Katholiciteit is nog wat anders dan globalisme
‘Wie een naam zoekt voor de nood der wereld kan er thans een vinden: Europa.’ ‘En de andere werelddelen kijken toe, zoals men om het bed van een zieke staat.’ Ik kwam deze cryptische zinnen van de hand van de theoloog Noordmans tegen toen ik in het kader van ons jaarthema aan de slag ging met deze Bijbelschets. Ze troffen mij.
Soms kan het gevoel je bekruipen dat anno 2019 eveneens zo naar Europa gekeken wordt: zoals om het bed van een zieke. Of is dat een vorm van masochistische zelfkritiek en gebrek aan nationale trots, zoals populistische politici als Thierry Baudet ons verwijten? In elk geval valt moeilijk te ontkennen dat Europa worstelt met het hervinden van een eigen identiteit. Daar zal het nu op aankomen. Maar wie weet de weg naar die toekomstige identiteit tussen enerzijds een onvermijdelijk verder groeiende immigratie en toenemende culturele en religieuze diversiteit en anderzijds een begrijpelijk (terug)verlangen naar een herkenbare nationale identiteit en de aperte onmogelijkheid daarvan?
Zal ‘Europa’ deze uitdaging aankunnen? Hoe gedeeld en veerkrachtig is de Europese democratische traditie? Autoritaire regimes in Turkije, Rusland en in het verre en wereldwijd steeds meer nabije China kijken belangstellend toe. Of meewarig, zoals men om het bed van een zieke staat, met wie men ook nog eens weinig emotionele banden heeft.
Noordmans schreef de geciteerde zinnen in 1948 in een meditatie naar aanleiding van het zendingsverhaal uit Handelingen (16:6), waar we lezen dat Paulus en Silas ‘… door de Heilige Geest verhinderd werden het Woord in Azië te spreken’. De route van de evangelieverkondiging in de wereld wordt verlegd naar Europa, waar de apostel in een droom iemand aan de oever van de zee ziet en hoort roepen ‘Kom over en help ons!’ (16:9). Daar voltrekt zich een beweging die voor eeuwen de kaarten van de geschiedenis heeft geschud. Het evangelie schiet wortel in Europa, dat wordt gekerstend. Eeuwenlang draait de geschiedenis van Europa rond Gods geschiedenis van heil, die zich doorzet in de presentie van de kerk. Dat die twee niet samenvallen, moge duidelijk zijn. Al te vaak liet de geschiedenis het tegendeel zien van Gods geschiedenis van heil. Maar onmiskenbaar draaide de Europese geschiedenis rond de heilsgeschiedenis.
‘Een rechtszaak van God’
Die tijd is voorbij, constateert Noordmans, in 1948 terugkijkend op wat zich heeft voltrokken in Europa. Eerst heeft Europa de Joden eruit gegooid. Maar het zware weer gaat de kerk niet voorbij. Noordmans: ‘Waar zijn ze gebleven, deze liefde, deze vrede, dit geloof? Waar zijn ze nu in Europa? Waar is Jezus gebleven, die met zijn Geest naar ons werelddeel gekomen is?’ Uit de slotzin van zijn meditatie blijkt dat Noordmans de geschiedenis van het snel ontkerkelijkende Europa van na de twee oorlogen ziet onder het teken van Gods oordeel: ‘En het oordeel waarin dit wereldgebeuren gekomen is, is een rechtszaak van God, waarin gij persoonlijk betrokken zijt.’
Inmiddels leven wij zeventig jaar verder, na een in West-Europa nagenoeg voltooide secularisatie en een ongekende kerkelijke kaalslag van de zestiger tot negentiger jaren, die nog steeds doorgaat. Hoe kijken wij nu naar Europa, met nu de nieuwe uitdagingen van een religieus en cultureel plurale samenleving. Noordmans, diep geraakt door de ontstellende rampen van de beide wereldoorlogen, ziet in 1948 Europa onder het teken van het oordeel. Secularisatie en ontkerkelijking zijn in zijn ogen geen toevallige ontwikkeling of een historisch verklaarbaar en onvermijdelijk verschijnsel, zoals ook het weer veranderlijk is, en je kunt er niet veel aan doen. Neen – God handelt daarin, in de verberging van zijn aanwezigheid. Godsverduistering ging dat heten, in het spreken van de kerk en het duiden van wat zich voltrekt. ‘God kan de lamp van het Evangelie wegnemen van de kandelaar’, zo klonk het in menige preek waarschuwend vanaf de kansel, herinner ik mij uit mijn jeugd.Soms, lange tijden achtereen, mogen we onze zegeningen tellen
Hoe duiden wij nu wat wij ervaren en zien in het Europa van nu? Met welke woorden zouden wij, of beter: moeten wij nu spreken over Europa ‘in het licht van het Evangelie’? Anders gezegd: waar gaat nu de beweging van de Geest naartoe? Met deze vraag in mijn hoofd en hart herlees ik opnieuw het bijbelboek Handelingen. In het voorvorige nummer deed ik dat ook. Toen lazen we dit zendingsboekje met de focus op de overheid, en de wisselende machthebbers waaronder de kerk kerk heeft te zijn.
Soms valt dat zwaar, lezen we in Handelingen; op andere momenten, en soms lange tijden achtereen, mogen we onze zegeningen tellen. Het maakt nogal wat uit, hier in een democratische rechtsstaat christen te zijn, of als minderheid in een context als Egypte, om nog maar niet te spreken van Noord-Korea. Maar: ‘er wordt geregeerd’, is de boodschap van het bijbelboek. Ten diepste is het om het even in wat voor samenleving we kerk zijn, was onze slotsom.
De vraag van Safranski
Of, zo vragen we nu door, is dit laatste toch ook weer te kort door de bocht? ‘Hoeveel globalisering kan een mens verdragen?’, vraagt de filosoof Rüdiger Safranski zich hardop af. Het veronderstelde antwoord is: beperkt, niet oneindig veel, dan gaat het mis. Daarmee zitten we natuurlijk direct in het geding van Europa in de eenentwintigste eeuw. Europa als samenleving van vele samenlevingen, en met de instroom van nog weer totaal andere culturen.
Met zo’n uitspraak van Safranski kan ieder op de loop gaan, en zijn eigen punt maken. De scheidingsslijn tussen terechte bezorgdheid en stemmingmakerij is bij zo’n uitspraak heel dun. Toch kunnen we er niet omheen: Safranski heeft met zijn vraag een punt. Een gevoelig punt, dat wel. In Christus is immers ‘noch mannelijk noch vrouwelijk, noch Jood noch Griek, noch barbaar noch Scyth?
Maar betekent dat dat daarom alle ‘barbaroi’ (mensen van buiten de grenzen) en ‘Scythen’ toegelaten moeten worden? En betekent dat dat alle mensen, ook een orthodox, reformatorisch christen, ook de charismatische christenen uit Nigeria, ook moslims, en wel álle moslims, het homohuwelijk moeten erkennen, aanvaarden en ‘onze waarden’ moeten internaliseren? Tsja…
Met deze overwegingen in hart en hoofd lees ik opnieuw het bijbelboek Handelingen, die neerslag van de gang van het evangelie en daarmee van de beweging van de Geest in de wereld van toen, die we met goed recht heel multiculti en multireli kunnen noemen. Een paar dingen vallen dan op.
Ten eerste de opheffing van bestaande scheidingen en hiërarchieën in de gemeente, het Lichaam van Christus. Dat is evident en dat was ongehoord nieuw. En het is onopgeefbaar. Er vormt zich een nieuw volk, het Volk Gods. Dat volk is daar waar mensen tot geloof komen in Jezus Christus en zich laten dopen in zijn gemeenschap. Dat impliceert dat in die gemeenschap niemand zich kan laten voorstaan op zijn Jood-zijn of Griek-zijn, man- of vrouw-zijn, etc. Aan de Maaltijd van Christus eet en drinkt men van dezelfde schaal en uit dezelfde beker, en dat stempelt alle verhoudingen. Vele teksten in het Nieuwe Testament laten zien dat het wel de nodige moeite kostte om dat bij de christelijke gemeente tussen de oren en in de harten te krijgen.
De hele geschiedenis door was het een hele toer om de impact hiervan te beseffen. Zie Zuid-Afrika ten tijde van de apartheid, zie de mooie herenbanken voor de boeren in de prachtige Groninger dorpskerken, zie de segregatie op zondag in grote delen van christelijk Amerika, zie de ongemakkelijke discussies over homoseksuele broeders en zusters, al of niet welkom aan het Avondmaal.
Tegelijk – en dat is het tweede – wordt het Jood-zijn en het Griek-zijn, het man-zijn en vrouw-zijn niet ontkend of opgeheven. De lezing van de Handelingen laat dat duidelijk zien. Zonder commentaar en zonder het te problematiseren beroept Paulus zich op de schepping, wanneer hij zegt dat God alle volken plaats en tijd en woonplaats heeft toegewezen (Handelingen 14:15, 17:19vv, Romeinen 1:19vv). Anders gezegd: antropologische en historische argumenten doen ertoe, worden niet ontkend. Het Pinksterwonder is niet de opheffing van de talen, maar het verstaan van de ene taal van de Geest in ieders eigen taal.
De handen vol
Ten derde: het is evident dat hier een uitdaging ligt waar de kerk tot op de dag van vandaag de handen vol aan heeft. De uitdaging is om beide voluit te laten gelden, en niet een van beide te negeren. Dat was voor de vroegchristelijke gemeente een hele klus. We kunnen de Handelingen lezen als een liveverslag van deze opgave, met als hoogtepunten hoofdstuk 10 (Petrus die om moet ter zake van Cornelius) en 15 (Jacobus die om moet na het aanhoren van Paulus en Barnabas). De Brieven geven ons inkijkjes in de spanningen die het opleverde, soms zelfs tussen de mannen van het eerste uur (Galaten 2).Globalisering kan heel goed
samengaan met lokale worteling
Even evident is – ten vierde – dat de kerk met vallen en opstaan heeft geleerd dat oecumeniciteit niet betekent eenvormigheid. De ene heilige katholieke kerk is uit alle volken, talen en natiën en dat is zichtbaar, hoorbaar en voelbaar. De ongedeelde Tafel laat zien waar het op aan gaat: het Koninkrijk Gods, waar God zal zijn alles en in allen. De veelkleurigheid van liturgie, en van verbeelding van het geloofsgoed, laat zien hoe de Geest recht doet aan culturele, historische, antropologisch verankerde verschillen. Dat is het diep in het christelijk geloof verankerd oudtestamentisch besef van Israël en de volken, van Gods verbond met Abraham en met Noach. Het heil in Christus relativeert wel alle schepselmatige – culturele, antropologische, historische – verschillen, maar ontkent ze niet.
Wellicht – en dat ten vijfde – is dat de bijdrage van de christelijke kerk aan het Europa anno 2019: dat besef voor te leven. Dat oecumeniciteit niet betekent dat allen en alles hetzelfde moeten zijn of worden, dat de principiële gelijkheid van alle mensen ‘voor God’, niet betekent dat allen hetzelfde zijn, hetzelfde moeten denken en handelen. Dat globalisering heel goed kan samengaan met lokale – culturele, historisch verankerde – worteling.
Door schade en schande
Misschien moeten we een stap verder gaan. De grote spanningen in het Europa van nu zijn gevolg van stemmen die elkaar uitsluiten: of we zetten alle kaarten op het kosmopolitische en de mens als wereldburger, of op ‘eigen volk (natie, religie, historie) eerst’. De kerk weet vanuit het evangelie en vanuit haar belijden beter, door schade en schande geleerd, dat wel. Zonder geborgenheid in de schoot of de ordeningen van familie, gemeenschappelijke taal, gedeelde historie, bloeit het leven niet op, en bloedt het heel gauw dood. Hoe sterker die geborgenheid is, hoe geringer de angst waarmee de mens het vreemde tegemoet kan treden. En in de ene katholieke kerk kun je dat ervarend leren.
Dr. H. de Leede is emeritus predikant van de PKN, en was tot 2015 als universitair docent praktische theologie betrokken bij opleiding en nascholing van predikanten. Hij maakt deel uit van de redactie van Wapenveld.