Als de ogen regeren
Na Wapenveld nr. 2 van dit jaar vervolgen we onze kennismaking met Simson: de man uit een verre oertijd, maar een tijd die toch lijkt op de onze. Gemeenschappelijke huizen werden ook toen gesloopt ten gunste van het koninkrijk van eigen ogen en eigen mening. En probeer er dan nog maar eens een gezamenlijk gedeeld verhaal van te maken.
Ik heb lang gehoopt dat je ergens in Simson, in die ruwe bolster, misschien nog een blanke pit zou kunnen vinden, tussen alle bruut geweld toch nog wat sympathieks – maar nee, Simson is niet leuk, niet aardig. Hij is een boef. Een lompe egoïst.
Het is op zich ook niet nodig dat wij Simson aardig vinden. Jakob was ook geen beste. En David heeft ook heel wat schurkenstreken uitgehaald. In de Bijbel zijn het vaker juist de ‘onaardige’ mensen die Gods Koninkrijk in de wereld kleuren. God kiest soms blijkbaar wat wij schurkachtig vinden – juist datgene wat wij niet mooi en goed vinden, en dwars door alle bedenkelijke acties van Jakob en David heen ziet de Schrift iets moois, iets nieuws, iets goeds ontstaan. Ezau en Saul zijn eigenlijk mooier. Prachtige mensen naar wie je uren kunt kijken. Misschien ook wel heel sympathiek. Begrijpelijk. Dichtbij. Hun fouten kun je zo makkelijk door de vingers zien. Maar God kiest de achterbakse Jakob, en de listige leugenaar David.
Soms is dat bijna niet te verteren. Soms kun je er ook blij om zijn – als je merkt dat je verschrikkelijk op die achterbakse Jakob of overspelige David lijkt bijvoorbeeld. Het zal God niet in de weg staan.
Jakob en David waren misschien niet heel sympathiek, maar ze lieten zich toch gebruiken door God. Er valt over Jakob en David uiteindelijk toch ook nog wel wat positiefs te melden. Maar bij Simson…
Een grote vergissing
En toch is hij zo’n prachtige figuur! Hij komt een jonge leeuw tegen, de leeuw gromt, zijn tanden schitteren dreigend – maar Simson wordt boven zichzelf uitgetild, je ziet zijn spieren spannen, hij is een en al aandacht, gericht op zijn prooi. Ze draaien om elkaar heen, twee roofdieren; de leeuw springt, maar Simson grijpt hem bij zijn muil en scheurt het beest met zijn blote handen woedend uit elkaar. Prachtig verhaal – voor zo’n kerel heb je al snel een zwak!
Als je Simson beter leert kennen, merk je dat er niks sympathieks is aan die man. Maar het duurt heel lang voor je het geloven wilt. Je bent zo gewend om te kijken: hoe ziet het er van buiten uit – dan zal het van binnen ook wel goed wezen. Mooie mannen, mooie vrouwen – je vertrouwt ze veel sneller dan andere mensen. En je kunt het bijna niet geloven als het een grote vergissing blijkt te zijn.
Simson is zelf ook ten voeten uit iemand die zich laat leiden door zijn ogen. Wat hij mooi vindt, dat is goed. En wat mooi is, en goed, dat moet Simson hebben. Hij kan het niet meer uit zijn hoofd zetten, hij moet en zal het krijgen. Koppig als een klein kind, er is geen land meer met hem te bezeilen.Is er juist voor jou dan geen gewoon net Israëlisch meisje?
Zo wordt Simson al bij zijn eerste acties getekend. Als je het verhaal nog niet kent, val je bij het lezen bijna van je stoel. Simson, geboren om Israël te bevrijden uit de macht van de Filistijnen, is zo’n beetje op de huwbare leeftijd gekomen. En op zijn zwerftochten is hij een meisje tegengekomen – uitgerekend een Filistijns meisje! – en met haar moet en zal hij trouwen. Dat verwacht je niet, als je de eerste bijbelboeken een beetje kent. Het was belangrijk dat het volk van Israël niet allerlei afgoden van economie, vruchtbaarheid en ogendienst binnenhaalde door zich blind te vermengen met andere volken. En Simson moest er al helemaal voor zorgen dat het volk in alle vrijheid anders kon zijn, zijn gemeenschappelijk huis weer kon betrekken tot heil van de volken. Maar het eerste wat hij doet, is dikke vriendjes worden met de onderdrukker. Wat een slechte start.
Jongen, zeggen zijn ouders, dat is niet de bedoeling! Waarom wil je nou juist met een vrouw van die onbesneden Filistijnen trouwen?! Zo hebben we je toch niet opgevoed?! En ze schelden nog eens op alles wat Filistijns is. Is er juist voor jou dan echt geen gewoon net Israëlisch meisje? Maar Simson weet wat hij wil. Hij moet en zal dit meisje hebben, want ‘zij bevalt me.’ Ik vind haar mooi. Zij is een lust voor mijn oog.
Ik weet niet hoeveel vrouwen Simson in zijn leven aanbeden heeft. In de Bijbel lees je over drie vrouwen. Alle drie Filistijnse. Alsof Simson het erom doet, alsof hij zich juist aangetrokken voelde tot dat waar hij eigenlijk tegen moest vechten. Zich met al zijn spierballen aangetrokken voelde tot de gemakkelijke weg, de weg van de minste weerstand.
Daar maakt Simson de fout die zijn hele volk maakt in die tijd. De Israëlieten doen alleen wat goed is in eigen ogen. Dat is in de tijd van de ‘rechters’ de vaste gang van zaken. Wat bevalt me, wat vind ik mooi en goed – dat moet gebeuren. Zoveel willen, zoveel wetten. Met een grote chaos als resultaat. De gemeenschap raakt in verval. Wat kwaad in Gods ogen ‘kwaad’ is, tiert welig. De Israëlieten geloofden heus wel dat God ‘er is’. En Simson ook. Maar wat betekent ‘er is’; boeit dat je nog? Intussen leeft hij zijn ogen achterna. Hij ziet een boeiende vrouw. Hij wil haar hebben. ‘Ik houd zo van je, ik houd zo zielsveel van je!’ Ja, met zijn ogen. Simson denkt dat hij het meent, dat hij het echt zo voelt – maar straks laat hij haar weer vallen als een baksteen. Alsof dat liefde is: wat alleen je ogen je vertellen.
Gods ongekende gang
Het lijkt alsof God Simson voor niets geboren heeft laten worden. Van zijn plannen komt niets terecht. Maar, staat er dan, ‘Simsons ouders wisten niet,’ en trouwens, Simson had het zelf ook heus niet in de gaten, ‘dat het de heer was die hierop aanstuurde, omdat hij een aanleiding zocht om de strijd met de Filistijnen aan te gaan’ (NBV).
Simson is niet in staat Gods plannen in de war te schoppen…
Het gaat denk ik wel heel anders dan God het liefst had gewild. Als Simson dan niet vraagt naar Gods wil, dan moet het maar op een andere manier; dan moet God maar met een kromme stok nog een redelijk rechte slag slaan. En straks komt er ruzie met de Filistijnen, en begint Simson toch de strijd voor de bevrijding, zoals God beloofd had. Het kon allemaal veel mooier en beter en eerlijker – maar Simson leende zich er niet voor. Dan maar zo.
Triest, tragisch. Maar er zit ook humor in. Simson, met zijn grote ego, met zijn sterke wil, wordt een willoos radertje in grotere plannen. Alles wat er toch nog goed gaat, dat gaat goed ondanks Simson. Ik ben blij met dat zinnetje, dat ertussendoor staat, ook al is het niet gemakkelijk: God zat hierachter. Hoe fout het ook was van Simson, God zou er gebruik van gaan maken.
Andere carrièrekeuzes?
Je kunt vragen naar Gods hand in de geschiedenis. Maar komt het misschien door onszelf dat we die vaak niet kunnen zien? Zitten we er zelf niet tussen met onze grote ego’s? Met onze fascinatie voor kracht en snelheid? De één weet nog beter wat-ie wil dan de ander, we hebben allemaal onze plannen voor onze carrière en onze levensloop al klaar… Bij wie vertaalt een bekommernis om een gemeenschappelijk huis zich nu eigenlijk in bijvoorbeeld andere carrièrekeuzes en bestedingspatronen en een goed verhaal daarbij?
God zal heus zijn gang wel gaan. Het Koninkrijk zal heus wel komen. Maar wij – staan we in dienst van dat Koninkrijk, of zijn we met onze grote ego’s niet meer dan radertjes in de tijd, die niet kunnen zien, niet kunnen willen, die door God alleen maar gebruikt kunnen worden ondanks onszelf?
Het zou misschien weleens mooier, eleganter, duidelijker kunnen: Gods gang door de tijd. Maar dat ligt dan aan ons. Aan de ego’s.
Prof. dr. E. van ’t Slot is Wapenveld-redacteur. Hij is bijzonder hoogleraar vanwege de Confessionele Vereniging aan de Rijksuniversiteit Groningen en als docent en onderzoeker verbonden aan het Centrum voor Beroepsvorming en Spiritualiteit van de Protestantse Theologische Universiteit.