De zwavelstok in de la

Schalansky over wat de mensheid kwijt is

De Engelse dichter John Betjeman was van 1972 tot zijn dood in 1984 Poet Laureate, de Dichter des Vaderlands van Engeland – een baan waarbij men sinds zijn of haar aantreden 720 flessen sherry thuisbezorgd krijgt – en hij had een teddybeer, Archibald Ormsby-Gore. Hij had Archie al sinds zijn jeugd, en nam hem overal mee naar toe, behalve naar het buitenland, bezorgd om beschadiging of verlies: het gerucht gaat dat hij met de beer in zijn armen overleden is.

Loslaten viel hem duidelijk zwaar, iets waar schrijvers en dichters wel meer last van hebben. ‘The past is a different country, they do things differently there’, zo begon ooit iemand een boek, en één van de dingen die de mensheid dus altijd heeft gedaan is dingen kwijtmaken en vergeten. Kwijtraken is al pijnlijk, en nog pijnlijker is het als er net genoeg van overblijft om mee te krijgen hoe goed en hoe mooi het was, dat, wat er nu dus niet meer is.

Judith Schalansky schreef Inventaris van enkele verliezen, een boek over wat de mensheid kwijt is, en over wat we nog weten, van wat er dan kwijt is. Zij is een Duitse schrijver en ontwerper, die zelf dan ook de fysieke uitvoering van haar boeken doet. Zo begint in dit boek, dat in twaalf hoofdstukken twaalf verdwenen zaken betreurt, ieder hoofdstuk steeds met een illustratie, in uiterst zacht zwart op donkergrijs: alleen voor wie heel goed kijkt, is er iets te zien. Het helpt als men weet wat men zou willen zien. En er is al zoveel onzichtbaar geworden, verdwenen, vergeten en weg: Schalansky gaat op verschillende manieren de verliezen te lijf.

Het hoofdstuk over het verdwenen eiland Tuanaki, bijvoorbeeld, verhaalt van haar eigen ervaring, hoe ze het eiland op een wereldbol zag, en het later in atlassen niet kon vinden. Klopt ook, want het is in de oceaan verdwenen. Intrigerend genoeg zijn er verslagen van zeelui, die er in de 19e eeuw een haast ideale maatschappij aantroffen: ‘De stamoudste beduidde de bezoeker binnen te komen. En vroeg naar de kapitein van het schip: (…) “waarom komt hij niet aan land?” “Hij is bang”, (antwoordde de matroos) “dat jullie hem zullen doden.” (…) De oude man keek naar het gebladerte van het bos. Tenslotte zei hij volkomen kalm: “Wij weten niet hoe je doodt. Wij weten allen hoe je danst.”’ Als we de voorbijganger die zijn ervaring optekende in het scheepsjournaal mogen geloven was het een vrijwel ideale samenleving, van zonnige vrede en geweldloze rust. En uitgerekend dat eiland is dus voorgoed in zee en van de kaart verdwenen.

Uitgestorven tijger
In het hoofdstuk daarna, over de uitgestorven Kaspische tijger, beschrijft ze vanuit het standpunt van iemand die erbij was, een gewelddadige dag in een Romeinse arena, waar zo een Kaspische tijger moest optreden in een gevecht tegen een leeuw, voor een menigte uitzinnige Romeinen.  En in het hoofdstuk over de zoektocht naar een gereconstrueerd skelet van de onvindbare eenhoorn treffen we de schrijfster zelf aan, die in een klein bergdorpje een mislukte poging doet om tot rust en tot schrijven te komen.

Het hoofdstuk over de verdwenen gedichten van Sappho van Lesbos is een klein en leerzaam historisch essay, terwijl het hoofdstuk over het als encyclopedie ingerichte bos van Armand Schulthess – verloren gegaan, dat bos, natuurlijk, er resten nog een paar onsamenhangende objecten van – een vanuit de eerste persoon geschreven manische beschouwing van de encyclopedist zelf is. Een encyclopedist, die alles wat we weten in een bos vol objecten had willen vastleggen en ondertussen duidelijk nogal teleurgesteld in de liefde is geraakt. En en passant de lezer door zijn manisch gepraat op het spoor van een vermoeden van zijn psychoseksuele stoornis zet.

De invalshoek wisselt nogal, dus, en toch is de lijn helder en ontroerend tegelijk: door onachtzaamheid, door waanzin, door de tijd en door vergissingen, door de natuur en door het toeval is heel veel verloren gegaan: huizen, boeken, ideeën, diersoorten en overtuigingen. En Schalansky schrijft: ‘Niets kan met schrijven worden teruggehaald, maar alles kan ervaarbaar worden. Dit boek gaat dan ook in dezelfde mate over zoeken als over vinden, over verliezen als over winnen en laat vermoeden dat het verschil tussen aan- en afwezigheid marginaal is zolang we de herinnering hebben’. 'Met schrijven kan alles ervaarbaar worden'

Zoals de mensheid een gouden grammofoonplaat meestuurde met de ruimtesonde Voyager, die ondertussen het zonnestelsel uit is, terwijl weinig wetenschappers erop rekenen dat het ding, met daarop onder andere in veel talen ‘Greetings from the children of planet earth’, beluisterd gaat worden. Zo blijven we ook in de moderniteit altijd weer bezig met hopen op de magische kracht van het bewaren. ‘Kwetsend is het inzicht sterfelijk te zijn’, zegt Schalansky.   

In het midden van de zeventiende eeuw, schrijft Schalansky in het voorwoord, overweeg het parlement in London de archieven te verbranden, om ‘elke herinnering aan iets verledens uit te wissen en een heel nieuwe leefwijze te beginnen’. Ze heeft die kennis van Jorge Luis Borges, de Argentijnse meester van de literaire illusie, die aangeeft Samuel Johnson te citeren, maar Schalansky heeft gezocht en kan het citaat niet vinden bij Johnson. Ook weg, misschien.

Beter opletten
Over wat er wel en niet kwijtraakt, misschien alles, misschien niets, daarover is bij Borges, weer bij hem, ook een prachtig citaat te vinden: ‘De eeuwigheid ontkennen, veronderstellen dat de jaren, beladen met steden, rivieren, vreugden, volledig worden weggevaagd, is niet minder ongelooflijk dan je haar totale redding voorstellen.’ [1] Beide mogelijkheden komen hem onwaarschijnlijk voor: dat alles vergeten zou raken lijkt hem strijdig met ieder gevoel voor zin, en tegelijk, dat alles bewaard wordt: iemand zou, om tot dat volledige behoud te komen, dan werkelijk alles moeten onthouden.

Schalansky heeft met dit boek een ontroerend begin gemaakt, en als het genoeg gelezen wordt, zijn niet alleen de dingen die zij noemt misschien weer een tijd aan de vergetelheid ontworsteld, maar helpt ze de lezer zelf ook, beter op te letten. Want iedereen bewaart wel wat, zoals opnieuw Jorge Luis Borges schreef: ‘Er is in de tijd een dag geweest die de laatste ogen doofde waardoor Christus is gezien; de slag bij Junin en Helena's liefde stierven met de dood van een mens. Wat zal er met mij gebeuren als ik sterf, welke hartbrekende of broze vorm zal de wereld verliezen? De stem van Mecedonio Fernandez, het beeld van een roodbruin paard in het lege land van Serrano en Charcas, een zwavelstok in de lade van een mahoniehouten schrijftafel?’ [2]

Judith Schalansky, Inventaris van enkele verliezen, Meridiaan Uitgevers, Zeist 2020
(vertaling van Verzeignis eineger Verluste, Berlin, 2018).

M. van der Beek is een Rotterdamse dichter. Hij is poëzieredacteur van Liter, maakt poëziecommentaren voor de verzameluitgave Alle liederen van Willem Barnard en schreef vier gedichtenbundels, meest recentelijk Een ziektegeschiedenis (2010). In 2017 vertaalde hij de cyclus Quarantaine van Malach Black.

  1. Jorge Luis Borges, Geschiedenis van de eeuwigheid, in werken in vier delen, deel 3, Geschiedenis van de eeuwigheid en andere essays, Bezige Bij 2003, pag. 32
  2. Jorge Luis Borges, De maker ('El Hacador', 1960), in het verhaal De getuige, Bezige Bij 1988, pag 32.