Geroepen tot weerbaarheid of gedoemd tot kwetsbaarheid?
De strijd om de democratie. Essays over democratische zelfverdediging
Boom uitgevers, Amsterdam 2018
ISBN 978 90 2441 163 4, 200 pagina’s, €29,90
Eind 2015 verscheen het proefschrift van Bastiaan Rijpkema, getiteld Weerbare democratie. De grenzen van democratische tolerantie. De weerbare democratie wil een oplossing bieden voor de ‘democratische paradox’, namelijk dat de democratie zichzelf, met een bij meerderheid genomen besluit, kan afschaffen. Een weerbare democratie moet zichzelf beschermen tegen antidemocratische krachten. Deze thematiek raakt aan het jaarthema van Wapenveld: hoeveel geduld mag een democratie hebben met antidemocratische partijen, wanneer houdt het geduld op en wat is de rechtvaardiging daarvan?
Deze vraag wordt steeds belangrijker, nu we in Europa te maken hebben met twee bewegingen, namelijk de opkomst van het rechts-populisme enerzijds en de toenemende invloed van salafistische bewegingen anderzijds. In het boek De strijd om de democratie – Essays over democratische zelfverdediging, een bundel van elf essays over de weerbare democratie, wordt nadrukkelijk op deze twee ontwikkelingen ingegaan. Want het concept van de ‘weerbare democratie’ veronderstelt niet alleen dat de democratie de beste staatsvorm is, maar ook dat een democratie verdedigd moet worden indien bepaalde waarden bedreigd worden door antidemocratische krachten. In het geval van het rechts-populisme kan een te grote invloed van aan deze stroming verwante politieke partijen ertoe leiden dat democratische waarden zoals de gelijkwaardigheid van mensen en de godsdienstvrijheid, in het bijzonder van moslims, in het gedrang komen. De groei en toenemende invloed van salafistische organisaties kan er mogelijkerwijs voor zorgen dat andersgelovigen, vrouwen of homoseksuelen geen aanspraak kunnen maken op rechten en vrijheden.
Indien een democratie zich zal verweren tegen antidemocratische krachten, is er het gevaar dat zij valt in haar eigen zwaard. Ter bescherming van bepaalde democratische waarden kunnen de rechten en vrijheden van minderheden worden miskend. Stel dat de Nederlandse overheid besluit om een salafistische organisatie te verbieden, omdat zij standpunten verdedigt die haaks staan op onze democratie en de integratie in de Nederlandse cultuur niet bevordert, wordt er dan nog recht gedaan aan andere rechten, zoals de vrijheid van godsdienst en van vereniging? Ofwel: zijn we geroepen om de Nederlandse rechtsstaat in haar huidige vorm te verdedigen, of staan we kwetsbaar tegenover krachten die deze waarden ondermijnen?
De strijd om de democratie bestaat uit drie delen: Grondslagen, Europa en Religie. Met name het deel over grondslagen bevat interessante bijdragen over verschillende theoretici van de weerbare democratie, zoals Claude Lefort, Carl Schmitt, Hannah Arendt en Gustav Radbruch. Daarmee wil de bundel bijdragen aan de huidige discussie over weerbare democratie. Daarin is het boek zeker geslaagd, waarbij ik de bijdragen van Gelijn Molier, Bart Verheijen en Gelijn Molier leerzaam vond, met originele invalshoeken. Opvallend is dat dit deel wel ingaat op de vraag wat de kern van een democratie is, maar niet op wezenlijke voorvragen, namelijk waarom een democratie het waard is om beschermd te worden en zo ja, welke waarden van de democratische rechtsstaat nu onopgeefbaar zijn.
Gemiste kans
Een gemiste kans is ook het feit dat slechts in één bijdrage fundamentele kritiek wordt geleverd op het concept ‘weerbare democratie’. Dit betreft de bijdrage van Jasper Doomen, die zijn scherpe kritiek ook weet te onderbouwen. Daarnaast plaatsen Molier en Patrick van Schie kanttekeningen bij het idee van weerbare democratie. De bundel had qua inhoud nóg interessanter kunnen zijn als aan auteurs de ruimte was geboden om wezenlijke kanttekeningen te plaatsen bij het idee van de weerbare democratie. Immers, er is principiële kritiek te leveren op het concept weerbare democratie, met name hoe deze zich verhoudt tot de rechten van minderheden en de vrijheid van godsdienst en van meningsuiting.
Dit wreekt zich vooral bij het laatste deel – dat overigens in plaats van Religie beter de titel Islam of Salafisme had kunnen krijgen. Het bestaat uit bijdragen van David Suurland, Dirk Verhofstadt en Paul Cliteur. Met name hier is het koekoek éénzang. Zowel Suurland als Verhofstadt gaat in op de vraag of het salafisme een bedreiging is voor onze democratische rechtsstaat. Beiden betogen dat het politieke salafisme en het islamisme een opmaat vormen voor het jihadisme. Om die reden achten beide auteurs het gerechtvaardigd dat de staat ingrijpt teneinde de democratie te beschermen. Zowel Suurland als Verhofstadt weigert een onderscheid te maken tussen de vreedzame, spirituele vorm van salafisme en politiek salafisme enerzijds en het jihadistisch salafisme anderzijds. Het (politiek) salafisme leidt in hun optiek tot het jihadi-salafisme, en is hiervoor zelfs de conditio sine qua non (Suurland, p. 292). De overheid moet ook bedreigde moslims verdedigen
Mij wordt niet duidelijk waarom er dan wel een onderscheid kan worden gemaakt tussen islam en islamisme, want de islam zou dan toch ook beschouwd kunnen worden als een opmaat tot de extreme vormen, zoals islamisme of salafisme. Daarnaast verzuimen beide auteurs in te gaan op de vraag of een verbod op salafistische organisaties of andere wijzen van ingrijpen door de staat niet tot een ‘tirannie van de meerderheid’ leidt. De bekende Franse filosoof Alexis de Tocqueville zag dit als een gevaar waarin een democratie kan ontaarden, en waarschuwde hiervoor in zijn beschrijving van de toen nog jonge democratie in Amerika, Democracy in America. Dat een dergelijk ingrijpen door de overheid zich problematisch verhoudt tot de vrijheid van godsdienst of van vereniging, komt in beide betogen kort aan de orde maar beide rechten lijken geen groot gewicht te hebben.
Beveiliging
Belangrijker lijkt mij dit: dat er alternatieven worden gepropageerd voor de democratische rechtsstaat is zorgelijk. Met Suurland en Verhofstadt maak ik me natuurlijk ook zorgen over de toenemende invloed van het salafisme en het ontstaan van parallel van elkaar levende bevolkingsgroepen met eigen normen en waarden. Nog los van het feit dat de overheid kan proberen middels onderwijs, inburgering en sociaal-cultureel beleid de integratie te bevorderen, is de democratische rechtsstaat in dezen geroepen tot waakzaamheid. De suggestie die Cliteur in zijn bijdrage doet is daarbij van groot belang. De overheid zou zich inderdaad vierkant achter opiniemakers en politici moeten opstellen, indien zij worden bedreigd als gevolg van godsdienstkritiek. Opiniemakers en politici moeten kunnen rekenen op beveiliging indien nodig.
Echter, de rechtvaardigingsgrond voor het verbieden van organisaties of politieke partijen is er mijns inziens pas als het antidemocratische karakter ervan blijkt uit het gegeven dat een organisatie of politieke partij op permanente, gestructureerde wijze aan de omverwerping van de democratische orde werkt en daarmee een reëel gevaar vormt. Binnen die grenzen moet er ruimte geboden worden aan de pluriformiteit van de huidige samenleving. Daarmee voorkom je dat marginale antidemocratische organisaties of politieke partijen te snel worden verboden. Het concept ‘weerbare democratie’ moet zo ingevuld worden dat het een verdedigingswal vormt tegen werkelijk democratie-ondermijnende bewegingen, maar niet als een excuus om bewegingen die zich slecht verdragen met de normen en waarden van de Nederlandse moderne samenleving op dit moment, te verbieden.
Tussenweg
Is de democratie geroepen tot weerbaarheid of gedoemd tot kwetsbaarheid? Naar mijn mening moet een weerbare democratie een tussenweg bewandelen. De overheid moet zich bij de verdediging van rechten en vrijheden stevig opstellen in woord en daad. Deze verdediging geldt opiniemakers die bedreigd worden om hun godsdienstkritiek, maar ook moslims die zich bedreigd voelen vanwege het islam-bashen door rechts-populistische partijen. Tegelijkertijd is de overheid ten principale terughoudend – en daarmee kwetsbaar – bij het daadwerkelijk verbieden van organisaties; ze gaat hiertoe pas over als er een concreet gevaar dreigt voor de democratische rechtsstaat.
T.G.H. Spruyt LLM MA is jurist en historicus.