Redactioneel

Een paar jaar geleden maakte ik voor het eerst kennis met het fenomeen intervisie. Misschien een beetje laat, maar in de bètawereld zijn we niet zo van de psychologie. Al doende kreeg ik er wel lol in. Het dagelijks leven op de werkvloer is soms zo vol van voetangels en klemmen, dat een goed gesprek erover hard nodig is. En blijkbaar kun je dat ook organiseren.

Maar na verloop van tijd begon mij iets op te vallen in de gesprekken. De plot van de verhalen die we elkaar vertelden bevatte veel overeenkomsten. Het ging vaak over een situatie waarin je merkt dat je niet wordt gesteund door je leidinggevende of je collega’s. Op belangrijke momenten sta je er alleen voor. Ik deed er zelf dapper aan mee. Het begon er op te lijken dat wij als intervisiegroep in de Tweede Wereldoorlog allemaal in het verzet zouden hebben gezeten. Dat valt te betwijfelen, want het merendeel van onze landgenoten was toen helemaal niet zo dapper. Wij houden blijkbaar van een universum met onszelf in een van de hoofdrollen. Je kunt je afvragen of we hier als samenleving veel mee opschieten. In dit nummer van Wapenveld wordt in meerdere artikelen een andere benadering verkend.

Wapenveld-redacteur Wim Dekker schrijft in het kader van de jaarserie over zorgzaam leven. Wat kunnen wij nog van elkaar verdragen? Wat is normaal? De tijd is voorbij dat we daar allemaal zo’n beetje hetzelfde beeld van hadden. Dat maakt samenleven lastig. Voor mensen met een beperking bestaan bijvoorbeeld allerlei regelingen waardoor ze toch kunnen blijven werken. Dat betekent niet dat ze ook echt worden geaccepteerd op de werkvloer. We vinden hen lastig. We zeggen dat niet hardop, maar denken het wel. Met een beroep op de socioloog Bauman voert Dekker een pleidooi voor zorgzaamheid. ‘Wij zijn het vermogen kwijtgeraakt om het met elkaar uit te houden als het moeilijk is om bij elkaar te zijn.’

Theoloog Eric Bouter zet de inzet van Dekker door naar de kerk. Moet we het wel of niet erg vinden als in de kerk de gemeenschap lichter en vrijblijvender wordt? Zijn artikel is een reactie op een eerdere bijdrage van Harmen van Wijnen. Bouter bespreekt het werk van de Franse socioloog Maffesoli. Maffesoli – zijn naam zet hem in Nederland op enige achterstand – vergelijkt de postmoderne vrijblijvende gemeenschappen met stammen, die een gezamenlijke voorkeur delen. De stammen zijn geen diepe gemeenschappen; we vinden er alleen gelijkgezinden. Bouter vindt de stammenbenadering tekortschieten. In de kerk ben je tot elkaar veroordeeld. In goede en kwade dagen.

Hechte gemeenschappen horen bij vroeger tijden toen God nog niet verdwenen was uit Jorwerd. Inmiddels begint het besef door te dringen dat de verdwijning van God ook verlies betekent. Dat is het thema van het interview met Hans Boutellier in dit nummer. Boutellier is de auteur van het bekende boek Het seculier experiment. Na de jaren zestig is de samenleving niet ingestort; Nederlanders behoren tot de gelukkigste mensen ter wereld. Maar kunnen we zonder God en moraal echt alle problemen aan? Die vraag knaagt bij Boutellier. ‘In het seculiere experiment is zich een ontwikkeling gaan voordoen die het legitimeert dat de ander – de vreemdeling, de buitenlander – als vijand wordt gedefinieerd. Ik vind dat heel riskant.’

Wie na lezing van Bouter en Boutellier meent dat het juist nu voor de kerk belangrijk is om te laten zien hoe het anders kan, leze het artikel van Niels den Hertog. Hij promoveerde op de theoloog Jan Koopmans, bekend om zijn onverschrokken optreden in de Tweede Wereldoorlog. Er is veel moed nodig om te zeggen wat niemand vindt. Die moed is geen gemeengoed, maar wel onontbeerlijk om ons gemeenschappelijk huis in stand te houden.