Handig ter vermijding van profiteurs

Sciëntisme en religie

Wetenschap is de enige gids tot de waarheid. Deze stelling, die steeds meer opgeld doet, staat bekend als sciëntisme. In dit artikel wil ik kritisch kijken naar de manier waarop aanhangers van sciëntisme omgaan met religie. In een sciëntistische kijk op religie is religie niets meer dan een toevallig resultaat van cognitieve en evolutionaire processen of een bijproduct daarvan. De Nederlandse filosoof Herman Philipse claimt zelfs dat het christendom zijn succes grotendeels dankt aan een meteorietinslag. Vaak hoor je ook dat religie al lang is doodverklaard door de psychologie. Ik betoog dat dit beeld geen recht doet aan de eigen aard van het wetenschappelijk onderzoek naar religie en conclusies trekt die niet onderbouwd worden door de wetenschap.

Voor ik kijk naar sciëntisme en de manier waarop aanhangers ervan religie zien, beschrijf ik kort enkele recente wetenschappelijke theorieën over religie. Ze worden vaak gevat onder de noemer Cognitive Science of Religion (CSR). In het bestek van dit artikel is het onmogelijk om recht te doen aan de tientallen leerstellingen die op dit vlak in omloop zijn. Daarom houd ik het bij drie invloedrijke theorieën.

Een eerste bekende theorie stelt dat religieus geloof (mede) het resultaat is van een menselijke neiging om makkelijk wezens te detecteren.[1] Mensen zijn snel geneigd om patronen of tekenen te zien als sporen van een levend wezen. In een kronkelende tak meent men al gauw een slang te herkennen en wie geritsel van bladeren hoort, denkt dat er iets of iemand nadert. De neiging om (te) snel te concluderen dat er een wezen in de buurt is, zou evolutionair voordelig zijn. Voor onze prehistorische voorouders vormden wezens (menselijk en dierlijk) een voortdurend gevaar. Het was daarom zaak op je hoede te zijn. Te veel wezens detecteren leidt hoogstens tot tijd- en energieverlies, maar één wezen te weinig detecteren kon fatale gevolgen hebben. Vandaar dat mensen een hyperactieve gevoeligheid voor wezens ontwikkeld zouden hebben.

Hoe leidt dit tot religieus geloof? De hyperactieve neiging wezens te zien zorgt ervoor dat mensen vaak het gevoel krijgen dat iets of iemand in de buurt is. We checken vaak of er daadwerkelijk iets is en kunnen zo dat gevoel onderdrukken. Wanneer er niets gevonden wordt, kan dit gevoel leiden tot het idee dat er een onzichtbaar wezen in de buurt is dat geluiden voortbrengt of patronen produceert. Hiervandaan is het een kleine stap naar geloof in geesten en dit zet de mens dan weer op weg naar geloof in God of goden.

Een van de bekendste verdedigers van deze theorie, Justin Barrett, schrijft dat religieus geloof hierdoor slechts gedeeltelijk wordt verklaard. Hij claimt dat geloof ook door andere processen kan gevormd, worden zoals cultuur en opvoeding. De theorie lijkt ook beter te verklaren waarom mensen in geesten of spoken geloven dan in de trinitaire God of Allah. Zoals elke theorie in CSR wordt deze (lang) niet algemeen aanvaard. Eén prominente CSR-wetenschapper, Pascal Boyer, argumenteert dat het gevoel dat iets in de buurt is te vaag en te vluchtig is om te leiden tot religieus geloof.[2] Verder blijft empirische bevestiging vooralsnog achterwege.[3]

Een bijproduct
De eerste theorie die ik hierboven besprak, stelt dat religieus geloof zelf geen evolutionair nut bood maar is mee-geëvolueerd met andere evolutionaire trekken. Religie is met andere woorden een bijproduct.  Een andere bijproduct-theorie claimt dat religie is mee-ontwikkeld met ons vermogen tot mind-reading. Wanneer we proberen te achterhalen wat andere mensen denken of voelen, maken we volgens vele psychologen beredeneerde gissingen. We zien bijvoorbeeld uiterlijk gedrag of gelaatstrekken en concluderen daaruit iets over de geest van een persoon, bijvoorbeeld dat de ander nadenkt of boos is. Soms dwingen verdere observaties om de initiële gissingen te herzien. Iemand die aanvankelijk boos leek, kan bij nader inzien geschokt zijn.[4]

Volgens psycholoog Jesse Bering leidde de menselijke capaciteit voor mind-reading tot religieus geloof. Voor mensen is mind-reading erg belangrijk. Voordat ze kiezen met wie ze samenwerken, proberen mensen doorgaans hoogte te krijgen van wat anderen denken. Mind-reading helpt ook om gevaar dat anderen vormen, beter in te schatten. Omdat mind-reading zo belangrijk is voor menselijk overleven, werd er veel energie besteed aan de verdere ontwikkeling ervan. Daardoor zou mind-reading ook toegepast worden op zaken waarvoor dit middel niet geschikt was. Volgens Bering werd mind-reading zo gebruikt bij belangrijke levensgebeurtenissen.Bij een mooie zonsondergang gaat men `mind-readen'

Bij ervaringen zoals een mooie zonsondergang of bij de geboorte van een kind, zouden mensen ook aan het ‘mind-readen’ slaan. De gebeurtenis wordt dan gezien als iets dat voortgebracht wordt door een geest. We doen dit met name omdat de gebeurtenissen betekenis dragen voor ons en betekenis wordt intuïtief verbonden met iemands intentioneel gedrag. Omdat ervaringen zoals een zonsondergang buiten de mogelijkheden van normale mensen liggen, wordt geconcludeerd dat er een machtigere, ultieme geest is die betekenis aan de gebeurtenissen geeft. Volgens Bering komen mensen zo tot het idee van een God.[5]

De theorie impliceert dat religieus geloof nauw samenhangt met mind-reading. Mind-reading-capaciteiten verschillen van persoon tot persoon. Ook zouden vrouwen, door de bank genomen, beter zijn in mind-reading dan mannen. De theorie lijkt daarom ook te impliceren dat personen die beter zijn in mind-reading religieuzer zullen zijn. Zij zouden sneller geneigd zijn om belangrijke levensgebeurtenissen te zien als iets dat een goddelijke geest heeft voortgebracht. Wereldwijd zien we inderdaad dat vrouwen religieuzer zijn dan mannen. Grotere capaciteiten voor mind-reading hangen echter niet duidelijk samen met sterkere religiositeit.[6]

Vrijbuiters
Sommige theorieën stellen dat religie mensen een evolutionair voordeel biedt. Volgens de bekendste evolutionaire theorie helpt religieus geloof mensen samenwerken.[7] Samenwerken is letterlijk van levensbelang voor mensen. Vooral door de energie die het opvoeden van kinderen vraagt, is het nodig om de taken te verdelen. Zo waren, in premoderne samenlevingen, enkele mensen verantwoordelijk voor de kinderen terwijl een ander deel ging jagen of bessen verzamelen. Hoewel samenwerken mensen tot veel meer in staat stelt, maakt het hen ook kwetsbaar. Bij samenwerking moet de mens erop vertrouwen dat anderen hun deel van de afspraak zullen nakomen. Er is een voortdurend risico op profiteurs of vrijbuiters die wel profiteren van het werk van anderen maar zelf niets bijdragen. Te veel profiteurs kunnen ervoor zorgen dat samenwerken gemeden wordt en dat de overlevingskansen afnemen.

Religieus geloof zou erg handig zijn om profiteurs te vermijden. Met name geloof in een God die alles ziet, bekommerd is om moreel gedrag en straft of beloont, zou helpen. Wie gelooft in een God die toegang heeft tot elke menselijke gedachte en ervan overtuigd is dat God hem of haar zal straffen of belonen naar rato van wat hij of zij doet, zal minder snel geneigd zijn te profiteren. Wie profiteert, riskeert namelijk een goddelijke straf, in dit leven of in een hiernamaals.

Ook deze theorie is aan kritiek onderhevig. Sommigen merkten op dat vele religies geen goden kennen die bekommerd zijn om moreel gedrag. Anderen betogen dat geloof in goden amper helpt om profiteergedrag te vermijden.[8]Geloof als resultaat van een fantasie-generend proces

Sciëntisme schrijft wetenschap hoog aan. In dit stuk definieer ik sciëntisme als de claim dat enkel wetenschap tot ware overtuigingen leidt.[9] Toegepast op religie stelt sciëntisme dus dat alleen wetenschap ons de waarheid kan leren over religie. Een sciëntistische visie op religie lijkt te worden aangehangen door Richard Dawkins, Daniel Dennett en Jesse Bering. Volgens Dawkins komt religieus geloof voort uit een natuurlijk ingebouwd fictie-genererend mechanisme.[10] Dennett schrijft dat geloof het resultaat is van een fantasie-genererend proces.[11] Jesse Bering, die een vorm van beide theorieën die ik hierboven kort besprak verdedigt, gaat echter het verst. In zijn boek The Belief Instinct uit 2012[12] bespreekt hij verschillende theorieën over religie en concludeert hij dat religie niet meer is dan een illusie. De theorieën zouden met name aantonen dat geloof in God een vorm van projectie is.

We zagen dat aanhangers van sciëntisme claimen dat uitsluitend wetenschap tot ware overtuigingen leidt. In een dergelijk wereldbeeld is geen plaats voor religie. Vele aspecten van religie, zoals het bestaan van bovennatuurlijke wezens, zijn geen objecten van wetenschappelijk onderzoek. Daarom kan wetenschap ons hierover niets leren en zullen aanhangers van sciëntisme het bestaan van goden niet aanvaarden. Men kan terecht claimen dat aanhangers van sciëntisme kortzichtig zijn en een hele hoop kennis a priori uitsluiten. Dit is echter niet de argumentatielijn die ik in wat volgt zal opnemen. Ik zal betogen dat mensen zoals Dawkins, Dennett en Bering, die aanleunen tegen sciëntisme, de impact van wetenschappelijke theorieën over religie overschatten en geen recht doen aan wat de theorieën echt claimen. 

Geen evolutionair voordeel
Wat vertellen genoemde twee theorieën ons over religie? De eerste leert ons dat religieus geloof nauw samenhangt met mind-reading. Dit is iets wat de meeste religieuze tradities zullen beamen. In het christendom wordt God gezien als een persoon die zich te kennen geeft aan mensen. Wanneer christenen zich verhouden tot God verhouden ze zich dus tot een persoon. De enige andere personen tot wie mensen zich ook verhouden zijn andere mensen. Gelovigen zullen dus verwachten dat er gelijkenissen zijn tussen hoe religieus geloof gevormd wordt en hoe overtuigingen over anderen worden gevormd.

Bering lijkt te suggereren dat de tweede theorie ons leert dat religieus geloof niets meer is dan een bijproduct van ‘normale’ mind-reading. Men kan een gelijkaardige claim maken op basis van de eerste theorie. Beide theorieën leren dit echter niet. De term ‘bijproduct’ betekent slechts dat iets geen evolutionair voordeel leverde maar mee-evolueerde met een andere evolutionair voordelige evolutionaire trek. Dit impliceert niet dat een bijproduct een verstoorde werking is van een menselijke functie. Bering suggereert dat religieus geloof gevormd wordt door het verkeerd toepassen van mind-reading op levensgebeurtenissen. De theorie claimt dit echter niet. Die claimt enkel dat religieus geloof zelf geen evolutionair voordeel bood. Met zijn projectieclaim legt Bering de wetenschap iets in de mond en verraadt hij zo zijn eigen naturalistische vooronderstellingen. God is bekommerd om menselijk gedrag

De derde, evolutionaire theorie kan ook verkeerd geïnterpreteerd worden als een ‘niet-meer-dan-claim’. De theorie zegt enkel dat religieus geloof doorgegeven werd en zich verspreidde omdat geloof in een belonende en straffende God een evolutionair voordeel bracht. De theorie spreekt zich niet onmiddellijk uit over hoe religieus geloof gevormd wordt in een individu en waar religieus geloof zijn oorsprong had. De theorie laat dus veel van het religieus geloof onverklaard. Daarbovenop kunnen gelovigen deze theorie eveneens beamen. In het christendom is God bekommerd om menselijk gedrag en wil hij ook dat mensen samenwerken. Als samenwerken een evolutionair voordeel biedt is het dan ook niet verwonderlijk voor gelovigen dat geloof in God de kansen op overleven verhoogt.

Opnieuw volgt een conclusie dat geloof een projectie is enkel als men claimt dat religieus geloof enkel en alleen gevormd wordt omwille van zijn evolutionair nut. Niet alleen claimt de theorie dit niet, de theorie biedt ook een heel onvolledige verklaring van hoe religieus geloof gevormd wordt. Deze claim houdt dus ook geen stand na verder onderzoek.

Er is nog een tweede reden waarom zelfs aanhangers van sciëntisme niet kunnen claimen dat wetenschap ons leert dat religie een projectie is.  Ik haalde hierboven al enkele kritieken op beide theorieën aan. Men kan zelfs zo ver gaan dat geen enkele psychologische of evolutionaire theorie over religie breed aanvaard is. De meeste theorieën zijn ook nog vrij jong en nog niet uitvoerig getest. Wie echt respect wil hebben voor wat wetenschap ons leert, wat aanhangers van sciëntisme zeker willen, moet dit erkennen en geen sterke conclusies trekken uit deze theorieën. 

Op gespannen voet
Beide theorieën staan zelf ook op gespannen voet met elkaar. Waar de eerste claimt dat religie dat religie zelf geen evolutionair nut bood, claim de tweede expliciet dat religie dit wel doet. Beide kanten van de discussie worden gepassioneerd verdedigd en beide hebben goede argumenten. Dit maakt het voor een buitenstaander lastig om positie te kiezen. Wie dus respect wil opbrengen voor de huidige stand van de wetenschap over religieus geloof, dient dus misschien wel agnost te zijn. Elke claim dat religie niets meer is dan een bijproduct of een louter evolutionair voordelige trek is dan ongeoorloofd.

In dit artikel heb ik kort gekeken naar twee recente theorieën over religieus geloof. Ik heb ook kort enkele sciëntistische claims die gemaakt worden over deze theorieën onder de loep genomen en geconcludeerd dat ze problematisch zijn.

Hoewel sciëntisme a priori geen ruimte laat voor religie, lijken sommige sciëntistisch-geneigde auteurs conclusies te trekken uit wetenschap die niet voldoende onderbouwd zijn vanuit de wetenschap. Hiermee schenden ze op een manier hun eigen sciëntistische houding. Wie namelijk claimt dat enkel wetenschap tot kennis leidt, kan niet beweren dat de huidige theorieën over religie ons leren dat religie een illusie is. 

H. van Eyghen studeerde theologie, religiestudies en filosofie gestudeerd aan de Katholieke Universiteit Leuven. Hij promoveerde in de zomer van 2018 aan de Vrije Universiteit Amsterdam op Arguing from Cognitive Science of Religion en redigeerde een boek over dit onderwerp met Gijsbert van den Brink en Rik Peels.


Bibliografie

Barrett, Justin L. 2004. Why Would Anyone Believe in God? Cognitive Science of Religion Series. Walnut Creek: Altamira Press.
Baumard, Nicolas, Alexandre Hyafil, Ian Morris, and Pascal Boyer. 2015. “Increased Affluence Explains the Emergence of Ascetic Wisdoms and Moralizing Religions.” Current Biology 25: 10–15.
Bering, Jesse. 2002. “The Existential Theory of Mind.” Review of General Psychology 6: 3–24.
———. 2012. The Belief Instinct: The Psychology of Souls, Destiny, and the Meaning of Life. London: Nicholas Brealey Publishing.
Boyer, Pascal. 2002. Religion Explained: The Human Instincts That Fashion Gods, Spirits and Ancestors. London: Vintage.
Dawkins, Richard. 2007. The God Delusion. London: Black swan.
Dennett, Daniel Clement. 2006. Breaking the Spell: Religion as a Natural Phenomenon. 14. Penguin.
Gopnik, Alison, Andrew N. Meltzoff, and Patricia Katherine Kuhl. 2001. The Scientist in the Crib: What Early Learning Tells Us About the Mind. New York: Harper Collins.
Guthrie, Stewart Elliott. 1993. Faces In the Clouds: A New Theory of Religion. New York (N.Y.), Oxford: Oxford University Press.
Johnson, Dominic P. 2015. God Is Watching You: How the Fear of God Makes Us Human. New York: Oxford University Press.
Lindeman, Marjaana, Annika M. Svedholm-Häkkinen, and Jari Lipsanen. 2015. “Ontological Confusions but Not Mentalizing Abilities Predict Religious Belief, Paranormal Belief, and Belief in Supernatural Purpose.” Cognition 134: 63–76.
Peels, Rik. 2018. “A Conceptual Map of Scientism.” In Scientism: Problems and Prospects, edited by Jeroen De Ridder, Rik Peels, and René Van Woudenberg. Oxford: Oxford University Press.
Van Leeuwen, Neil, and Michiel Van Elk. forthcoming. “Seeking the Supernatural: The Interactive Religious Experience Model.” Religion, Brain & Behavior.

  1. De theorie werd eerst verdedigd door Stewart Guthrie (Guthrie 1993), later ontwikkelde Justin Barrett de theorie verder uit (Barrett 2004).
  2. (Boyer 2002).
  3. Neill van Leeuwen en Michiel van Elk concludeerden recentelijk dat deze theorie slechts matig bevestigd is door empirische studies (Van Leeuwen and Van Elk forthcoming).
  4. Deze benadering werd onder andere verdedigd door Allison gopnik. Zij claimde dat de gissingen over wat anderen denken of voelen lijken op hoe wetenschappers wetenschappelijke theorieën ontwikkelen (Gopnik, Meltzoff, and Kuhl 2001).
  5. (Bering 2002).
  6. Een Finse studie vond geen correlatie tussen mind-reading-capaciteiten en religiositeit (Lindeman, Svedholm-Häkkinen, and Lipsanen 2015).
  7. De bekendste verdediger van deze theorie is Dominic Johnson (Johnson 2015).
  8. Onbekend.
  9. Mijn definitie sluit nauw aan bij wat Rik Peels ‘epistemisch sciëntisme’ noemt. Peels onderscheidt ook andere vormen van sciëntisme (Peels 2018).
  10. (Dawkins 2007).
  11. (Dennett 2006).
  12. (Bering 2012)Het boek verscheen in het Nederlands onder de titel Het Godsinstinct.