Oorlog en zorgeloosheid

In de zomer van 2013 bezocht ik met twee vrienden Sint-Petersburg, een stad die in veel opzichten Europees aandoet. Ze werd gebouwd in opdracht van tsaar Peter de Grote (1672-1725), midden in een moeras. Deze vrij onherbergzame plek veranderde daarmee in een plaats van ongekende allure, ten koste van duizenden levens overigens. De huizenblokken en grachten had Peter aan het Amsterdamse stratenplan ontleend, maar dan met brede promenades in plaats van de krappe Hollandse kades en steegjes. We bezochten de bekende kerken, het graf van Dostojevski en natuurlijk de Hermitage, met Rembrandts beroemde schilderij De thuiskomst van de verloren zoon.

De Hermitage is prachtig, maar zoals zoveel musea met een imposante collectie wat verwaarloosd op het punt van publieksinformatie en de presentatie van de collectie. Andere plekken in de stad waren indringender, waaronder de Petrus-en-Paulusvesting, waar talloze mensen opgesloten werden, zowel onder de tsaren als door de Sovjets. De meeste indruk maakte echter het museum voor politieke geschiedenis, een klein museum zonder indrukwekkende collectie. Stalins bureau stond er wel en hetzelfde gold voor Lenins spreekgestoelte. Veel belangrijker: de geschiedenis van de Sovjet-Unie werd overzichtelijk uiteengezet, met details voor de liefhebbers.

De museumbezoeker kreeg een tamelijk ongecensureerd verhaal gepresenteerd over het geweld tijdens de revolutie en de hongersnoden onder Stalin, waaronder de verschrikkelijke honger in de Oekraïne in 1932 en 1933 (de Holodomor). Ook werd er een speech van Poetin getoond waarin hij expliciet aangaf dat hij de lijnen uitzette in het land en dat er geen ruimte was voor afwijkende ideeën. Hoewel er geen aandacht was voor de kleptocratie van extreem rijke Russen die na 1991 was ontstaan, bood dit museum een onverwachts kritische blik op het gewelddadige verleden van Rusland.

Aan die openheid ontbreekt het weleens in Russische films. Dat geldt bijvoorbeeld voor Russian Ark (2002) van de Russische filmmaker Aleksander Sokoerov. Het betreft een vertelling van de Russische geschiedenis die geheel is opgenomen in de Hermitage, waarbij Sokoerov door dit imposante gebouw dwaalt met de Franse schrijver Astlophe de Custine (1790-1857). Alleen De Custine is zichtbaar voor de kijker. Samen bekijken zij de kunst van het museum en ontmoeten ze talloze figuren uit de Russische geschiedenis, waaronder Peter de Grote en tsarina Catharina de Grote. Vanuit een filmtechnisch perspectief is dit een uitzonderlijke productie, aangezien deze in een enkel shot is opgenomen met behulp van 2000 acteurs. Gezamenlijk tonen zij de pracht en praal van de Russische geschiedenis voor 1917.

Onbeschrijflijk leed
Bij het opnieuw bekijken van deze film – dat wil zeggen, na de Russische inval in de Oekraïne – vielen me de kwaliteiten van dit verhaal niet mee. De Custine levert als buitenlander voortdurend negatief commentaar op wat hij ziet; schilderijen zijn verkeerd opgehangen en hij bekritiseert de tirannieke trekjes van de Russische tsaren. Als De Custine fraaie symfoniemuziek hoort suggereert hij dat dit vast buitenlandse musici betreft. De verteller ondergaat deze kritiek gelaten, al stelt hij wel nadrukkelijk dat de muzikanten toch echt Russen zijn. Verder doet hij er het zwijgen toe. De overweldigend mooie zalen en de indrukwekkende bals spreken voor zich; de Russische cultuur is daadwerkelijk groots. De trots op Rusland doet hier ronduit nationalistisch aan.

Door de focus op diplomatieke bijeenkomsten tussen Rusland en Iran en de prachtige bals blijft de grauwe werkelijkheid buiten beeld. Dat geldt voor de opstanden tegen de tsaar en ook de armoede onder de bevolking. Vrijwel de gehele periode na 1917 – het uitbreken van de revolutie – passeert niet de revue. De kijker ziet de laatste tsaar nog aan tafel zitten met zijn gezin, waaronder de jonge Aleksej (geboren in 1904), die aan hemofilie leed. Hun executie een aantal jaar later blijft onbesproken.

Op een enkel moment wordt de stilte over het leed doorbroken, namelijk als Sokoroev en De Custine een kamer binnengaan waar een eenzame man een grafkist aan het vervaardigen is. Sokoroev legt mompelend aan De Custine uit dat dit plaatsvond tijdens het beleg van Leningrad tijdens de Tweede Wereldoorlog. Deze negentiende-eeuwer begrijpt dit echter niet en loopt snel door. Sokoerov doet echter geen enkele moeite om het onbeschrijflijke leed van de twintigste eeuw een plek te geven.Meer propagandist dan kunstenaar

Dit valt nog meer op in zijn latere film Francofonia (2015), die grotendeels gaat over het Louvre tijdens de Tweede Wereldoorlog en daar ook is opgenomen. Opnieuw lopen allerlei historische figuren door het beeld, waaronder Napoleon. Ook in deze film is er vreemd genoeg niet veel aandacht voor geweld, terwijl het onderwerp daar natuurlijk wel om vraagt. In een interview zei Sokoerov dat de oorlog in Rusland echt een catastrofe was geweest en in landen als Frankrijk ‘gewoon een oorlog’. Toen geopperd werd dat deze voor de Joden in Frankrijk toch evident wel een catastrofe was geweest, kwam hij met een onthullend antwoord.  Volgens hem waren arme Joden slachtoffer geworden, maar was de ‘economische macht’ van rijke Joden onaangetast. Hij suggereerde zelfs dat deze rijke Joden het naziregime van Hitler gefinancierd hadden.

Dit onverhulde antisemitisme doet natuurlijk denken aan de retoriek van Poetin, die spreekt over het ‘denazificeren’ van een land met een Joodse president. Belangrijker, Soekorov uit hiermee een buitengewoon nationalistisch en beperkt perspectief op de oorlog. Het leed in Rusland tijdens de oorlog kwam toch ook voor een groot deel voor rekening van de Joden? Soekorov is geïnteresseerd in kunst en de grootheid van Rusland. Nu is een filmmaker idealiter een kunstenaar en geen historicus, maar door zijn kunst met deze twijfelachtige moraal op te zadelen is hij meer propagandist dan kunstenaar.

Voor een scherp beeld van de gevolgen van oorlog zijn er veel betere opties, zoals Doctor Zhivago (1965) van de regisseur David Lean met de bekende acteur Omar Sharif. Deze verfilming van de gelijknamige roman van Boris Pasternak verhaalt over leven van Juri Zhivago, een arts en dichter die leefde in de revolutionaire tijd rond 1917.

Vermorzeld
In het begin van de roman filosofeert Pasternak over het leven. Hij schrijft dat alle mensen gedreven worden door hun eigen zorgen, maar dat het geheel van al die handelingen ook geleid werd door een ‘superieure zorgeloosheid’, die gebaseerd was op de idee ‘dat alles wat geschiedt niet alleen op aarde gebeurt, waarin men de doden begraaft, maar ook nog ergens anders, op een plaats die door de een het koninkrijk Gods genoemd wordt, door de ander de historie, door een derde weer iets anders’.

De rest van de roman toont hoe dit geloof tijdens de revolutie ver wordt doorgevoerd, waardoor gewone levens worden vermorzeld. De roman en (in mindere mate) de film tonen de ontwrichting van de Russische samenleving in verschillende facties die nauwelijks van elkaar te onderscheiden zijn. Vele van die facties zijn er heilig van overtuigd dat hun handelen in dienst staat van een grote toekomst. In hun hoogdravende idealen zijn de levens van mensen als Juri Zhivago (en dat van Boris Pasternak zelf) van ondergeschikt belang. De roman en film tonen dan ook hoe hij langzaam ten onder gaat in al het geweld. Hiermee is Pasternak een universeel thema op het spoor; de megalomane ambities van onderdrukkers die leiden tot de ontwrichting van talloze levens. De wijze waarop Doctor Zhivago dit geweld toont, blijkt veel meer zeggingskracht te hebben dan de esthetiek van Sokoerov. 

Dr. G. Schutte is historicus en in april 2022 gepromoveerd aan het Europees Universitair Instituut in Florence. Op dit moment schrijft hij een biografie van de negentiende-eeuwse politicus Willem Groen van Prinsterer.