Rolmodellen gevraagd
‘De wetenschappelijke wereld is erg antireligieus, al ben ik van mening dat het een het ander niet uitsluit.’ Het is een van de vele citaten van Paolo Giordano over geloof en wetenschap rond de publicatie van zijn nieuwe boek De hemel verslinden. Giordano liet zich op zijn vijftiende dopen uit protest tegen zijn atheïstische vader, promoveerde in de natuurkunde is nu zoekend gelovige.
Het citaat sluit misschien wel aan bij een observatie van Herman Paul uit het decembernummer van Wapenveld. Op de vraag of wetenschap wel zo geseculariseerd is als mensen denken, zegt hij: ‘Hoe langer ik rondloop aan de universiteit, des te meer religie zie ik om mij heen’.
Religie en wetenschap, het blijft een uitdagend onderwerp, althans voor de happy few. Dit najaar bezocht ik onder meer het MIT in Boston en de Universiteit van Maryland op zoek naar (top-) wetenschappers die tevens belijdend christen zijn. Ik ontmoette Nobelprijswinnaar Bill Phillips en een van de meest innovatieve hoogleraren op dit moment in de VS, Rosalind Picard.
Mijn doel was om portretten te maken van gerespecteerde wetenschappers, met de vraag hoe ze hun wetenschap kunnen rijmen met hun christelijk geloof. Dat dit kan wist ik overigens al van mannen als Cees Dekker en Heino Falcke, die dus ook in deze serie Andries en de wetenschappers een plek kregen.
Het opvallende bij Phillips en Picard (maar ook bij de anderen) is dat ze nauwelijks een probleem ervaren. Sterker nog, zij vinden dat geloof en wetenschap juist bij uitstek bij elkaar horen en elkaar versterken. Wetenschap kan een weg naar God zijn. Dat ondervond ook Picard toen ze als virulent atheïste uitgedaagd werd de claims van het christelijk geloof te onderzoeken. Tot haar eigen verbijstering ontdekte ze dat dit geloof gebaseerd is op ‘evidence’, waarop een moment kwam dat ze zich intellectueel gewonnen moest geven, zelfs (toen nog) tegen haar zin.
Of zoals Dekker zei: ‘Alles bij elkaar genomen is een christelijk wereldbeeld intellectueel overtuigender dan een atheïstisch wereldbeeld’. In Nederland huiveren we misschien bij de onbekommerde uitspraken van christelijke wetenschappers uit de VS. We hebben Barth is ons achterhoofd, het woord ‘landingsplaatsen’ popt op, maar ze zeggen het gewoon, ze schrijven erover.
Ooit mocht ik in Delft wetenschappers die tevens gelovig waren, toespreken over hun maatschappelijke verantwoordelijkheid. Het bleek een grote groep te zijn, ruim 25 personen. Het was na de tijd dat Cees Dekker onder vuur had gelegen over zijn ID-uitspraken.
Mijn vraag aan de hooggeleerde heren (en enkele dame) was, of ze er misschien over hadden nagedacht om in De Volkskrant of NRC Handelsblad een artikel te publiceren over het feit dat er veel meer wetenschappers christen zijn dan wordt gedacht.
Alsof ze water zagen branden. Mooi idee, nooit aan gedacht.
Het is inmiddels jaren geleden, en de situatie is iets verbeterd, maar nog steeds blijven veel gelovige wetenschappers bewust of onbewust onder de radar. Waardoor redacties van programma’s of kranten, indien ze al een keer aandacht besteden aan het vreemde fenomeen dat een weldenkend mens christen kan zijn, altijd weer bij een klein select groepje namen uitkomen. Zie de (gespeelde?) verbijstering op het gezicht van Matthijs van Nieuwkerk toen Beatrice de Graaf onverbloemd over haar persoonlijk geloof vertelde.
Natuurlijk is religie in de allergiezone gekomen, om Herman Paul te citeren. Maar betekent dit dat wetenschappers dan minder open over hun geloof hoeven te spreken? ‘Uw vraag’, zei Larry Kwak tegen me (Kwak is een van de beroemdste oncologen in de VS) ‘verraadt een spanning tussen geloof en wetenschap. Maar voor mij is wetenschap juist een weg naar God toe.’
We weten dat een boodschap het best kan worden overgedragen door rolmodellen. Dat geldt in onze tijd van visueel en snel, nog meer dan vroeger. En dus: rolmodellen gevraagd, alleen al om nieuwe generaties christelijke studenten te laten zien dat geloven zo gek nog niet is.