Een pact van liefdevolle onoprechtheid

Zwijgen en verhelen als cruciale deugden

Hoe het er met de Brexit zal voorstaan tegen de tijd dat dit tijdschrift verschijnt, valt op het moment waarop ik dit schrijf nog nauwelijks te overzien. Al sinds meer dan een jaar verwacht ik er niet minder dan een hard afscheid met slaande deuren van. Maar niets is zeker,  behalve het feit dat dit politiek avonturisme nu al diepe wonden geslagen heeft.

Niet alleen de verhoudingen tussen de Europese landen maar ook die tussen gewone burgers zijn daar slachtoffer van. Vriendschappen zijn erdoor verbroken, families verscheurd en relaties bedorven. Het zal er aan menige Britse eettafel niet gezelliger op worden wanneer het woord ‘Brexit’ valt. Op familiefeestjes zal ter wille van de lieve vrede de roze olifant in de kamer krampachtig ongenoemd blijven  – al zal ook daar na een glas of wat de vlam gemakkelijk in de pan slaan.

Ik kan mij dat allemaal goed voorstellen. Want zelf zit ik soms met een soortgelijk probleem. Brexit is niet mijn persoonlijke zorg, maar de Catalaanse afscheidingsbeweging wel. Veel van mijn vrienden komen uit Spanje, sommige uit Catalonië – en van hen is de een vóór, de ander tegen het Catalaanse separatisme. Het enige wat hen verenigt is de heftigheid waarmee ze hun standpunten belijden.

Dat leidde in mijn vriendengroep verbazingwekkend snel tot groot ongemak. Politieke discussies kregen een vinnige ondertoon die elke bemiddeling onwaarschijnlijk maakte. Intussen spreken sommige vrienden al niet meer met elkaar. Of ze drinken hun gezamenlijke borrel met een aan tegenzin grenzende argwaan, waarbij ieder  zich maar al te goed bewust is van het woekerend onbehagen. Ook wij negeren de roze olifant met een bijna opzichtige behoedzaamheid.

Liturgievernieuwing
Ik vermoed dat dit soort voorbeelden eindeloos te vermenigvuldigen zijn.  Uit mijn jeugd herinner ik mij hoe feestjes in mijn katholieke familiekring steevast uitmondden in discussies over de kerk- en liturgievernieuwing die kort daarvoor door het Tweede Vaticaans Concilie in gang was gezet. Tot een breuk kwam het niet; het familiegevoel behield steeds de overhand. Maar ieder wist van de ander wel precies waar hij stond en waarom hij het daarmee hartgrondig oneens was. Tussen chips, ranja, de zoete Spaanse wijn uit die jaren hadden zich onherroepelijk de tegenstellingen van de Grote Wereld gedrongen.

Later kwamen daar de geijkte thema’s van de toenmalige generatiekloof bij: de oorlog in Vietnam, de grenzen aan de groei, de milieuproblematiek die daar oorspronkelijk nog los van stond, seks vóór het huwelijk of zelfs helemaal zónder huwelijk, popmuziek, bewustzijnsverruimende middelen.

In menig huisgezinnen waren de roze olifanten in die tijd in groten getale aanwezig. En ongenoemd bleven ze zelden, want discussie was een plicht en regel. Zwijgen gold als laffe ‘burgerlijke’ instemming, want alleen in wat volgens Jürgen Habermas een herrschafstfreie Kommunikation diende te zijn bewees iemand wat hij waard was.

Herrschafstfrei was die Kommunikation in werkelijkheid allerminst. De best gebekten hadden er steevast het hoogste woord, dankzij geroutineerde en niet altijd eerlijke argumentatietrucs. De minder mondigen werden daardoor zelden overtuigd maar wel gedreven tot machteloze woede. Zo lag escalatie altijd op de loer, in weerwil van alle moederlijke vermaningen het gezellig te houden en over iets anders te beginnen. Want zie je wel, daar was de lafheid weer: de angst om het beest recht in de ogen te zien, de gemoedelijkheid die ooit het fascisme had mogelijk gemaakt. Want voor minder deden we het niet. Alleen met oprechtheid, transparantie en een scherp debat kon voorkomen worden dat Auschwitz opnieuw een kans zou krijgen.Principiële militanten plaatsen de zaak boven de lieve vrede

Hoe geëxalteerd dat nu ook lijken mag, ik vrees dat ik er in die jaren niet veel anders over dacht. Het taboe verklaren van gevoelige gespreksonderwerpen gold als een ultieme vorm van onwaarachtigheid of – voor de existentialisten onder ons – ‘oneigenlijkheid’. Intussen geef ik mij ten aanzien van mijn Catalaanse vrienden precies dááraan van harte over. Plots klinkt de oekaze ‘Verboden over politiek te praten’ die ooit in menige  kapperszaak of country club op bordjes aan de wand hing een stuk minder lafhartig.

Zwijgen, verhelen en omzichtigheid zijn cruciale deugden voor wie, om de wijze woorden van Job Cohen aan te halen, de boel een beetje bij elkaar wil houden. De principiële militant plaatst de zaak boven de lieve vrede – en roept daarmee eerder het spook van geweld en onmenselijkheid op dan de ‘lafheid’ die hij de accomoderende gezelligheid verwijt. Die laatste accepteert dat het leven nu eenmaal onvolmaakt is, en dat de traagheid van de ‘stof’ een hardnekkige grens stelt aan de pretenties van de zuivere Kommunikation waarin alleen redenen van de geest in tel zijn.

Misschien is er een mensenleven voor nodig om te genezen van het idealisme (in filosofische en morele zin) dat meent dat in de menselijke verstandhouding  slechts denkbeelden ertoe doen. De ideële sfeer waarin die floreren is in werkelijkheid uitermate broos. Een roze olifant kan haar zomaar wegblazen, en voor je het weet is dan het verhaaltje uit – of mondt het uit in een botter en gewelddadiger regime.

In lichterlaaie
Ruzies en verbroken relaties zijn niet eens de ergste gevolgen ervan. Hoe snel de onverzoenlijkheid kan toe- en doorslaan in felle haat, bewijzen niet alleen de polarisaties rond de Brexit en het Catalaanse separatisme, maar op nog veel schrikwekkender manier de Joegoslavische tragedie van de jaren ’90. Toen daar bij buren, in families en vriendenkringen de politiek tussenbeide kwam, stond het land onthutsend snel in lichterlaaie. Net als – bijvoorbeeld – in het Spanje van 1936, bij het begin van de Burgeroorlog, vlogen mensen die bij het slapengaan elkaar nog liefdevol goedenacht hadden gewenst, elkaar bij het opstaan onverzoenlijk naar de strot.

Misschien klinkt het pessimisme van deze vaststelling even geëxalteerd als het zuiverheidsgeloof uit mijn jonge jaren – maar het heeft in ieder geval de hachelijkheid van de menselijke relaties beter leren lezen. Of beter: leren inzien hoe gemakkelijk het gemoed zich laat meeslepen tot onmenselijkheid wanneer de sterren nèt een beetje verkeerd staan. Dat besef weet hoe fragiel de menselijke omgang is en noopt tot tact en omzichtigheid want een catastrofe is op één onbewaakt moment ontketend.

Oprecht veinzen
Niet dat daarmee de tegenstellingen in politieke wil of geloofsovertuiging worden weggenomen. Maar onder stilzwijgende afspraak worden ze tussen haakjes gezet en zo lang mogelijk van hun angel ontdaan. Noem het, naar Frans Kellendonk, een vorm van oprecht veinzen: we doen allebei alsof er tussen ons geen vuiltje aan de lucht is, en ook al wéten we dat, daardoor krijgt het vuiltje dat er wel degelijk is geen kans om onherstelbaar onheil te stichten. We verbijten onze onenigheid onder een wederzijds voorgewende, ‘onnozele’ vriendelijkheid die hopelijk onze vriendschap of de familieband zal redden.

Misschien – want niets is zeker. Het pact van onze liefdevolle onoprechtheid bewijst zich pas wanneer de zaken door de politieke omstandigheden op de spits gedreven worden. Tot op dat moment zwijgen we. Hopend dat de roze olifant in de kamer voldoende ademruimte overlaat om onze vriendschap, famielieliefde en genegenheid niet te versmoren.

Dr. G. A.M. Groot doceerde filosofische antropologie aan de Erasmus Universiteit Rotterdam en was hoogleraar ‘Filosofie en literatuur’ aan de Radboud Universiteit te Nijmegen. Hij is medewerker voor filosofie en literatuur bij NRC-Handelsblad en columnist bij Trouw. Zijn meest recente boek, De geest uit de fles, verscheen in 2017.