Een overschot aan gewichtigheid
Zowel de film Dune als de laatste James Bond brengen een grimmige wereld in beeld. Deze films, beide gebaseerd op romans geschreven in de jaren ’50 en ’60, weerspiegelen daarmee hedendaagse onzekerheden. Een vergelijking toont dat niet elke film deze thema’s overtuigend kan verbeelden.
Willem-Jan Otten introduceerde in een van zijn essays eens een typologie van verschillende films; naast cinema die draait om bange verwachting zijn er films waarbij de kijker vooral verwacht vermaakt te worden. Daarnaast zijn er kwaliteitsfilms, zeg maar cinema die gewichtig genoeg is voor deze rubriek. Mijn indruk is dat de scheidslijnen tussen deze categorieën steeds diffuser wordt, een gevoel dat versterkt werd bij het kijken naar Dune en No Time to Die, de laatste James Bond.
Tussen de val van het IJzeren Gordijn en 2021 is Europa sterk veranderd, de End of History- these van Fukuyama heeft nu wel afgedaan. De liberale democratie was volgens hem het eindpunt van de ontwikkeling van politieke ideeën; inmiddels zijn er vele landen binnen en buiten Europa waarbij de politiek feitelijk door één partij wordt gedomineerd, zonder lippendienst aan de democratie. De Russische inval in de Oekraïne (2014), vluchtelingen, klimaatverandering, de Brexit en Trump hebben het speelveld sterk veranderd. De stabiliteit van de samenleving kunnen we niet langer als vanzelfsprekend beschouwen. Daaraan verbonden lijkt de samenleving vanaf ongeveer het jaar 2000 een stuk moralistischer geworden, ondanks de ontkerkelijking zou je bijna zeggen. Dit uit zich in aandacht voor de positie van minderheden, vrouwen en ook in een fenomeen als vliegschaamte.
Dat is ook de sfeer die in de cinema overheerst; onzekerheid over de toekomst wordt in beeld gebracht en ook moralisme speelt een toenemende rol. Dat geldt ook voor Dune, gemaakt door de regisseur Denis Villeneuve, wiens oeuvre ik al eens besprak (jaargang 71/2). Deze film is gebaseerd op de gelijknamige roman uit 1965 van de Amerikaanse sciencefiction schrijver Frank Herbert (1920-1986). In de film staat de strijd om de planeet Arrakis centraal, zo rond het jaar 10191. Dit is een planeet waar een kostbare grondstof (‘dune’) te vinden is, maar ook inheemse volken wonen. Arrakis wordt de speelbal in een gevecht tussen verschillende imperiale grootmachten, allen uit op het verzamelen van deze grondstof. Dune volgt Paul, de jonge zoon van hertog Leto, die opdracht krijgt Arrakis te gaan besturen. Dit blijkt een valstrik te zijn, waardoor Leto’s rijk onder de voet wordt gelopen. Paul en zijn moeder Jessica overleven deze aanval, waarna een lange tocht door de woestijn volgt. Deze verwijzing naar Hagar en Ismaël is slechts een enkel voorbeeld van Bijbelse thematiek in Dune.
Buitengewoon kwetsbaar
In de terminologie van Otten lijkt Dune een typische kwaliteitsfilm, maar deze film trok toch een groot publiek. De film is duidelijk ook vermaak. Enerzijds doet Villeneuve dan ook veel moeite om zijn publiek bekend te maken met de leefwereld van Dune, misschien zelfs te veel. Anderzijds krijgt deze film een lading die sterk hedendaags aandoet, door thema’s als ecologische catastrofe en gewelddadige onderdrukking. Villeneuve gebruikt beide om een overkoepelend thema aan de orde te stellen, namelijk onzekerheid over de toekomst. Het is duidelijk dat de samenlevingen in Dune buitengewoon kwetsbaar zijn, ze kunnen ieder moment ten onder gaan door natuurrampen of militair geweld.
Villeneuve thematiseert dit onderwerp ook via Paul, het hoofdpersonage. In de wereld van Dune doen profetieën de ronde over een verlosser, de jongen wordt door velen gezien als de vervulling van die belofte. Paul heeft een andere indruk, hij droomt over onvoorstelbare wreedheden die hij zal begaan in de toekomst. Die zwarte visioenen blijven bestaan, ook als hij met zijn moeder door de woestijn dwaalt. Op een knappe wijze wijst Villeneuve hiermee op de co-existentie van hoop en uitzichtloosheid; Paul en zijn moeder gaan door, ondanks hun angst. Daarnaast blijft de hopeloosheid van dit handelen in de lucht hangen. Er is niet zomaar een zonnige toekomst als de juiste keuzes worden gemaakt. Moralisme is dus te mager, zo lijkt Dune te suggereren.
Een spoor van deze zware thema’s valt ook terug te zien in No Time to Die, vanaf afgelopen oktober in de bioscoop te zien. De James Bond-franchise ontstond door de boeken van Ian Fleming (1908-1964), gepubliceerd tussen 1953 en 1966. Deze boeken werden vervolgens in beeld gebracht in verschillende films, waarvan de films waarin Sean Connery de hoofdrol speelde de bekendste zijn. Als product van de Koude Oorlog volgden deze films veelal hetzelfde script; een Britse geheim agent neemt het op tegen een grote schurk, die gemakkelijk was te associëren aan de Sovjet-Unie. Bond werd daarbij soms bijgestaan door Amerikaanse handlangers.Bond was niet langer ongenaakbaar
Deze films vielen duidelijk in de categorie vermaak. Het publiek wist wat het kreeg, namelijk een actiefilm waarin de held zich al schietend door achtervolgingen en gevechten wist te loodsen. De figuur James Bond ontbeerde daarbij morele en innerlijke diepte. Bond dronk stevig, zijn vrouwen waren volstrekt inwisselbaar tijdelijk gezelschap en ook al legden vele van zijn bondgenoten het loodje, zelf ontkwam James steeds weer aan alle gevaren. Bond was daarmee bijna een stripfiguur, met het bijbehorende simpele onderscheid tussen goed en kwaad.
Met de val van de muur leek deze franchise in een crisis te geraken. De Russische bad guys waren niet langer geloofwaardig, er werd gezocht naar nieuwe tegenstanders. Het dieptepunt was Die Another Day uit 2002, een tandeloze film die vooral opviel door ongeloofwaardige special effects. Toen kwamen er in hoog tempo nieuwe James Bond-films met Daniel Craig in de hoofdrol: Casino Royale (2006), Quantum of Solace (2008), Skyfall (2012) Spectre (2015) en nu dan No Time to Die. Er was genoeg onzekerheid in de wereld om James Bond weer geloofwaardig te maken. Naast die bruikbare achtergrond werden andere middelen ingezet. Deze vijf films toonden de morele ontwikkeling van James Bond: zijn onverschillige houding werd gelinkt aan zijn eenzame jeugd, zijn oprechte liefde voor Vesper Lynd kwam aan de orde, een vrouw die hij op tragische wijze verloor. Ook leed hij heftige pijn tijdens een marteling. Bond was daarmee niet langer een ongenaakbare figuur. Deze kwetsbaarheid werd ook getoond op een andere manier; het hoofdkantoor van de Britse inlichtingendienst ging in vlammen op.
Ruw verstoord
In No time to Die wordt dit verder uitgewerkt en gecombineerd met het welbekende script waarbij James Bond het opneemt tegen de bad guys. In Spectre had Bond al een nieuwe liefde gevonden in Madeleine Swann, een relatie die hij probeert te verdiepen. Dit proces wordt ruw verstoord door een figuur die met een biochemisch wapen de mensheid wil verdelgen, waarna welbekende achtervolgingen en gevechten plaatsvinden. Aan het einde van de film wordt deze strijd opnieuw gecombineerd met Bonds liefde voor Swann, met wie hij zelfs een kind blijkt te hebben. Ook raakt Bond in een conflict met een van zijn collega’s, een zwarte vrouw.
Beide elementen, het vermaak en de zware thema’s, passen niet bij elkaar. De James Bondfilms draaiden altijd om een eenvoudig verhaal dat altijd iets schertsends bleef houden. Langzaam is er moralisme in deze films gekropen, waarmee Bond een serieus figuur werd. Vermoedelijk gaan de volgende films in dat pad verder. Wellicht speelt een vrouw straks de hoofdrol of worden de historische zonden van het Britse wereldrijk aan de orde gesteld. Dat zijn belangrijke zaken, maar de James Bondfilms kunnen niet veel moralisme verdragen zonder belachelijk te worden. Dune kan tegelijk vermaken en een gewichtige noot kraken, No Time to Die had het beter bij vermaak kunnen houden, dat is ook belangrijk.
G. Schutte is historicus en werkt aan een promotiestudie naar achttiende-eeuwse politieke economie aan het EUI in Florence.