De lokroep om over de drempel te stappen

De kerk als broedplaats van spiritualiteit

In de plastische Statenvertaling is psalm 34:8 vertaald als ‘Smaakt en ziet dat de Heer goed is’. De Nieuwe Bijbelvertaling blijft wat achter met ‘Proef en geniet de goedheid van de Heer’: het oog dat ziet heeft het loodje gelegd. Erg kwalijk zullen we het de vertalers niet nemen, want ook bij Petrus, die deze tekst citeert (1 Petr. 2:3), blijft alleen het smaken of proeven over. Hoe dan ook, smaken, proeven, zien, dat is het passende antwoord op de goedheid van de Heer.

Toen Augustinus in zijn Confessiones terugkeek op zijn weg naar God, noemde hij alle vijf de zintuigen om duidelijk te maken hoe God bij hem binnen was gekomen. God, die de schoonheid is, zo oud en zo nieuw, had gestraald en de blindheid verjaagd, geroepen en de doofheid doorbroken, gegeurd (!) en laten inademen, laten proeven om honger en dorst te stillen en op te wekken, aangeraakt en laten ontvlammen naar vrede. Die vijf zintuigen plaatst Augustinus in de geest, maar geest en lichaam zijn nooit van elkaar te scheiden. God is een invloed die in overvloed tot de mens komt en geloven betekent dat je je laat beïnvloeden. Dat geeft ondervinding. Smaken, zien, horen, tasten, ruiken.

Spiritualiteit is je toeleggen op het contact met de goedheid van God. Mijn vorige essays wezen in de richting van een omslag in kerk en theologie. In plaats van interpretatie komt beoefening. In plaats van de zorg om het voorwerp, God, of God er wel is en hoe we God moeten verstaan, komt de beoefening van de ‘praktijk van de godzaligheid’. Spiritualiteit is beoefening. Het is ondervinding. Het veronderstelt dat God er is. Meer nog: dat God er al is. ‘U was al bij mij maar ik was niet bij U’, schrijft Augustinus. Tot zijn Wende, waarna hij op zijn beurt bij God kwam. Dat was het begin van een spiritueel leven en van ‘geestelijke oefeningen’.

Taal van gisteren
Veel tijdgenoten zoeken spiritualiteit buiten de kerk. Dat heeft deels te maken met een vooroordeel dat de kerk niet spiritueel is. De kerk, zo stelt het vooroordeel, is immers een instituut dat met zichzelf bezig is, dat je persoonlijke vrijheid in de weg staat, dat de taal van gisteren spreekt, enzovoorts. De vraag of de kerk spiritueel is, is natuurlijk een veel te grote en algemene vraag. En tegen vooroordelen kun je niet veel beginnen. Toch is het niet overbodig om de eerlijke vraag op tafel te leggen naar het spirituele gehalte van déze kerk en déze gemeente.

Niet op een tafel met een hakblok erop om koppen te laten rollen. Eerder op een tafel waar ook de opengeslagen getuigenissen liggen van theologen, dichters, vromen, heiligen, musici, kloosterlingen, moderne en minder moderne devoten, enkelingen en schrijvers, kortom, van de vele getuigen van geestelijk leven de eeuwen door. De kerk is gelukkig ook een broedplaats van spiritualiteit geweest en is dat nog steeds. Dat geeft aan de kritische vraag wel een indringend karakter. In hoeverre is deze kerk en deze gemeente trouw aan wat in de traditie met zoveel gloed en kracht naar voren is gebracht en waaruit is geleefd? Het is een vraag naar de kerk als een huis voor de ziel met zorg voor de ziel. Theologie moet weer een vorm van spiritueel leven worden

In plaats van interpretatie is beoefening nodig. De beoefening kent verschillende wegen, die allen naar hetzelfde doel leiden: het leven met God. Er is een weg van gebed, van meditatie en verinnerlijking, van biddend lezen van de Schrift, maar ook van de liturgie, van de verkondiging, van de gemeenschap, van het dagelijkse leven. Die wegen hoeven niet uitgevonden te worden: ze zijn er en vanuit elk huis en elk hart is er een pad dat op dit wegenstelsel is aangelegd. In plaats van eindeloze reflecties, van talloze voorvragen, van zorgelijke overwegingen over geloof en weten, kerk en cultuur, is er de lokroep om over de drempel te stappen en de weg te gaan. The proof of the pudding is in the eating.

Dat vraagt wel om een mentaliteitsverandering. Om er een te noemen: theologie zal weer een vorm van spiritueel leven moeten worden. Volgens een oud adagium is theologie gebaseerd op geloof dat inzicht zoekt (fides quaerens intellectum). Eerst geloof, dan inzicht. Vruchtbare theologie komt voort uit geloofspraktijk en leidt ernaartoe. Denken, ook kritisch denken, komt voort uit gebed en eredienst. Alle grote theologie die de tand van de tijd doorstaan heeft, is daar het bewijs van. De idee dat je alleen kritisch kan denken door je eerst los te maken van elke binding, van elke praktijk, van elke toewijding, van dorst en honger en vreugde en vrede is een hersenschim. Het heeft de theologie in vreemde boeien geslagen. Het heeft ook nog eens geleid tot een versplintering van de theologie in een veelvoud van disciplines en vakken, die elk geschoeid op zogenaamd wetenschappelijke leest de eenheid van de theologie en het voorwerp van de theologie: God, heeft doen vervagen. Theologie is een spirituele discipline. Dat is haar eer, waarheid en schoonheid.

Overwoekerd
Het vraagt ook om een mentaliteitsverandering in de liturgie. Die dreigt steeds weer overwoekerd te worden door een overmaat aan woorden. ‘Van de liturgie mogen we verwachten dat ze ons positieve stilte geeft, die ons bij onszelf doet komen, een stilte die niet een pauze is, waarin duizend gedachten en wensen ons overvallen, maar inkeer, die ons van binnenuit vrede geeft, ons laat opademen en ons weer het wezenlijke teruggeeft dat verloren ging.’ (Joseph Ratzinger). Liturgie vraagt om het besef: ‘God is tegenwoordig, God is in ons midden, laat ons diep in ‘t stof aanbidden, God is in ons midden, laat nu alles zwijgen, alles in ons voor Hem neigen.’ 

Maar hoe vaak is het niet zo dat de ziel roept naar God en beschouwingen en overwegingen krijgt. Dat het lichaam wil knielen voor God en in plaats daarvan geacht wordt een stoel te bezetten. Het vacuüm van een afwezige God wordt gevuld met de agenda van de liturgie. God is een overvloeiende volheid en dat vraagt leeg te worden van onszelf. Christus stelt zich tegenwoordig in de tekenen van brood en wijn en dat vraagt aanbidding en overgave. Wat hebben we dan harder nodig dan de liturgie te beleven in de geest van het gebed: ‘Heer kom in mij wonen, zij mijn hart en leven, U ten heiligdom geheven’.  

De weg van de spiritualiteit weet van ‘smaken en zien van de goedheid van de Heer’. Dat kan niet zonder een wending naar binnen. Augustinus vond God ‘van binnen’. Niet dat God daar is opgesloten. Hij is de Schepper van hemel en aarde. En toch vond Augustinus God door de weg van gebed en verinnerlijking. De weg naar binnen vraagt om een God van binnen. Zo niet, dan verkommert de spiritualiteit of treedt ze buiten de oevers van de christelijke traditie. In dat laatste geval is de mens ten diepste alleen met zijn eigen geest. Augustinus ontdekte God, die ‘innerlijker is dan mijn diepste innerlijk’’ en ‘hoger dan mijn hoogste hoogte’. Dat is een aanwezende God die nooit samenvalt met mijn ik en zich nooit laat vangen maar die zich wel openbaart, laat ‘smaken en zien’. Karrenvrachten devotie die overboord zijn gekieperd

Aan de theologie mag hier wel de vraag gesteld worden of de ‘innerlijke God’ en de ‘innerlijke Christus’ voldoende zijn gehonoreerd. Het lijkt er soms op dat Christus een persoon is uit de geschiedenis die daarom op grote afstand staat en hooguit als een voorbeeld werkt. Of dat Hij alleen een bepaling is uit de geloofsleer, die ons dan niet toevallig steeds vreemder aanstaart. Het is waar: Christus is Jezus die geboren is uit de maagd Maria en heeft geleden onder Pontius Pilatus. Het is evenzeer waar dat Christus in de geloofsleer hoort. Die historische Jezus en geloofde Christus zegt echter tegen zijn leerlingen: ‘Blijf in Mij’. En het laatste grote gebed van Jezus tot zijn Vader eindigt met de woorden: ‘… Ik in hen’ (Joh.17:26).

Christus woont in harten van mensen. ‘Ik sta voor de deur en ik klop aan. Als iemand mijn stem hoort en de deur opent, zal ik binnenkomen, en we zullen samen eten, ik met hem en hij met mij’ (Openbaring 3:20). Ik heb de indruk dat er karrenvrachten devotie en mystieke theologie overboord zijn gekieperd die tot spirituele schraalte hebben geleid. Een gepast wantrouwen voor geestdrijverij, klef piëtisme, heimelijke geestelijke zelfbevrediging of klitterige conventikels heeft geleid tot een kaalslag die een geestelijk vacuüm heeft achtergelaten. 

Hoe heilzaam kan het zijn om woorden te horen die uit de stilte van een leven met Christus komen, zoals van die vrouw die intrad in een klooster in Dijon en maar 26 jaar geworden is. Het is de stem van Elizabeth Catez, bekend als Elizabeth van de Drie-eenheid, Ze schreef in een brief aan haar moeder waarin ze over de gemeenschap met de heilige Drie-eenheid sprak:

Johannes wenst in een van zijn brieven dat we gemeenschap hebben met de heilige Drie-eenheid. Dit woord is zo zoet en zo eenvoudig. Het is genoeg, zegt Paulus, om het te geloven. God is een geest en het is door het geloof dat we hem benaderen. Bedenk dat je ziel een tempel is van God, ook dat zegt Paulus. Elk moment, van de dag tot de nacht, wonen de drie goddelijke personen in je. Je ontvangt de heilige mensheid van Christus door de communie (avondmaal). Maar de goddelijke natuur, die de zaligen aanbidden in de hemel, woont in je ziel. Welnu, als je dat weet, geeft dat een aanbiddelijke intimiteit: je bent nooit alleen. Als je liever zegt dat de goede God bij je is in plaats van in je, is dat ook goed. Als je maar met Hem leeft. Vergeet daarbij niet om mijn kleine kapelletje te gebruiken dat ik speciaal voor jou gemaakt heb, met zoveel liefde. En dan hoop ik dat je de drie gebedsmomenten van vijf minuten wilt bidden in het kamertje dat ik vroeger als mijn heiligdom gebruikte. Bedenk dat je met Hem bent en handel als iemand die met een Wezen van wie je houdt verkeert. Het is zo eenvoudig. Je hebt niet allerlei schone gedachten nodig maar stort gewoon je hart uit.

Het is de vraag of er zo een onderscheid gemaakt kan worden tussen het ontvangen van de mensheid van Christus en zijn goddelijkheid. Belangrijk is in ieder geval dat ze beiden genoemd worden. Wezenlijk is dat de ervaring van de innerlijke Christus verbonden blijft met brood en wijn, met liturgie en preek, met Bijbel en traditie. In de hoofdstroom van de christelijke spiritualiteit is dat ook het geval.

Het getuigenis van Elizabeth komt voort uit een ervaring, uit een smaken en zien. De toon blijft zuiver en wordt nergens belerend. Hier horen we het ademen van de ziel, die het niet kan laten anderen aan te sporen tot eenzelfde ademhaling. Daarbij gaat het niet om geheimtaal; hetzelfde kan immers, zoals Elizabeth aangeeft, ook met andere woorden gezegd worden. Spiritualiteit is, getuige dit citaat, verbonden met een praxis. Het kleine kapelletje, de drie gebedsmomenten, ze zijn behulpzaam in de weg met God. Alleen door beoefening, door een discipline, zal het leven met God gestalte krijgen. Dat leven blijft eenvoudig. De kern ervan is liefde.     

Modderpoelen
Wie weet zijn er lezers die moeite hebben met teksten als deze. Dat kan te maken hebben met slechte ervaringen met vormen van ‘innig christendom’. De werkelijkheid van Christus die woning maakt, kan ontaarden in een cirkelen om de eigen gevoelens en emoties. Erger nog: juist deze innerlijke Christus werd op afstand gezet van de gewone gelovige, en geclaimd door een numerus clausus van (enkele) uitverkoren zielen. Sommige wateren zijn modderpoelen geworden. Er is echter alle reden om te luisteren naar de lokroep van de zee, waarboven de meeuwen scheren, waarop boten drijven met zeilen als zielen, de zee die lokt en de echo oproept in het hart: ‘Oeverloze diepte, wonderlijkste wonder, zee ik ga in U ten onder’.

Dr. A. J. Plaisier is missionair predikant in Apeldoorn. Van 2008 tot 2016 was hij scriba van de PKN.