Het beroep op ‘schepping’ in de ethiek
In de afgelopen tijd is er in de stille, nu en dan oplaaiende discussie binnen orthodox-protestants Nederland over hoe om te gaan met homoseksualiteit ineens een steen in de vijver gegooid die voorlopig nog wel de nodige kringen zal veroorzaken. Die steen heeft een element in de discussie gebracht dat weliswaar niet nieuw is, maar – als ik het goed zie – niet prominent meespeelde. Het ene ‘kamp’ beriep zich vooral op de Bijbel, waarin nergens in positieve zin over homoseksueel geslachtsverkeer gesproken wordt. Het andere schermde met hermeneutiek en betoogde dat hoe wij vandaag seksualiteit beleven als horend bij onze identiteit zo sterk verschilt van wat we in de Bijbel tegenkomen dat we er met een direct beroep op de Heilige Schrift niet uitkomen. Nu is er dan via de zogenoemde Nashville-verklaring ineens het beroep op de schepping: God heeft de mens als man en vrouw geschapen en ‘dus’ is het huwelijk van een man en vrouw de ‘scheppingsorde’ en zijn andere relatievormen contrabande. In dit artikel wil ik bij die benadering enige kanttekeningen plaatsen.
Als we ons afvragen of er ‘scheppingsordeningen’ zijn, en zo ja, wat we daaronder moeten verstaan, en welke dat dan zijn, komt het huwelijk inderdaad als eerste – en naar mijn overtuiging ook als enige – in aanmerking. Protestantse christenen hebben in de afgelopen eeuwen de overheid wel als scheppingsordening bestempeld, om daarmee een sterke staat te legitimeren tegenover de uitholling van overheidsgezag die men met lede ogen aanzag. Het gevolg was dat allerlei onrecht dat door de overheid werd uitgeoefend buiten de kritiek van het spreken van de Schrift hierover kon worden gehouden. Het waren voor een deel dezelfde christenen die ook het volk wel als een scheppingsordening aangemerkt hebben, en met behulp daarvan slavernij, kolonialisme en apartheid van de nodige wijding voorzien. In het geval van volk en staat was het zogenaamde Schriftberoep altijd problematisch, om het vriendelijk te zeggen, maar ten aanzien van het huwelijk ligt dat toch anders.
Ook al bestempelt men vandaag het huwelijk, ook in kerkelijke stukken, wel als niet meer dan een ‘sociaal construct’, dat dus voor rekening van mensen komt, Genesis 2 spreekt toch echt andere taal: Adam en Eva die elkaar ontvangen uit Gods hand en herkennen als wezenlijk bij elkaar behorend. Ik merk nog wel met nadruk op dat het huwelijk als geschenk van God iets anders is dan de man-vrouwverhouding in het algemeen. Zo betekent het woord ‘hulp’ in Genesis 2:18 niet iets als ‘ondergeschikte’ of zo, maar verwijst het naar een sterkere die een zwakkere te hulp komt! Waar een ‘onderdanige’ positie van de vrouw met een beroep op de schepping verdedigd wordt, speelt dus een ‘ongedoopte’ visie op ‘heersen’ en ‘onderdaan zijn’ mee die we ook bij ‘scheppingsordeningen’ als volk, staat, ras en dergelijke tegenkomen.
Levenslessen
Voordat we naar het huwelijk kijken nu eerst de vraag of we wel van ‘orde’ of ‘structuur’ van de schepping in het algemeen kunnen spreken. Dat lijkt me voor iemand die de Bijbel serieus neemt eigenlijk niet aan twijfel onderhevig te kunnen zijn. God heeft de wereld en alles en iedereen erin niet als toevallig samenstel van willekeurigheden en grilligheden gemaakt. Nee, ik bedoel niet dat we nu triomfantelijk met de idee van een ‘intelligent design’ moeten schermen, alsof we met ons verstand de rationaliteit achter de geschapen werkelijkheid kunnen aantonen. Ik volg liever de weg van de ‘wijsheidsboeken’ van het Oude Testament. Daarin wordt het nodige gezegd over hoe de wereld in elkaar steekt en worden op basis daarvan levenslessen gegeven die ook bij de volkeren rondom Israël in zwang waren. De boeken Job en Prediker laten elk op eigen wijze zien dat we niet moeten denken aan een rationele argumentatie inzake de redelijkheid van het geloof in de Schepper, die vervolgens tot een wereldbeschouwing kan worden gemaakt.Je bouwt en bewaart, maar je
buit niet uit
Nee, de ‘vreze des Heren’ is de oorsprong van de wijsheid, zegt het Oude Testament op diverse plaatsen. Daarmee is gezegd dat je niet parmantig en eigenwijs moet doen alsof je nu wel weet hoe het leven in elkaar steekt. Het gaat erom eerbiedig en vertrouwend met en voor God te leven, en alleen als je dat doet kun je recht doen aan de geschapenheid van het leven. Je bouwt en bewaart, maar je buit niet uit. Je dient, en dat gaat niet samen met heersen.
Dat mag zo zijn, maar dat is niet wat het denken in ‘scheppingsordeningen’ aangezwengeld heeft. Dat kwam pas echt tot ontwikkeling en kreeg een eigen vorm in een tijd waarin de christelijke moraal ter discussie stond. Het was er een reactie op: een poging wat van de traditionele moraal te redden. De uitdrukking ‘traditionele moraal’ gebruik ik hier bewust: al eerder was namelijk de vormende kracht van de Reformatie op het menselijk leven en samenleven stilaan omgezet in burgerlijke moraal. Eerst leek het er in de Verlichting op dat de rede, op haar zoektocht naar de ‘wetten’ van het menselijk samenleven, ongeveer zou uitkomen bij de traditionele moraal. Maar de Verlichting radicaliseerde en na de Verlichting kwam de Franse Revolutie en de negentiende eeuw – en de mens verliet de behuizing van de traditionele moraal en ontdekte zichzelf als willend en denkend wezen. De autonomie werd uitgevonden.
Volk en ras
Een tegenreactie kon niet uitblijven. Tegen de revolutie werd een sterke staat als instelling van God geproclameerd. Geen Schriftbewijs? Wat dacht u van Romeinen 13:1? ‘De overheid is door God ingesteld’. Ja, zoiets staat er, maar dat wil nog niet zeggen dat de moderne staat een scheppingsstructuur is. Je hoeft geen theologie gestudeerd te hebben om te zien dat wat Paulus over de overheid zegt is ingebed in een betoog, waarin het gaat om de weg en het leven van de gemeente. Hoe kun je dan op de gedachte komen dat je zulke teksten mag gebruiken om een bepaalde menselijke structuur een hoge mate van onaantastbaarheid te verlenen? En ook nog tegen diverse andere gedeelten uit de Heilige Schrift in?! Wanneer de twintigste eeuw aanbreekt gaat men in rechts-antidemocratische kringen – met name in Duitsland – ‘schepping’ nog weer anders invullen, namelijk als de eigen, ongecontroleerde, bij tijden woeste en wrede gang van de geschiedenis. Een term als ‘scheppingsorde’ moet nu dienen om volk en ras hogere wijding te geven.
Maar waarom gingen uitgerekend christenen grijpen naar ‘scheppingsordeningen’? Dat was omdat men onderkende dat de groeiende afwending van het christelijk geloof als keerzijde had dat de mens zichzelf ging opwerpen als de architect van zijn leven, met alle gevolgen van dien voor de samenleving. En men zag ook geen leeuwen en beren die er niet waren, uit de in hoge mate door de uitkomsten van de Franse Revolutie bepaalde negentiende eeuw kwam de twintigste eeuw voort, met het demasqué van ideologieën als fascisme en ook communisme.Ook christenen zijn niet van nature van de zonde gevrijwaard
Niettemin, door structuren voor sacrosanct te verklaren, die weliswaar door God gegeven zouden zijn, maar die wij zelf nu we door middel van wetten in stand kunnen en moeten houden, heeft men de duivel met Beëlzebul uitgedreven en de levende God buiten haken gezet. En ook christenen – conservatieve lutheranen in Duitsland, oer-gereformeerde boeren in Zuid-Afrika – zijn niet van nature gevrijwaard van de zonde. Wat we zien gebeuren is dat mensen die aan de macht zijn met een beroep op ‘scheppingsordeningen’ zich een legitimatie pogen te verschaffen om hun persoonlijke en groepsbelangen ruim baan te geven. Met alle gevolgen van dien – gelegitimeerde onderdrukking van mensen van een andere groep of een ander ras, innerlijke uitholling van eigen geloof. Om nog maar te zwijgen van het geloofwaardigheidsverlies van de kerk en het christelijk geloof dat er het gevolg van was.
In de ethiek geldt het inmiddels als een ‘doodzonde’ om te pogen uit de werkelijkheid van het leven op enigerlei wijze morele normen af te leiden. ‘Gij zult niet van “is” tot “ought” concluderen!’ Daarvóór al was een beroep op het gezag van heilige teksten of traditie in de ethiek tot contrabande verklaard.
Om een lang verhaal kort te maken: de basis van de ethiek kan alleen nog maar in het ‘autonome subject’ liggen. Werd dit subject ooit vooral als ‘redelijk-zedelijk’ wezen gezien, nu is het iemand die vooral ‘wil’ is en al kiezend vorm geeft aan het eigen levensontwerp. Als er nog ‘doodzondes’ zijn, dan is het dat je niet de stem van je hart volgt en nalaat uit je leven te halen wat erin zit, althans voor zover de omstandigheden jou daar de speelruimte voor geven én je anderen door het volgen van jouw diepste verlangens geen schade toebrengt. In deze benadering kan er wat relaties en seksualiteit betreft uiteraard geen sprake van zijn dat er andere beperkingen aan seksueel verkeer gesteld worden dan alleen dat het vrijwillig en respectvol dient te zijn. Pedoseksualiteit kan daarom niet en seks met dieren is ook hoogst problematisch. Maar verder – laat het vooral vrijheid-blijheid zijn!
Gepasseerd station
Intussen betekent dat niet dat er zich geen problemen voordoen. Ik stip drie velden aan. Het eerste is het terrein van de seksualiteit zelf. De #MeToo-discussie laat zien dat de vrijheid van de seksuele revolutie van de vorige eeuw een keerzijde heeft. Dat men in Zweden zo ver gaat om mensen die met elkaar seks willen hebben een vorm van schriftelijke instemming te laten tekenen zegt wel iets. Inmiddels zien we de ontwrichtende gevolgen van de beschuldigingen van seksueel misbruik in het verleden, ook waar die nooit in een formele aanklacht en een proces (kunnen) uitmonden.
Een tweede veld is de genderdiscussie. De gedachte dat man en vrouw als zodanig verschillend zijn geldt in de wetenschap niet langer als vanzelfsprekend, en dat werkt ook door op het terrein van de politiek. Daarin gaat het niet enkel om machtsverhoudingen en rollenpatronen, maar het raakt ook seksualiteit en huwelijk tot in de kern. Er is hier sprake van een ter discussie stellen van het ‘is’, tot het uiterste doorgevoerd, met zelfs een conflict tussen lichaam en geest als gevolg.
Daarmee is het derde en laatste veld ook al aangeduid: de levensvormen, waarin mensen hun weg zoeken en kinderen grootbrengen. De onverbreekbaarheid van het huwelijk is een gepasseerd station, ook in christelijke kring als ik het goed zie, en heel wat kinderen weten inmiddels niet meer wat een stabiele gezinssituatie met de bijbehorende geborgenheid inhoudt. Nu de kinderen uit gebroken gezinnen volwassen zijn en beginnen te praten over wat het met hen gedaan heeft, begint langzaam tot ons door te dringen dat de zo vurig gepropageerde vrijheid ook een keerzijde heeft.
De kerk en de christelijke ethiekbeoefening laten in onze tijd vooral twee lijnen zien. De eerste is: de hakken in het zand, vasthouden aan de orde van de schepping. De andere is: meebewegen met de ontwikkelingen in de samenleving en de invulling van relatievormen aan mensen overlaten.We zitten allemaal in hetzelfde schuitje
Het wordt tijd dat ik mijn kaarten op tafel leg en aangeef hoe ik meen dat ‘schepping’ wél ter sprake kan komen. Na het voorgaande is wel duidelijk dat we niet de fout moeten maken om in onze ethische bezinning primair in reactie op ontwikkelingen in de samenleving te zijn, alsof we wel weten wat de Bijbel ons te zeggen heeft. Dat lijkt mij een ernstige en zelfs fatale vergissing. We staan er dan alleen voor in de discussie, met onze ‘waarden en normen’ van gisteren. Psalm 119:105 spreekt over het Woord van God als een lamp voor onze voet en een licht op ons pad. Het is een geliefde (wand)tekst (geweest), een heldere leidraad voor de persoonlijke levenswandel. Misschien dat we er vandaag pas weer oog voor krijgen dat het licht dat we nodig hebben nog iets anders en meer is dan enige verheldering en concretisering van kleine onduidelijkheden die na lezing van de Tien Geboden nog overgebleven zijn. Het gaat veel dieper; dezelfde Psalm bidt: ‘Ik ben een vreemdeling op aarde, verberg uw geboden niet voor mij’ (Ps. 119:19).
De Tien Geboden zijn Gods ‘levende woorden’ (Hand. 7:38); ze staan niet ons als ‘dode letter’ ter beschikking, als door ons te hanteren regels, het zijn de woorden waarmee de Schepper en Verlosser van deze wereld ons in de ruimte zet en wegen voor ons open doet, door ons in en met zijn Woord als licht die te wijzen, om de goede werken te zien die Hij voor ons heeft klaargelegd, opdat wij erin zouden wandelen (Ef. 2:10). We dienen ons ervan bewust te zijn – zoals de Theologische Verklaring van Barmen uit 1934 zegt – dat er geen levensterreinen zijn waar we de rechtvaardiging en heiliging van God in Christus niet nodig zouden hebben.
Bij dat laatste begin ik: we hebben overal en altijd de rechtvaardiging en heiliging in Christus nodig. Dat houdt in dat we niet moeten denken dat we ergens nog een restje ‘schepping’ hebben, dat we alleen maar hoeven te erkennen en respecteren. Dus: er stilzwijgend van uitgaan dat je als je getrouwd bent als man en vrouw zonder meer goed zit en dat mensen met een andere seksuele gerichtheid ‘een probleem hebben’. Zo is het niet, waar en hoe we ook leven, we hebben altijd en overal de rechtvaardiging en heiliging van God in Christus nodig. Er zijn dus niet bepaalde mensen die ‘een probleem hebben’, wij zitten allemaal in hetzelfde schuitje. We spreken dus niet bijbels over ‘schepping’ als we denken dat er iets bestaat als een ongeschonden herinnering aan hoe God het precies bedoeld heeft, zodat daaraan af te lezen is hoe wij het nog altijd vorm moeten geven en liefst als samenleving in stand zouden moeten houden. Nee, bijbels spreken over ‘schepping’ houdt in dat de Schepper met ons meegaat in de val. En niet om ons een norm voor te houden en op te roepen ons daaraan te houden, maar door zich als Schepper in de gebroken situatie van na de val reddend, reinigend, richting wijzend en tegen het kwaad bewarend actief te laten gelden.
Gereedschapskist
Maar ook al is er – zoals Genesis 3 ons duidelijk maakt – geen weg terug van ons uit naar de goede schepping, dat houdt niet in dat de God die met ons meegaat in de val de goede en heilzame structuren van de door Hem geschapen werkelijkheid loslaat. Het laat zich goed illustreren aan de hand van familie en gezin. In een belangrijk document dat vier christelijke ethici ongeveer tien jaar geleden hebben uitgebracht, [1] wordt niet een bepaalde uitgewerkte familiestructuur dwingend opgelegd, maar eenvoudig waargenomen welke verbanden en structuren er zijn en hoe ze functioneren. De auteurs omschrijven hun benaderingswijze als ‘ascriptief’. Daarmee geven ze aan dat het alternatief ‘descriptief’ (beschrijvend) versus ‘prescriptief’ (voorschrijvend) willen ontstijgen. De benadering van familie en gezin is vandaag vaak sterk sociologisch gekleurd en in zoverre ‘descriptief’, en we kunnen ook niet zonder. Sociale verbanden zijn aan allerlei veranderingsprocessen onderhevig en wie er iets over ten beste wil geven moet wel weten waarover hij of zij het heeft. Een ‘prescriptieve’ benadering, met voorbijgaan aan wat er in de loop der tijden in de vormen van menselijk samenleven binnen familieverband is veranderd, schiet daarom tekort. De ‘ascriptive’ benadering van deze vier ethici heeft als uitgangspunt dat ieder mens geboren wordt in een vlechtwerk van relaties en dat het zaak is, te zien welke structuur dit niet door ons gemaakte ‘netwerk’ vertoont.Ieder mens wordt geboren in
een vlechtwerk van relaties
Door te opteren voor de term ‘ascriptief’ laten de auteurs zien dat zij meer willen dan alleen maar beschrijven. [2] Als we denken aan de discussies van vandaag over relatievormen tussen mensen en over bredere samenlevingsverbanden, dan zien we dat de blik niet gericht is op de vlechtwerken waarin we geboren worden, maar op de relaties die we zelf aangaan en verbreken. Het stoelt op onze wil en heeft een hoog constructiegehalte, waarbij diepere gevoelslagen verwaarloosd of zelfs genegeerd worden. Dorien Pessers heeft het als volgt onder woorden gebracht: ‘Onder invloed van een politiek o zo correcte hogere en middenklasse werd het familierecht gedemonteerd en aangepast aan de verlangens van de seksuele en relationele zelfbeschikkers. Hun nieuwe beginsel van de individuele zelfbeschikking heeft het familierecht inmiddels zodanig gesubjectiveerd dat er van zijn institutionaliserende en symboliserende functie weinig meer over is. Het rechtsgebied is steeds minder de uitdrukking van een boven-individuele ordening van duurzame verhoudingen tussen mannen, vrouwen en hun kinderen. Steeds meer daarentegen lijkt het familierecht op een gereedschapskist waarmee burgers – mede dankzij de medische biotechnologie – hun eigen verwantschapsrelaties en stambomen in elkaar kunnen knutselen.’ [3]
Niettemin zijn we het er wel over eens zijn dat voor een kind een omgeving van liefde, acceptatie en geborgenheid het belangrijkste is. Maar dan laat zich ook niet ontkennen dat het ertoe doet welke mensen er vorm aan geven. Kinderen die een echtscheiding van hun ouders meemaken zeggen niet: ‘Het was even vervelend toen mijn ouders uit elkaar gingen, maar met de nieuwe vriend of vriendin van mijn vader of moeder kan ik het prima vinden, en de sfeer van liefde, warmte en acceptatie is hersteld.’ Nee, de pijn van het uiteengaan van de ouders blijft. En we zien vandaag ook hoe geadopteerde kinderen naar hun ouders op zoek gaan, en kinderen die een donor als vader hebben de anonimiteit aan hun laars lappen en gewoon willen weten wie dat is en of hij nog leeft.God wil ook dan hun levenspad tot een heilsweg maken
Op basis van een ‘ascriptieve’ benadering kunnen we zeggen dat we aan de structurele bepaaldheid van het menselijk bestaan niet voorbij moeten gaan. En als we op zoek gaan naar het werken van de Schepper, doen we er goed aan oog te hebben voor zijn leiden van ons leven door deze bedding heen. Als Jezus het huwelijk onverbreekbaar noemt, stelt Hij niet een onverbiddelijke norm, maar verwijst Hij naar het ‘in den beginne’ om ons te doen beseffen dat we ons vergissen als we denken dat er enkel netwerken bestaan die wij naar believen en goeddunken kunnen inrichten. Velen ervaren vandaag aan den lijve wat het betekent als het huwelijk als een in principe op te zeggen samenlevingsvorm wordt opgevat.
Toch haalt Jezus geen streep door de ruimte die de wet van Mozes biedt om in de gebrokenheid van het leven te scheiden als het niet samen verdergaat. Maar dan niet omdat het niet meer verrijkend is of je toch niet zo goed bij elkaar past. Nee, vanwege de hardheid van onze harten (Mat. 19:8). Het kan dus niet een weg zijn die mensen kunnen gaan vanuit de gedachte: ‘Mooi, zoals God ons nu deze weg geeft.’ Mozes heeft weliswaar toestemming tot een scheidbrief gegeven, maar echtscheiding blijft een kwaad. Toch, als mensen – met verdriet in het hart, uitziend naar vergeving en toekomst – die weg gaan, mogen we geloven dat God hen niet aan hun lot overlaat, maar ook dan hun levenspad tot een heilsweg wil maken.
Ernstig misverstand
Ik hoop inmiddels duidelijk gemaakt te hebben dat we af moeten van een rigide beroep op scheppingsorde. Dat het huwelijk van man en vrouw door God in het begin gegeven is, is niet een ‘scheppingsorde’, waaraan je in de kerk – en liefst ook in de samenleving – eenvoudigweg kunt vasthouden. ‘Schepping’ is (1) dat God zelf in de gebrokenheid van de zonde de morele orde van de wereld – de ‘grondslagen’ van Psalm 11 – niet laat teloorgaan. Dat Hij vijandschap tussen vrouwezaad en slangezaad in stand houdt wil ook zeggen dat de slang er niet in zal slagen het kwade tot iets goeds te maken. De Nazi’s hebben een Umwertung aller Werte gepropageerd, en ze hebben mensen daarin meegekregen, maar ze zijn er niet in geslaagd de uitroeiing van hele groepen mensen – joden, Roma, Sinti, homoseksuelen, geesteszieken en verstandelijk beperkten – tot iets te maken waarover men graag en met gepaste trots spreekt. We moeten alleen niet denken dat we daarmee op een basisbesef stuiten waar we een ethiek uit kunnen afleiden: er niet in slagen mensen bij grof geweld en onderdrukking een ‘goed gevoel’ te laten krijgen wil nog niet zeggen dat je al een basis van herstel hebt. Die heb je niet, die kan alleen van God komen, in Christus, door de Heilige Geest.
‘Schepping’ is (2) dat God de goede vormen die Hij aan de door Hem geschapen werkelijkheid gegeven heeft bewaart, zegent, doet gelden. Maar Hij doet het door en vanuit Christus. De gedachte dat wij ordeningen kunnen ‘handhaven’ berust op een ernstig misverstand. De structuren van Gods schepping zijn niet een soort natuurwetten, die we maar hebben te eerbiedigen; ze zijn geen formele structuur, maar inhoudelijk gevuld met zijn genadige trouw aan zijn schepselen. Het spreken over een ‘scheppingsordening’ als onveranderlijke, bij wijze van spreken in beton gegoten structuur gaat uit van een scheiding tussen God als Schepper en God als Verlosser. Die ‘scheur’ in ons beeld van God maakt dat het spreken over ‘schepping’ vooral moreel van aard wordt en dat God als eisend gezien wordt. Zijn rechtvaardigheid en zijn barmhartigheid kussen elkaar dan niet, zoals Psalm 85 het bezingt, maar ze zijn eerder rivalen. Een daardoor gestempeld godsbeeld heeft veel schade aangericht; dat komt omdat het geen recht doet aan hoe de Bijbel over de eenheid van Gods gerechtigheid en barmhartigheid in Christus spreekt.
We kunnen ons dus niet afmaken van de vragen die broeders en zusters met een homoseksuele gerichtheid belichamen door naar een onveranderlijke scheppingsstructuur te verwijzen: ‘God created Adam and Eve, not Adam and Steve.’ Het is ook goedkoop, zonder echt oog voor hoe verweven seksuele gerichtheid met heel het menszijn is. Beseffen de ondertekenaars van de Nashville-verklaring wel dat ze, zoals Jezus het scherp formuleert in Matteüs 23, mensen lasten opleggen zonder zelf een vinger uit te steken om die mee te dragen?! En het ís niet alleen maar het pak van die ander, het is ons gezamenlijke pak, en de apostel roept ons op, elkaars lasten te dragen (Gal. 6:1). Dan is er geen andere weg dan te luisteren naar hem en haar die oprecht zich aangetrokken voelen tot de ander van hetzelfde geslacht, niet enkel seksueel, maar als ‘hulp tegenover je’, mens die in liefde jouw tochtgenoot door het leven wil zijn, in wie je je in je diepste wezen erkend, herkend, aanvaard, bemind kunt weten.
Juist omdat God zelf zijn schepsel volgt in de vragen van het leven hoeft dat niet te betekenen dat we meegaan in een denken dat de Bijbel terzijde legt. Nee, we kijken dan hoe God zijn weg gaat met mensen, door alle gebrokenheid heen, en zich in Christus de Goede Herder betoont. En bang hoeven we ook niet te zijn, als we gelovig weten dat God de grondslagen van zijn schepping niet laat eroderen, maar ze altijd weer op zo’n manier tot gelding brengt dat mensen kunnen opademen voor zijn aangezicht.
Prof. dr. G.C. den Hertog is emeritus hoogleraar ethiek en dogmatiek van de Theologische Universiteit Apeldoorn.
- Gerrit Höver, Gerrit G. de Kruijf, Oliver O’Donovan & Bernd Wannenwetsch, ‘The Freedom of the Family. An Ecumenical Contribution to a European Debate‘, in: Gerrit Höver, Gerrit G. de Kruijf, Oliver O’Donovan & Bernd Wannenwetsch (Hg.) Die Familie im neuen Europa, (Ethische Herausforderungen und interdisziplinäre Perspektiven Bd. 9), Münster 2008, 9-60 (ingekort en vertaald: ‘De vrijheid van de familie. Een oecumenische bijdrage aan een Europese discussie’, in: G.G. de Kruijf & P. Schaafsma, Meer dan een optelsom. Kanttekeningen bij de waarde van het gezin, Kampen 2008, 13-39).
- Vgl. Höver e.a., ‘The Freedom of the Family’, 13v.
- Dorien Pessers, Verdwaalde seksen. Over sperminators, metroseksuelen en autocopieën, Annalen van het Thijmgenootschap jaargang 91 (2003) aflevering 4, Nijmegen 2003, 12.