Op zoek naar orthodoxe intellectuele hygiëne

Lambertus Wieringa, opnieuw over de macht van de taal

Een man komt op hoge poten verhaal halen bij zijn buurman: ‘Buurman! Vorige week heb je een vrijwel nieuwe grasmaaier van me geleend, en nu kom ik vanmorgen in de garage, staat hij daar, kapot!’ ‘Ten eerste’, zegt de aangesprokene, ‘ik heb heel dat ding niet van je geleend, en trouwens, hij was al stuk!’

Hoe staat het met de ‘intellectuele hygiëne’ van deze redenering? Alle denken krijgt ermee te maken, en niet iedereen is er even goed in. Het gaat bij intellectuele hygiëne niet meer om de kracht van de individuele argumenten of overtuigingen, maar om de vraag of er binnen het kader van het denken waarin die onderdelen functioneren, een houdbare samenhang is. In een postmoderne tijd worden mensen die een geloofsovertuiging aanhangen vaak als gediskwalificeerd beschouwd omdat hun een gebrek aan intellectuele hygiëne verweten wordt; men zal de term niet bezigen en het concept misschien zelfs niet kennen, maar het gevoel is ontstaan dat gelovigen de rationaliteit uitsluiten zonder dat te willen toegeven.

En zeker in protestantse kringen kan het gevoel knagen, dat die kritiek wellicht in elk geval gedeeltelijk een punt heeft. Met de Reformatie, in een tijd toen heel veel dingen in Europa opnieuw werden doordacht, werd de magische, door priesters doorgegeven inhoud van het geloof toch voor een groot deel opgevolgd door een individueel en bestudeerd begrijpen. Het mooie daarvan is, dat men elkaar al prekend en lezend tot steeds uitgebreidere kennis brengt, voortbouwend op wat eerder bedacht is. Het risico is, dat men het eigen gedachten-bouwwerk niet steeds voldoende kan inspecteren op de staat van het onderhoud, of zelfs op constructiefouten.

Het almaar ‘doorverdunnen’ van de eigen overtuiging, het steeds meer loslaten van overtuigingen, als het in het geheim vertrekken uit eerder met veel bravoure ingenomen forten is een strategie die de druk wellicht enigszins kan verlichten, maar in verlaten vrijzinnige en tochtige steenklompen en lege kerken resulteert. Voor de meer orthodoxe protestant, die het gevecht aan wil gaan met de wapens waarmee gezwaaid wordt, is eigenlijk een kampioen nodig die de weg wijst. Welkom, Lambert Wierenga.

In zijn leven voor zijn pensionering doceerde Wierenga Franse taal en cultuur aan de Universiteit van Groningen, en hij schrijft nog steeds boeken, over literatuurwetenschap en over poëzie. Wat betreft de genoemde hygiëne schreef hij twee belangrijke boeken. In 1996 kwam De macht van de taal, de taal van de macht uit. Wie het hebben wil moet antiquarisch zijn slag proberen te slaan, en wie het lezen wil moet zich schrap zetten. Wierenga heeft uit zijn vakgebied het nodige jargon meegenomen en wil het allemaal precies gezegd hebben, wat nodig is, en tegelijk de leesbaarheid niet altijd ten goede komt. Wees voorbereid op zinnen als ‘Het is daarom tegelijk de retorische constructie van de competente spreker als de locus van het attentum, en vooral van het docilem facere van de luisteraar.’   

Wenkbrauwen
Toegegeven, dan is men al op bladzijde 304, en dan is men wel wat gewend ondertussen, en veel van wat hier ondoordringbaar lijkt is al uitgelegd, maar lichte kost is het niet. Dat is natuurlijk ook niet per ongeluk, want in het boek wil Wierenga laten zien hoe in de christelijke, met name de protestantse traditie, te veel vanuit aannames over de Bijbel en het geloof wordt gedacht, en hoe een kritische benadering veel vanzelfsprekendheden in een nieuw licht kan zetten.  Men kan, als men de intellectuele hygiëne mede najaagt, niet doen wat heel wat dominees doen met Bijbelteksten, en dat maakt Wierenga in dit boek glashelder.

Hij gaat alle talige kwesties en redeneer-technische valkuilen af: welke ruimte laten metaforen? Wat is het verschil tussen de hantering in de brontaal en de overname in de doeltaal? Welk deel van een metafoor moet de bijbellezer accepteren, en welk deel is automatisch niet van toepassing? (Wittgenstein zei: ‘Mogen we het over wenkbrauwen hebben, als iemand het “oog van God” noemt?’) Wat betekent ‘Zoon van God’ wel en niet? Hoe tijdgebonden is een tekst? Wat moeten we met een op zijn eigen redenering toegesneden citaat van Paulus uit het Oude Testament?  Als een verhaal iets vertelt, iets beschrijft dat gebeurd is, welk recht heeft men om daar een les uit te trekken? ‘Daarbij moeten verhalen niet onderworpen worden aan allerlei speculatieve generaliserende bewerkingen, zoals typologie, exemplarisme en allegorie.’ Een houdbare en toekomstbestendige manier van bijbellezen

Achterin het boek, als men geschoold is in de terminologie en het type denken dat kritisch naar tekstmanipulaties kijkt, is men klaar voor een paar onontkoombare voorbeelden die Wierenga geeft. Hij demonteert daar een aantal preken, en wie als weldenkend mens de betogen leest, kan er niet omheen: hier worden stappen gezet die niet verantwoord zijn.

En ruim twintig jaar later is er dan Wierenga’s nieuwe boek, Mens zoekt God. De thematiek is herkenbaar, en toegespitst. De eerste zin zet de lezer in de goede stand: ‘Wat betekent, in een oude en complexe tekstenbundel als de Bijbel, het idee van “God zoeken” en van “God vinden”?’ Het gaat nu over op een hygiënische, houdbare en toekomstbestendige manier van het lezen van de Bijbel. De taal heeft veel van het jargon achter zich gelaten, de toon is minder academisch en de zinnen zijn soepeler. Wie De macht van de taal, de taal van de macht gelezen heeft, zal de thema’s en de structuren herkennen, maar de theoretische kadering wordt overgeslagen of kort gehouden, en de lezer wordt direct met de teksten geconfronteerd, en met de valkuilen, die in- en uitleg daarvan bevatten.

Wie is JHWH voor Jona? En wie is JHWH voor Job? De redenering, richting hoe de Bijbel tegelijk gelovig en intellectueel te lezen, wordt langs zorgvuldig uitgewerkte voorbeelden persoonlijk en overtuigend opgezet. Richting een manier om de tekst in al haar kracht overeind te laten, en tegelijk de rol van de lezer – ‘Vooralsnog is lezen een bezigheid die komt na het schrijven: berustender, beschaafder, intellectueler’, zei Jorge Luis Borges – serieus te nemen. 

Het boek besluit dan, als haast logisch en consequent, met het bevragen van actuele problemen in de orthodoxie, en dan vanuit het hygiënische lezen van de Bijbel, dat in de voorgaande bladzijden is voorgedaan. Als om de consequentie van de aanpak niet uit de weg te gaan, en eens te meer te laten zien hoe een nieuwe bijbelopvatting tot een geloven zou kunnen leiden, waar nieuwe energie in zit. Die nog steeds uit de oude tekst komt. 

Niet zonder geloof
Lambert Wierenga is zijn orthodox protestantse kerkgenootschap trouw gebleven, wat uitmaakt voor de overtuigingskracht van zijn argumenten: het moet intellectueel hygiënisch, maar het hoeft niet kapot-gerationaliseerd, en het hoeft zeker niet zonder geloof. Overigens wil Wierenga het geheim van het geloof niet kleiner maken, want ook dan is het stuk. Zoals Chesterton honderd jaar geleden, toen de moderniteit begon, al zei in zijn boek Orthodoxy:Als er twee waarheden zijn die elkaar tegenspreken, dan neemt zo (een geestelijk gezond) iemand allebei de waarheden aan en de tegenstrijdigheid erbij. (…) Het hele geheim van mystiek is dit: men kan alles leren begrijpen met behulp van wat men niet kan begrijpen.’ Maar men moet de boeken van Wierenga er wel bij blijven raadplegen. Want men hoeft het misschien niet allemaal tegelijk te begrijpen, maar men dient er wel gezond over na te denken.

Lambert Wierenga, De macht van de taal, de taal van de macht, uitgeverij Kok Voorhoeve, Kampen 1996.
Lambert Wierenga, Mens zoekt God. Een reconstructie, uitgeverij Dwars maar Recht, Groningen 2019.

M. van der Beek is een Rotterdamse dichter. Hij is poëzieredacteur van Liter, maakt poëziecommentaren voor de verzameluitgave Alle liederen van Willem Barnard en schreef vier gedichtenbundels, meest recentelijk Een ziektegeschiedenis (2010). In 2017 vertaalde hij de cyclus Quarantaine van Malach Black.