Redactioneel

Af en toe moeten we werken aan onszelf. Als we op ons werk negatieve feedback krijgen. Of als onze relatie niet zo lekker loopt. Het is niet leuk, maar soms kan het niet anders. Ons leven is tegenwoordig vol van therapie en verbetertrajecten. Wie denkt dat dit een typisch modern verschijnsel is – vroeger moesten mensen gewoon werken en hadden ze geen tijd voor muizenissen – heeft niet helemaal gelijk.

In de Griekse en Romeinse oudheid bestonden er nog geen ziekenhuizen. Maar bij sommige tempelcomplexen konden bezoekers wel actief aan de slag met hun gezondheid. Er bestaat een verhaal van een rijke Romein, Aelius Aristides, die in de tweede eeuw de tempel van Asklepios in Pergamon bezoekt. Hij is er slecht aan toe en schrijft: ‘Ik had ontstekingen in mijn slijmvliezen, problemen met mijn gehemelte en alles in mijn lichaam was vol vorst en vuur.’ In meerdere dromen geeft Asklepios, de god van de geneeskunst, allerlei opdrachten aan Aristides. Het komt meestal neer op aderlaten, een paar dagen niet eten of een bad in een nabijgelegen rivier, soms wel drie keer op een dag. Aristides blijft twee jaar lang in de tempel en raakt soms de uitputting nabij. Niettemin blijft zijn vertrouwen in Asklepios groot. Telkens als Asklepios met een nieuwe opdracht komt, moet hij achteraf toegeven dat de therapie zijn lichaam en geest ‘heil, kracht, troost en een goed humeur’ bracht.

Ik laat het aan de oplettende lezer om verschillen en overeenkomsten tussen Aristides en ons te vinden. In ieder geval bevinden we ons in goed gezelschap als we af en toe werken aan onszelf en we daarin niet kiezen voor de weg van de minste weerstand. Deze verwantschap tussen ons en de klassieke cultuur is geheel in de geest van het interview met de Leidse rechtsfilosoof Andreas Kinneging in dit nummer. Hij moedigt ons aan om ons te laven aan de grote traditie van de christelijke en klassieke cultuur.

In deze Wapenveld gaat het over ons lichaam. Deze keer moet de geest op de bank blijven zitten. Psychiater Maria Groen schrijft over psychiatrische aandoeningen als depressie, ADHD en autisme. Die zorgen ervoor dat we denken dat psychiatrische aandoeningen defecten zijn in ons lichaam. Maar eigenlijk is dat raar. Deze classificaties zijn immers niet meer dan een verzameling kenmerken. Toch zeggen we: ‘Ik kan niet van dingen genieten, want ik ben depressief’, of: ‘Ik heb ADHD, daarom ben ik zo druk.’ Van een beschrijving van onze geestelijke toestand maken we een ding in ons lichaam. Aristides werd eerder zieker dan gezonder van zijn behandeling. Iets dergelijks ziet Groen als gevaar van een al te rigide toepassing van psychiatrische classificaties.

Historicus Wim de Jong zet de theologie van Gerardus van der Leeuw in de schijnwerpers. Deze theoloog en politicus was een van de voormannen van de liturgische beweging in de Hervormde Kerk voor de Tweede Wereldoorlog. Door symbolen en rituelen binnen en buiten de kerk hebben wij toegang tot het hogere, het mysterie van het leven. Daarbij doet ons lichaam volop mee; alleen geest en woorden schieten tekort. Kan het lichaam in deze brede opvatting van liturgie ons gesloten wereldbeeld doorbreken?

Het lichaam komt nog een keer terug in de bijdrage van Gerard Visser. Ook hier speelt een zoektocht naar het tegoed van het lichaam. Het lijkt erop dat de geest in de geschiedenis van het Westen heeft getriomfeerd. Hebben we ons lichaam of zijn we ons lichaam? Die eerste mogelijkheid maakt ons lichaam tot voorwerp van maakbaarheid; we brengen het desnoods ergens anders heen, zoals in het Miniatuur in dit nummer. De tweede mogelijkheid verbindt de manier waarop we in de wereld zijn direct met onze lichamelijkheid. Daar kon ook Aristides over meepraten.