated communities in de VS, ommuurde en sterk beveiligde woonwijken. Hierdoor houden we niet alleen criminelen, maar ook de mensen met een kleinere beurs buiten de deur. We ontmoeten alleen soortgenoten.

Teerds’ analyse blijft natuurlijk ver bij Kuyperiaanse pretenties vandaan. Maar hij ageert krachtig tegen een puur functionele benadering van architectuur. Onze samenleving heeft architectuur nodig die ons laat thuiskomen in de wereld en ons helpt om goed te leven.

Sensitiviteit voor onze leefruimte is niet alleen besteed aan architecten. Ook dichters en fotografen zien om zich heen dingen die anderen niet zien. In dit nummer vindt u de eerste aflevering van de rubriek Miniatuur, een unieke samenwerking van onze huisfotograaf Niek Stam en de dichter Menno van der Beek.

En zo is er meer in dit nummer wat opvalt. Ik noem alleen nog het gesprek met Igor Cornelissen. Het interview-duo Oevermans en De Jong is opnieuw een bijzondere Nederlander op het spoor gekomen. Cornelissen was gedurende tien jaar trotskist; kom daar tegenwoordig nog eens om. Hij vertelt ons over vergeten communistische leiders uit de vorige eeuw als Gerben Wagenaar, Henk Gortzak en Paul de Groot. Inmiddels kan hij het allemaal relativeren, maar zijn engagement is niet verdwenen.