De allure van liturgie

Over de aantrekkingskracht van klassiek-liturgische praktijken

Het is inmiddels een bekend fenomeen in protestants Nederland: de kloosterretraites. Weinigen kijken vreemd meer op van (bevindelijk) gereformeerden of evangelischen die een- of tweemaal per jaar een aantal dagen in een rooms-katholiek klooster verblijven. De herontdekking van het kloosterleven is een van de meer opvallende vormen van herbronning in de klassiek-christelijke spiritualiteit.1

Maar die staat niet op zichzelf en is zeker niet de enige vorm van herbronning. Tal van aloude liturgische praktijken vinden opnieuw ingang in de verschillende vleugels van het protestantisme. Te denken valt aan herwaardering van getijdengebeden in de kerkelijke praktijk, vooral de vesper.2 Andere voorbeelden zijn de ‘huisliturgie’ die wordt aangereikt in het gebedenboek Bid, luister, leef of de herontdekking van de lectio divina als manier van aandachtig Bijbellezen. En het bezoeken van een (oud-)katholieke eredienst of anglicaanse Evensong spreekt bij velen tot de verbeelding, ook (of juist?) bij mensen van reformatorischen huize.

Deze ontwikkeling roept de vraag op wat toch de aantrekkingskracht van oude spirituele tradities en liturgische praktijken is. Wat is het geheim van dergelijke vormen van liturgie? Deze vraag gaat verder dan godsdienstsociologische nieuwsgierigheid of human interest. Inzicht in de aantrekkingskracht van oude liturgie kan hedendaagse kerkgemeenschappen een spiegel bieden voor hun eigen praktijken en liturgische discussies. In het recent verschenen boek Ever Ancient, Ever New (2019) onderzoekt Winfield Bevins precies deze vragen. Daarin schetst hij ‘de allure van liturgie voor een nieuwe generatie’, zoals de ondertitel van zijn boek luidt. 

Inkijkjes
Bevins is een pastor en kerkplanter in de Verenigde Staten, en omschrijft zichzelf als ‘liturgical missiologist’. Hij wil christenen helpen hun weg te vinden naar klassieke vormen van kerkelijke liturgie, naar verbinding met de historisch-liturgische wortels van het christelijk geloof. Voor dit boek analyseerde hij de zoektocht van dertigers en veertigers op dit punt. Hij schetst de impact die participatie in een klassieke liturgie heeft op hun dagelijks leven. Tegelijkertijd doet hij verslag van zijn eigen weg. Als oorspronkelijk Southern Baptist heeft hij vanuit een vrije en laag-liturgische gemeenschap zijn weg gevonden naar een denominatie met een lange historie en een diepgewortelde liturgie. Ten slotte geeft hij ook inkijkjes in diverse oude liturgische tradities en handreikingen om dergelijke liturgieën te leren verstaan en beoefenen.

Bevins identificeert uit zijn vele gesprekken diverse factoren die hen naar de klassieke liturgie leiden. Waar deze generatie gelovigen naar zoekt is een holistische spiritualiteit, waar niet alleen hoofd en hart maar ook het lichaam onderdeel van is: alle zintuigen moeten kunnen meedoen. Dat maakt voor hen de sacramenten belangrijk. Ook verlangen ze naar een ‘sense of mystery’, de ervaring van heiligheid en geheimenis van God. Daarnaast gaat het hen ook om het vinden van historische verworteling en houvast in een ontwortelde en onthechte samenleving waarin identiteiten selfmade moeten zijn. 

Huisgodsdienst
Hier klinkt bovendien het verlangen naar katholiciteit in door: liturgie als verbindende factor tussen christenen wereldwijd en door de eeuwen heen. Participatie in klassieke liturgie is tegelijkertijd ook een manier om ‘countercultural’ te leven, omdat dergelijke liturgieën haaks staan op de consumentistische en relativistische tendensen van de moderniteit. Ten slotte ervaren ze dat de aloude kerkelijke liturgie hen sjablonen aanreikt voor liturgische praktijken in het alledaagse leven thuis: de ‘huisgodsdienst’.

In de aloude klassieke kerkelijke liturgie kunnen we dus iets vinden wat de moderniteit ons niet kan bieden. Klassieke liturgie vormt een breuk met de al te rationalistische en geïndividualiseerde inslag van het moderne bestaan. Dat is de rode draad door deze factoren heen. De theoretische veronderstelling én reële ervaring is daarbij dat de liturgie een formatief effect heeft, machtig om ons bestaan daadwerkelijk te vormen en te veranderen. Participatie in de liturgie doet iets met ons, aldus Bevins.De hoogste en meest intense vorm van rust

De mens is uiteindelijk een homo liturgicus.  Daarmee sluit Bevins aan bij wijsgerig-antropologische inzichten die de laatste jaren meer gemeengoed zijn geworden, vooral door het werk van James K.A. Smith.3 Bevins’ werk is zo ook wel te lezen als een meer sociologische demonstratie bij Smiths voornamelijk abstracte analyses. Of in termen die Wapenveld-lezers ondertussen ook wel bekend zijn: juist de klassieke liturgie blijkt een oefenplaats voor het christelijk leven bij uitstek.

Opvallend genoeg blijft de thematiek van de vermoeide samenleving, de last van het prestatiebestaan en het verlangen naar rust afwezig in Bevins’ beschouwingen. Als we ergens de monastieke spiritualiteit en de oude liturgische praktijken mee in verband brengen is het toch wel de verstilling en de vertraging van het bestaan. Juist ook tegen de achtergrond van de hectiek van het bestaan is het weldadig wanneer de woordenstroom staakt en de rationaliteit die het dagelijks leven al domineert niet langer de dienst uitmaakt.

Het zijn dan de rituelen, sacramenten en andere liturgische praktijken die dimensies van het bestaan doen oplichten die anders zo vaak verborgen blijven. Liturgische participatie helpt ons bij uitstek te ontsnappen aan ons bestaan als prestatiesubject – een gedachte die ik later in de jaarserie over ‘liturgische bewustwording’ nader hoop uit te werken. De liturgie is immers, zoals de katholieke filosoof Josef Pieper eens heeft betoogd, de hoogste en meest intense vorm van rust.4

Ondertussen kan de vraag rijzen hoe ‘countercultural’ een heroriëntatie op klassieke liturgie nu echt is. In deze heroriëntatie ligt het sjabloon van de ideale liturgie in het (verre) verleden, waarmee ook een zekere nostalgie op de loer kan liggen. En precies hierin stemmen Bevins en allen die verlangen naar klassieke vormen van liturgie, op het eerste gezicht althans, overeen met de meeste van hun tijdgenoten. Kenmerkend voor onze samenleving is de retrotopische tijdgeest: we vrezen de toekomst en verlangen terug naar voorbije gouden eeuwen en renaissances.5 Een terechte kritiek kan dan zijn dat het anker- en oriëntatiepunt van de christelijke gemeente niet in het verleden ligt, maar in de toekomst. Nostalgie is bepaald geen gave van de Geest, zoals ds. Piet L. de Jong eens heeft opgemerkt.

Geen vlucht
Toch is met een dergelijke kritiek niet het laatste woord gezegd over deze klassiek-liturgische wending. Liturgische ontsnapping aan de prestatiemaatschappij en de liturgische kritiek op het moderne bestaan zijn, nader beschouwd, namelijk geen vlucht uit het leven. Het zijn juist pogingen om het alledaagse leven, te midden van de moderniteit, zo goed mogelijk gestalte te geven. De diepste grondtoon van de liturgie is de affirmatie van het bestaan.   

Bovendien draait het verlangen naar klassieke liturgie, zo stelt Bevins, om een authentieke zoektocht naar christelijk leven in de hedendaagse context. Liturgie is volgens hem verbonden met de missionaire roeping van de kerk; daarop bereidt liturgische participatie de gelovige voor. Dat is geen kwestie van verleden, maar van toekomst. Kortom, redenen genoeg om deze wending naar klassieke liturgie verder te beproeven.

N.a.v. Winfield Bevins, Ever Ancient, Ever New. The Allure of Liturgy for a New Generation, Grand Rapids: Zondervan, 2019.

R.J. van Putten MSc MA is redactielid van Wapenveld en werkt als onderzoeker voor respectievelijk de Christelijke Hogeschool Ede en het Wetenschappelijk Instituut van de ChristenUnie.

  1. Zie voor een uitgebreider exposé: Klaas van der Zwaag, ‘Je leven afstemmen op Gods frequentie’, Wapenveld (2019:2).
  2. M. te Velde, Het getijdengebed. Geschiedenis, betekenis, uitdagingen. Willem de Zwijgerstichting, 2018.
  3. Bijvoorbeeld toegankelijk uitgewerkt in J.K.A. Smith, You are what you love. The spiritual power of habit, Grand Rapids: BrazosPress, 2009.
  4. Robert van Putten, ‘Tussen werken en uitrusten. Lessen van Josef Pieper over rust’, Wapenveld (2017:2).
  5. Zygmunt Bauman, Retrotopia, Cambridge: Polity Press.