Koren op de bergtoppen
Het ‘programma’ waarmee Jezus zijn openbare optreden begint, vat Hij samen in één woord: Koninkrijk (Markus 1:15). Het Koninkrijk van God is nu aan het doorbreken, het klopt bij je aan de deur, het staat op je tenen – er is geen ontkomen aan, geef je er dus rekenschap van. Hoeveel kerkmensen begrijpen, of voelen, de klem van die overwinningskreet eigenlijk nog? Misschien begrijpen anderen het wel beter.
Het is wel erg ontnuchterend om te zien hoe snel veel bijbellezers met de termen ‘reeds’ en ‘nog niet’ op de proppen komen, zodra het woord ‘Koninkrijk’ valt. Met de beste bedoelingen, natuurlijk… We kijken eens om ons heen, en we kijken eens naar binnen bij onszelf, en dan stellen we vast dat er eigenlijk nog maar heel weinig ‘Koninkrijk’ zichtbaar is. Nee, zeggen we dan al snel, en voelen we dan al snel, er is natuurlijk wel iets begonnen met Jezus, en met de Geest, en met de kerk, met het eerste Kerst-, Paas- en Pinksterfeest, er is wel een ‘reeds’, een beginnetje van het Koninkrijk – maar het is er vooral ‘nog niet’. Ooit zal het wel komen.
Of het nu echt zó dicht op je staat dat het op je tenen staat, dat Koninkrijk?
Het ‘reeds’ leggen we dan uit als iets wat diep in ons begonnen is. Het geloof. En de vruchten van het geloof. Op kleine schaal gebeurt er echt wel iets. Maar meer is het op dit moment niet. Ooit, zeggen we, en denken we, komt het Koninkrijk over ons. Als je sterft, dan mag je in Gods naam hopen dat het Koninkrijk over je komt. En ooit, ooit, komt de grote dag van een wederkomst, als een totale breuk met de wereld die we nu om ons heen zien en waar het Koninkrijk vooral nog niet is.
Het Koninkrijk als een geestelijke realiteit.
Maar is dat ook wat de mensen om Jezus hebben gehoord toen ze zijn ‘programma’ vernamen? En vooral: is dat wat Hij bedoelde toen Hij zo indringend over het Koninkrijk begon te spreken? En is het wat de Bijbel ons wil zeggen?
Het Oude Testament zet ons op het spoor van wat de mensen om Jezus heen gehoord zullen hebben in zijn woorden. En van wat wij te horen hebben. Koningspsalm 72 bijvoorbeeld. Want wat betekent dat woord ‘Koninkrijk’ eigenlijk?
De ware koning
In dit kalenderjaar komt er een herziene editie van de Nieuwe Bijbelvertaling op de markt, met de terugkeer van ‘eerbiedskapitalen’: hoofdletters als het bij de woorden ‘U’, ‘Hij’ en ‘Hem’ over God gaat, of over Jezus, of over de Geest. Ik ben benieuwd wat dat voor Psalm 72 betekent. Is de koning die daar bezongen wordt een ‘hij’ of een ‘Hij’? Ik neem aan (en hoop) dat er een kleine h gebruikt zal worden in deze Psalm, zoals het in de NBG-vertaling van 1951 ook al gebeurde, maar bijvoorbeeld in de Herziene Statenvertaling niet: daar wordt wel de eerbiedskapitaal gebruikt. Dan is de koning uit Psalm 72 dus niemand minder dan God zelf, of dan toch in ieder geval de Messias, die wij in de kerk eerbiedig aan God gelijkstellen.
Dat lijkt me een uitleg die in eerste instantie niet standhoudt. De hoofdletter zou de Psalm onschadelijk maken, ongevaarlijk voor ons. Het koninkrijk verdaagd naar een verre, vage toekomst. Want het beeld dat hier geschetst wordt, van een kleurrijk koninkrijk waarin gerechtigheid en recht definitief zegevieren, waar alleen maar vrede is en ook de allerkleinsten worden gezien – ja, dat is er nog lang niet. Zeggen we dan.Een ongevaarlijke Psalm, dat is toch niet de bedoeling
Dat is het bloeiende messiaanse rijk dat ooit nog eens komt. We zingen Psalm 72 nog wel, graag zelfs, maar dan als een loflied op God, als een blik in de hemel. De beelden die hier geschetst worden, nee, die zijn niet meer van deze wereld.
Maar een ongevaarlijke Psalm – dat is toch niet de bedoeling.
Er wordt in deze Psalm een koning toegezongen. ‘Van Salomo’, staat erboven, of ‘voor Salomo’, of zelfs ‘op Salomo’; dat kan allemaal en het is niet zo duidelijk. Maar er wordt een koning toegezongen, hij krijgt het beeld van de ware koning voorgespiegeld. Met beelden, inderdaad, die bijna niet meer van deze wereld zijn, en toch: hoopvol wordt het hem voorgehouden. Koning, in Gods naam durven we je beelden voor te stellen die Gods bedoelingen schetsen. Ga er maar mee aan de slag, o koning, en laat de rest aan God over. Ik zie graan wuiven, o koning, niet alleen in de dalen of op de hellingen, maar tot op de kale bergtoppen toe. Een bloei waar geen rem op zit. Ja, amen, loof de Heer.
Zalig de koning die ernaar luistert, en zalig zijn volk.
Bommen in Jemen
2021 is in politiek opzicht nogal roerig begonnen. Het Capitool, bestormd door een meute, opgehitst door de wijkende president; de toeslagenaffaire in Nederland met het volstrekte gebrek aan recht dat daar werd blootgelegd – het zijn beelden die nog wel even op de netvliezen blijven. Er gaat zoveel aandacht naartoe, dat intussen in Venezuela de macht ongemerkt teruggegrepen kon worden door Maduro; en intussen vallen de bommen in Jemen onverstoord op mensen die geen kant op kunnen. Het politieke spektakel doet ons zomaar de vraag vergeten of we ons eigenlijk wel druk maken om de juiste dingen. Aan de roofbouw op de schepping dragen we allemaal ons steentje bij, terwijl we ons verbazen over de schurkachtige streken die het nieuws ons voorschotelt.
Er komen verkiezingen aan en we wegen onze prioriteiten af. Welke partij en vooral welke partijleider heeft het verhaal dat er het beste mee overeenkomt?
En intussen zingt Israël Psalm 72, en de kerk zingt mee. Het is een politiek lied. Overheid, dit is het beeld waaraan wij mee willen werken: een maatschappij waarin gezocht wordt naar de mensen die je zomaar over het hoofd ziet. Overheid, dit is de maat waarmee wij je zullen meten. Overheid, dit is waar God je toe roept. Oog voor de armen.
Je zou voor de aardigheid de Psalm toch eens moeten lezen. En tellen hoe vaak je het woord ‘arm’ erin tegenkomt. Of ‘gering’, of ‘ellendig’. Het is echt wel duidelijk op wie de focus moet liggen.
Deze Psalm zingen doet iets met je politieke loyaliteit. En inzet. En de Psalm gelooft erin: de goede gerichtheid van de overheid zal gepaard gaan met niet-organiseerbare zegen.
Intussen duurt de lockdown voort. Terwijl ik dit schrijf, en wellicht ook nog terwijl u dit leest. Er wordt gesproken over een lange tunnel, en het licht aan het einde is er wel, maar hoe ver weg dat is? Ook als je nog niet bij de echt zwaar getroffenen hoort, voelt dat zingen van Psalm 72, over bloei en gouden bergen, langzaamaan steeds onrealistischer.
Zullen we maar stoppen met zingen?
Maar we zingen, Israël zingt en in Jezus’ naam zingt de kerk maar mee, en de hoop begint toch weer te glanzen. Er is een belofte verbonden aan eenvoudig en stil zoeken naar bescherming voor wie getroffen is. Ook bij taaie problemen hoeven we het hoofd niet te laten hangen. Bloei kun je niet organiseren, tenminste: de bloei waar het in deze Psalm over gaat zeker niet. Maar doe nu maar wat je kunt doen, ook in deze strijd.
Dorre vlakten
We zingen de Psalm, en we gaan anders naar dorre vlakten, woestijnen en kale bergtoppen kijken. We zingen ook op momenten dat we eigenlijk denken dat bloei er niet van gaat komen, op je werk, in je huis, in de maatschappij. En tja, als die Psalm koren ziet bloeien op onverwachte plaatsen, als God bloei belooft op plekken die ik eigenlijk al had willen opgeven – en als mijn kleine bijdrage daaraan niet zinloos is…
Toen Jezus tegen de mensen, levend in barre tijden, zei dat het Koninkrijk hun tot op de huid genaderd was, een boodschap als een klaroenstoot, toen was de eerste bloei al om Hem heen. De eerste bloei was al onder de mensen. En waar de Geest kwam, daar veranderden levens. En de mensen zagen het, en hun blik op hun leven veranderde.
Het is waar, het Koninkrijk is er óók ‘nog niet’, er is nog wel wat te verwachten, maar vooral is het er al wel – dat is wat de mensen om Jezus heen zagen, en wat ze gewaarwerden door de Geest.
En als de Bijbel ons die woorden doorgeeft, dan mogen wij niet doen alsof er nu eigenlijk nog niks aan de hand is.
Prof. dr. E. van ’t Slot is Wapenveld-redacteur. Hij is bijzonder hoogleraar vanwege de Confessionele Vereniging aan de Rijksuniversiteit Groningen en hoofd van het Centrum voor Beroepsvorming en Spiritualiteit van de Protestantse Theologische Universiteit.