De wereld is niet rond
‘Toen ik klein was, was de hemel / ergens bovenin de lucht’, zo dicht Stef Bos aan het begin van zijn lied De hemel. Zo zal het velen zijn vergaan. Ook ik wees in mijn kinderjaren naar boven als het om de hemel ging. God was boven, ergens in de lucht. Voor mij werd die ervaring echter op de proef gesteld toen ik begreep dat kinderen in Nieuw-Zeeland waarschijnlijk ook naar boven wijzen als het gaat om de hemel, en daarmee precies de andere kant op dan ik. Waar is God? Als Hij niet beantwoordde aan het beeld dat ik van Hem en Zijn woonplaats had, Wie is Hij dan eigenlijk wel?
Onze ideeën over God hangen sterk samen met de ontwikkelingen die we als mens doormaken. Door historische gebeurtenissen of ontwikkelingen kunnen die beelden veranderen. Soms gebeurt dat abrupt. Zo wordt over de grote aardbeving in Lissabon in 1755 verhaald dat deze verregaande invloed had op de theologische ideeën van Rousseau, Voltaire en Kant.[1] Soms echter zijn de gebeurtenissen meer geleidelijk van aard en is de verandering in denken niet onmiddellijk waarneembaar. Eén zo’n geleidelijke maar invloedrijke verandering in deze tijd is die van globalisering. Het maakt de menselijke leefwereld groter. Dingen die eerst buiten ons blikveld vielen, komen nu daarbinnen te liggen en worden betekenisvol. Is globalisering ook een verandering die iets doet met ons godsbeeld? Ik denk van wel.
Globalisering brengt ‘de wereld in huis’, of het nu gaat om goedkope Chinese producten, nieuws over Australische bosbranden of om vluchtelingen uit Syrië. Globalisering brengt ook ons ‘huis in de wereld’. Dan gaat het om versterkte lotsverbondenheid in de wereldwijde economie of in mondiale vraagstukken zoals klimaatverandering. Dat is op zich niet nieuw. Ook in de klassieke oudheid waren koninkrijken met elkaar verbonden en werd er handel gedreven. Wat globalisering in onze tijd echter ‘eigen’ maakt, is de radicale intensivering ervan als gevolg van de opkomst van informatietechnologie.
Vanaf de jaren tachtig en negentig neemt de opkomst van digitale techniek zo’n vaart, dat we volgens socioloog Manuel Castells kunnen spreken van een nieuwe tijd: The Information Age.[2] De inzet van techniek draait voor ons niet zozeer om industrie, zoals in vroegmoderne samenlevingen, of om bijvoorbeeld het verzamelen van eten, zoals in premoderne samenlevingen. Onze samenlevingen draaien op informatie – kijk alleen al naar de plek die de computer inneemt in ons dagelijks werk.
Goudkoorts
Dat brengt een nieuw soort samenleving met zich mee, de netwerksamenleving. Het maken van verbindingen is de nieuwe goudkoorts, en de informatietechnologie vormt hiervoor de infrastructuur. Dat zorgt voor intensieve globalisering: meer mensen dan ooit (kwantiteit) ervaren de wereld intensiever dan ooit (kwaliteit) als één handelingsruimte.[3]
Het ervaren van de wereldruimte als één geheel is een spannende ervaring. Het brengt ons verre reizen, multiculturele samenlevingen en nieuwe gadgets. Tegelijk transformeert het samenlevingsverbanden, wat zorgt voor een gevoel van verlies of zelfs ontheemding. Mensen herkennen zich niet meer in hun omgeving of krijgen het gevoel aan zichzelf overgeleverd te zijn. Niet zelden leidt dat tot maatschappelijke onvrede. Populistische politici spiegelen ons in reactie hierop vaak een ideaalbeeld uit het verleden voor. Terug naar vroeger, toen er nog overzicht en geborgenheid was. En dat sentiment leeft veel breder dan bij populisten alleen. Socioloog Zygmunt Bauman muntte er de term ‘retropia’ voor: het lijkt voor onze tijd ‘in’ om onze idealen, verlangens en wensen niet op de toekomst maar op een verbeeld verleden te projecteren.[4]
Het groter worden van je wereld kan een verlieservaring met zich meebrengen omdat de geborgenheid van het vroegere, meer besloten wereldbeeld verdwijnt. En behalve voor het sociale, culturele of politieke leven, kan dat ook gelden voor het geloofsleven. Stef Bos zingt in zijn lied over het verlies van de hemel van zijn kinderjaren. ‘Ik weet niet meer / waar de hemel is / Ik weet niet waar ik heen ga na dit leven / Toen zag ik de hemel / met de ogen van een kind / Maar die hemel is voorgoed verdwenen / De hemel is verdwenen.’ Het groter worden van je leefwereld kan een bepaalde religieuze geborgenheid tenietdoen. En die mogelijkheid verdwijnt niet noodzakelijk als je bent uitgegroeid. Ook de volwassen leefwereld transformeert, en als er nu één ontwikkeling is die daaraan bijdraagt, is het wel globalisering. De vader van het huis belichaamde de heilige eenheid van de familie
De transformatie van leefwereld die globalisering is, heeft invloed op ons denken over God. In zijn magistrale genealogie van het westerse individubegrip legt de Britse denker Larry Siedentop uit dat in pre-christelijke beschavingen de goden de eenheid van de familie belichaamden.[5] Hij ziet de plek van de Romeinse pater familias als een uitvloeisel hiervan. De bijna oppermachtige vader van het huis, alle familieleden en personeel incluis, belichaamde de heilige eenheid van de familie. Siedentop laat zien dat dit denken doorbroken werd met de opkomst van het christendom. Met name de brieven van Paulus lieten de wereld kennismaken met het belang van het individuele geweten en de gelijkheid van alle mensen voor God. God belichaamt niet langer de eenheid van de familie of die van de stad. God is een persoonlijke God, en wil dat voor alle mensen zijn.
Toch bleef er lang iets van de oude prechristelijke geest hangen. Vandaag de dag kijken we wellicht met enige vervreemding naar de ‘God bless America’ zeggende Amerikanen, helemaal als dat gepaard gaat met fanatieke support voor Donald Trump.[6] Maar tot ver in de twintigste eeuw werd in het christelijk onderwijs en in kerken gesproken over ‘God, Nederland en Oranje’, als ware het een heilige drie-eenheid. De negentiende-eeuwse dichter Isaäc da Costa noemde Nederland een ‘tweede Israël’ en dat sloeg niet alleen op zijn Joodse identiteit.[7]
We kijken met verbazing naar het ‘God met ons’ van de middeleeuwse kruisridders. Maar een discussie over de Europese grondwet leidde in 2003 tot de nodige commotie onder christenen omdat God niet in de preambule stond. Ook in het moderne Westen is God nog vaak de bezegeling van menselijke eenheid geweest. Nu niet langer die van de familie, maar die van de politieke orde.
Gat in mijn geloofsbeleving
Ik weet niet zo goed wat ik daarvan moet vinden. Het is in veel gevallen oprecht en zolang je ervan overtuigd bent is het mooi om God te eren voor het goede dat je middels cultuur of politiek ten deel valt. Toch geldt voor mij, en ik denk voor vele anderen, wat dit betreft meer en meer het gevoel van een zich verwijderende hemel. ‘Ik weet niet meer waar de hemel is’, zingt Stef Bos. En ik weet het zelf ook niet altijd meer als ik kijk naar de Amerikaanse, de Nederlandse of de Arabische god. Het is namelijk ook kwetsbaar om God zo te vereenzelvigen met een politieke eenheid. Het maakt soms blind voor de keerzijden ervan, kijk naar de Trump-stemmende evangelicals. Ik vind het in een versmeltende wereld moeilijker om God als zegelstuk van een culturele of politieke identiteit te zien. Door globalisering verlies ik de God van ‘God, Nederland en Oranje’.
Globalisering slaat daarom een gat in mijn geloofsbeleving. Een leegte blijft achter. Wat moet ik daarmee aan? Het antwoord ligt ogenschijnlijk voor de hand. Globalisering is een goede gelegenheid om God op een andere manier te leren kennen. De vorige paus noemt in één van zijn encyclieken globalisering bijvoorbeeld de mogelijkheid om ‘de eenheid van de familie van de mensheid’ inzichtelijk te maken.[8] Ook valt er door globalisering nieuw licht op oude christelijke overtuigingen. God is immers een God voor heel de wereld, voor alle mensen. Nieuw zicht op mensen, culturen en andere christenen kan ook mijn zicht op God vergroten. Het christendom zelf is nota bene vaak een drijvende kracht geweest achter allerlei globaliseringsbewegingen.[9] Het klopt allemaal. Maar het is niet het enige dat gezegd moet worden over God en globalisering.Leven in een huis van glas is verschrikkelijk
Globalisering ‘bevrijdt’ mij wellicht van al te menselijke godsbeelden, maar het concurreert in bepaald opzicht ook met God. Datgene wat we beschrijven met globalisering is namelijk allerminst iets neutraals. Het heeft een eigen aard, die ervoor zorgt dat in het proces van globalisering het zicht op de hemel niet zozeer onzeker wordt, maar zelfs helemaal verdwijnt. De plek van God raakt dan gevuld door de ‘globe’ zelf.
Globalisering is de beweging waarin de werkelijkheid in toenemende mate tot één geheel wordt. Dat geheel benoemen we met het begrip ‘globe’. De Duitse denker Peter Sloterdijk wijst op de eigen geaardheid van dit begrip door te attenderen op het bolmotief dat erin besloten ligt.[10] Een bol is rond en kent zodoende geen begin en geen eind. In het klassieke denken stond de globe dan ook voor het geheel van de werkelijkheid. Globalisering is zodoende integratie van het geheel van de werkelijkheid tot één wereld. Moderne informatietechnologie stelt hoegenaamd heel de wereld tot onze beschikking – ‘de wereld in je broekzak’. De globe is tot systeem geworden dat voor zijn bestaan naar niets ‘anders’ meer verwijst dan naar zichzelf. We zijn rond.
Om uit te leggen wat dit betekent, gebruikt Sloterdijk een ander beeld, namelijk dat van een kristalpaleis – een huis van glas. In een huis van glas is alles doorschijnend, alles is zichtbaar. In een tijd van globalisering komt alles aan het licht. De wereldwerkelijkheid verwordt daarmee tot systeem en wij bezitten de handleiding. Er zijn geen geheimen meer. Die transparantie en zichtbaarheid lijken betoverend en aantrekkelijk, maar dat is slechts de schone schijn van het kristalachtige oppervlak. Leven in een huis van glas is verschrikkelijk. Als alles zichtbaar is, komt alles nabij. Maar als alles nabij is, dan is niets nog echt nabij. Elke handeling en elke persoon wordt dan gereduceerd tot zichzelf en tegenover het geheel van de globe geplaatst. De enige betekenisvolle verhouding binnen dat systeem lijkt die tussen het atomaire individu en het systeem als geheel. De tussenruimte, de betekenis gevende geborgenheid van een beperkte, ‘eigen’ omgeving, verdwijnt.
Doorloopsnelheid
Deze systeemkant van globalisering kennen we als de anonimiteit, de technocratie, de bureaucratie en de kilheid die onze wereld soms zo eigen is. Alle intimiteit, eigenheid en vooral elk mysterie, lijkt daaruit te verdwijnen. De werkelijkheid lijkt systeem te worden, en dat dient zich aan met enorme druk. Een continue stroom aan events, niet zelden in de vorm van een crisis, vormt daarvoor de input. Een vluchtelingencrisis, een klimaatcrisis, een coronacrisis – de Europese Unie lijkt van ervan aan elkaar te hangen. De smartphone zuigt onze aandacht op en maakt van de gebruiker de ‘output’ in een wereldwijd web dat zelf weer input levert. En denk ook aan de druk van de niet-aflatende stroom van breaking news en aan de doorloopsnelheid van onze contacten. Niet voor niets wordt globalisering het ‘sneller’ worden van de tijd genoemd.[11]
De globe dient zich aan met een immense druk, en het is lastig je daaraan te onttrekken. Dat maakt de ruimte voor het niet-immanente leven kleiner. Het leven buiten het globesysteem dreigt te worden overstemd. Wie vindt er stille tijd met een smartphone in de buurt? Hoe belangrijk is de zondagsrust als er deadlines gelden? Wat betekent het bidden om ‘dagelijks bood’ in een tijd dat Picnic de boodschappen op bestelling in de keuken komt brengen? Waar is God als in alles is voorzien? De ‘leegte’ die globalisering achterlaat na het ter discussie stellen van mijn al te menselijke godsbeeld dreigt dus dadelijk weer opgevuld te worden door diezelfde globalisering. Iets anders – Iemand Anders – dan de globe lijkt er niet toe te doen. De wereld is immers rond?
Hoe voorkom je voor jezelf dat de wereld rond wordt? Tot nu toe komt globalisering in dit essay naar voren als een dialectisch proces: van de these van de Nederlandse God, via de antithese van de verlieservaring, naar de synthese van de globe. Om die synthese te problematiseren moeten we wellicht terug naar het moment dat die het verst weg leek, en dat is in de antithese. Het moment waarop de wereld in elk geval even niet rond was, was tijdens de verlieservaring.
Zou ik weer iets meer van de hemel kunnen zien als ik nog wat langer rond die verlieservaring blijf hangen? Zou het wellicht helpen als ik leer om het ‘gemis’ van het verlies niet alleen als gemis maar ook als lege ruimte te zien? Die lege ruimte zou door haar open-zijn weleens de plek kunnen zijn waar de hemel opnieuw aan mijn leven kan raken. God bleek door het groter worden van mijn wereld niet ‘grijpbaar’ te zijn. Hij blijkt geheimvoller, mysterieuzer. Het koesteren van dat mysterie kan helpen voorkomen dat de leegte opnieuw gevuld raakt met een beeld. Het komt erop aan ontvankelijk te blijven voor het ongrijpbare, het niet-passende, het andere.[12] Dat is bepaald geen sinecure in een tijd van globaliteit – leven in een huis van glas stompt af en doet mysteries hun geheim verliezen. Die ontvankelijkheid kan echter worden geoefend tijdens momenten van confrontatie. Ik noem er drie.
Allereerst is dat de confrontatie met diegene die niet in ‘mijn’ wereld passen. Katholiek theoloog Erik Borgman noemt dit overlopen naar de barbaren.[13] Om te voorkomen dat de wereld ‘rond’ wordt, is nodig dat ik leer oversteken naar diegenen die mijn wereldbeeld uitdagen, diegenen die voor mij als ‘barbaren’ zijn. Barbaren zijn geen fijne mensen. Ze zijn het niet eens met onze ideeën, bevechten onze zekerheden en stellen onze manier van leven ter discussie. En precies dát helpt om te voorkomen dat het al te behaaglijk wordt. De barbaar voorkomt dat mijn wereld rond wordt, want ik kan hem of haar niet inpassen in mijn werkelijkheid. Die blijft dus noodgedwongen onaf, eindig en open.
Grenzen leren kennen
Een tweede confrontatie die les in ontvankelijkheid biedt is de confrontatie met de beperktheid van de eigen locus, de eigen plaats. Leren ‘oversteken’ naar anderen kan alleen als ik me bewust ben van mijn eigen plaats – een plaats die anders is dan die van de ander. In een tijd waarin het zicht daarop ontbreekt en waarin de globe het hier en het nu totaliseert, moeten we opnieuw onze grenzen leren kennen. Dat leert de eigen beperktheid inzien, maar maakt het des te waardevoller om ‘van perspectief te wisselen’. De Franse denker Bruno Latour stelt dat een globale crisis als de klimaatcrisis ons leert om opnieuw te ‘aarden’.[14] We moeten onze beperkte plek van leven leren eerbiedigen. Zonder die les bieden we de klimaatcrisis niet het hoofd. Ik denk dat iets dergelijks ook geldt voor een eventuele geloofscrisis.Al ‘verliezen’ we God,
verdwenen is Hij niet
Een derde confrontatie als hulp in het ontvankelijk blijven ontleen ik aan Zarathustra – inderdaad, Nietzsches profeet. Over ‘barbaren’ gesproken… Helemaal toevallig is deze link niet, want Stef Bos zingt in zijn lied ook over Zarathustra. Deze kwam de mensen vertellen dat God dood is, en riep hen op om de aarde trouw te blijven.[15] ‘Blijf de aarde trouw’ – dat is denk ik de boodschap die we nodig hebben om aan het globaliseringsdiscours te ontsnappen. Dit discours vangt de mens in een as die loopt tussen het eigen, individuele, lokale leven en het globale. Niet voor niets is de term ‘glokalisering’ een modewoord. Dat is echter even verraderlijk als misleidend. Lokaal en globaal zijn helemaal niet twee uitersten van eenzelfde as, evenmin als individu en systeem dat zijn.
Het begrip ‘aarde’ helpt om weg te komen bij deze onvruchtbare tegenstelling. Anders dan ‘globe’ is ‘aarde’ geen systeembegrip. Veeleer is het een fenomenologische term, die uitgaat van een levende, niet te omvatten werkelijkheid. Het lokale, het individuele, het eigene maakt daar deel van uit en ligt erin geborgen. De aarde trouw blijven wil zeggen dat het leven niet ongestraft tot systeem te maken is. We hebben het leven niet in de hand. De aarde is voller, werkelijker en vooral mysterieuzer dan wij denken. Opnieuw is het voor velen de klimaatcrisis die ons hiervan doordringt.[16] En is ‘aarde’ niet ook de term die van begin (‘de aarde was woest en leeg’) tot eind (‘een nieuwe hemel en een nieuwe aarde’) het bijbelse spreken over onze werkelijkheid doortrekt? Laten we leren van de confrontatie, en de aarde trouw blijven.[17]
Waar is God? En als Hij niet beantwoordt aan het beeld dat ik van Hem heb, wie is Hij dan eigenlijk wel? Maatschappelijke veranderingen kunnen ons anders tegen deze vragen aan laten kijken. Globalisering kan een religieuze verlieservaring met zich meebrengen. Daarmee kan het nieuwe openheid bieden – naar anderen, naar de wereld, naar God. Echter, globalisering dreigt die ruimte zelf ook weer te vullen met een immanent, ‘bolvormig’ beeld van de werkelijkheid. Het komt er dus op aan die verlieservaring in zeker opzicht open te houden.
Al ‘verliezen’ we God in zekere zin, verdwenen is Hij niet. Juist op een lege plek kan het mysterie oplichten. Daarvoor openstaan vergt oefening in ontvankelijkheid. Dienend daaraan zijn ‘confrontaties’ – met de ander in de dialoog, met de locus van ons leven en met de aarde als niet-systematische, levende werkelijkheid. Deze confrontaties houden onze wereld open. En daarmee het zicht op de hemel.
L. Pasterkamp studeerde politicologie en filosofie aan de Universiteit Leiden. Hij werkt als docent sociologie aan de Christelijke Hogeschool Ede en als onderzoeker bij het Wetenschappelijk Instituut van de ChristenUnie. Daar houdt hij zich bezig met globaliseringsvraagstukken. In 2019 publiceerde hij het boek Geordende globalisering: essays over vrede, recht en gemeenschap.
- Susan Neiman, ‘Lissabon – Auschwitz – 11 september’, Filosofie Magazine, 2004, nr. 10.
- Manuel Castells, The Information Age: Economy, Society and Culture vol. I, vol. II en vol. III, 2e editie. Oxford: Blackwell, 2009 en 2010.
- De Amerikaanse denker Thomas Friedman spreekt daarom van globalisering 3.0. Na landen (vanaf de 15e eeuw) en bedrijven (vanaf de 19e eeuw) hebben we nu ook te maken met de globalisering van mensen. Zie De aarde is plat: Ontdekkingsreis door een geglobaliseerde wereld versie 3.0. Amsterdam: Nieuw Amsterdam, 2008.
- Zygmunt Bauman, Retropia. Cambridge: Polity, 2017.
- Larry Siedentop, Inventing the Individual: The Origins of Western Liberalism. Londen: Penguin, 2015.
- Vgl. de documentaireserie God, Jesus, Trump (2020) van de Evangelische Omroep.
- Vgl. ‘Vaderlandsliefde en natiebesef bij Isaäc da Costa’ op www.christenhistorici.nl. Beschikbaar via https://www.christenhistorici.nl/archief/artikelen/vaderlandsliefde-en-natiebesef-bij-isaac-da-costa/.
- Paus Benedictus XVI, Caritas in Veritate: Liefde in waarheid – Over de integrale ontwikkeling van de mens in liefde en waarheid, op www.rkdocumenten.nl, § 42.
- Vgl. Miroslav Volf, Flourishing: Why We Need Religion in a Globalized World. New Haven: Yale University Press, 2015.
- Peter Sloterdijk, Het kristalpaleis: Een filosofie van de globalisering. Amsterdam: SUN, 2006.
- Vgl. Hartmut Rosa, Leven in tijden van versnelling: Een pleidooi voor resonantie. Amsterdam: Boom, 2016.
- De dertiende-eeuwse mysticus Meister Eckhart benoemt deze ontvankelijkheid met ‘ledic gemüete’ – een leeg gemoed. Daarin is sprake van ‘gelâzenheit’ opdat de ander zichzelf gelaten wordt. Vgl. Gerard Visser, ‘Een wijdte die zichzelf in mij proeft. Over de houdingen van eigenwilligheid en gelatenheid bij Meister Eckhart’, in Jaap Goedegebuure en Oek de Jong (red.), Eckhart nu: Tien visies op Meister Eckhart. Amsterdam: Augustus, 2010.
- Erik Borgman, Overlopen naar de barbaren. Kampen: Klement, 2009.
- Bruno Latour, Waar kunnen we landen? Politieke oriëntatie in het Nieuwe Klimaatregime. Amsterdam: Octavo, 2018.
- Friedrich Nietzsche, Zo sprak Zarathustra: Een boek voor iedereen en niemand (Amsterdam: Athanaeum, 2013).
- Vgl. Maarten Verkerk, De verborgen dimensie van de klimaatcrisis: Religie, duurzaamheid en inclusie – een pleidooi voor het heilige (afscheidsrede Maastricht University, 4 oktober 2019).
- Vgl. Henk Manschot, Blijf de aarde trouw: Pleidooi voor een nietzscheaanse terrasofie. Nijmegen: Vantilt, 2016.