Redactioneel

Praten over de Bijbel met niet-christenen vind ik elk jaar makkelijker worden. Niet omdat ik me bekeerd heb tot het hallelujachristendom. Ook niet omdat ik me meer zorgen ben gaan maken over het zielenheil van mijn collega’s. Nee, het is vaak niet moeilijk om een verhaal uit de Bijbel te vertellen dat licht werpt op een situatie die je meemaakt. Pas nog hoorde ik een collega mopperen over hoe slecht alles geregeld is in onze organisatie. Voor iedereen is aandacht, behalve voor ons. Dat betekent natuurlijk dat wij ook niet hard gaan lopen als mensen ons nodig hebben. Want, zo zei mijn collega, de liefde moet wel van twee kanten komen. Toen schoot mij het evangelieverhaal te binnen over Jezus die zijn vijanden liefheeft. De liefde kan best af en toe van één kant komen, ook in organisaties. Waarom eigenlijk niet? Mijn collega trok een dikke rimpel, maar begon het uiteindelijk wel te vatten. Van weggeven word je een mooier mens. Met een beetje creativiteit valt er zoveel meer te doen dan alleen maar mopperen of ruziemaken.

Dat het evangelie ook nog meer is dan de betere management speak, wil ik graag geloven. Toch gebeurt hier iets wat we in het avondland niet meer hadden verwacht. Er bestaat zoiets als het tegoed van de Bijbel. In een samenleving die verloopt volgens keurige procedures, waarin iedereen fijn zijn ding doet, keert de wal het schip. Woorden als dankbaarheid blijken nodig om een houding te beschrijven die ons overkomt. Het telraam breekt in stukken en we worden stil.

Dit is een van de vele aanlooproutes naar de nieuw jaarserie van Wapenveld over liturgische bewustwording. Onze intuïtie is dat je tegenwoordig ook buiten de kerk veel mensen tegenkomt die op zoek zijn naar een ‘plus’, iets wat uitstijgt boven onze platte tweedimensionale wereld. Onze redacteur Edward van ’t Slot noemt dit in navolging van Kierkegaard een esthetische manier van vragen. Hij noemt als voorbeeld de inzet van onze essayschrijver Ger Groot. Groot mag graag de bekrompenheid van een in zichzelf gesloten wereld aan de orde stellen.

Naast de esthetische benadering noemt Van ’t Slot de religieuze manier van leven. Die verwijst naar de ervaring dat ons leven raakt aan iets dat veel groter is dan onszelf. Vaak overkomt ons dat in de natuur. ‘Es ist himmlisch’, zei een Oostenrijker die ik ooit in de bergen tegenkwam.

Ons intrigeert de vraag hoe we kunnen wegkomen uit een gesloten wereldbeeld. Wie leert kijken met andere ogen, merkt dat het leven zelf ons daarbij helpt. De hoogste worp in het inleidende artikel is de veronderstelling dat het christelijke geloof de meest diepe vorm van openheid naar de wereld toelaat. En ons verbindt met al de geheimen die ze in zich bergt. Kan het zijn dat juist de kerkelijke liturgie de verstilling brengt om hier ontvankelijk voor te zijn?

Naast dit hoofdgerecht is er nog veel meer in dit nummer. Herman Ligtenberg fileert de populaire werken van Harari, die al een jaar voor het grijpen liggen in elke boekwinkel. Harari’s ironische toonzetting maakt zijn boeken goed leesbaar, maar doet de vragen die hij behandelt, geen recht. Pieter Vos bespreekt in een kraakhelder betoog het boek van Ad Verbrugge, Govert Buijs en Jelle van Baardewijk over de vrije markt. Hij bepleit de actualiteit van de deugdethiek, die bijdraagt aan het doordenken van de vraag hoe de vrije markt het goede leven kan bevorderen. Onze redacteur Danielle Dees komt ouders te hulp die hun best doen om hun kinderen de aandacht te geven die ze nodig hebben. Een goed artikel om mee te beginnen als het boven in huis nog niet rustig is.