Het gebed als rouw, rouw als gebed

Over Septologie van Jon Fosse

Onder de vele bezwaren die Fiedrich Nietzsche in De Antichrist formuleerde tegen het christendom raakt er één me harder dan de rest. Hij beschuldigt de volgelingen van Jezus ervan, te beginnen bij diens eerste discipelen, dat ze zich nooit bij de pijn en de rouw van Jezus’ dood hebben kunnen neerleggen. Nietzsche ziet de hele christelijke traditie als één grote weigering om dit verlies van de stichter te accepteren, één grote vlucht bij het gevoel vandaan ‘tot in de fundamenten geschokt en teleurgesteld te zijn’, richting veilige verhalen die beloven dat de teleurstelling zal worden hersteld en het verlies ongedaan gemaakt.

Dat punt kan zeker gemaakt worden tegen een flink deel van de christelijke theologie, maar het idee dat het christelijk geloof minder op zoek is naar de triomf en zich meer op de rouw richt is niet ondenkbaar, in tegenstelling tot wat Nietzsche zegt. Septologie, de serie romans van Jon Fosse, geschreven in het Noors en onlangs vertaald, laat zien dat zo’n tragische kijk op het christendom donker kan glimmen.

Septologie ontrolt zich langzaam, in zeven delen, verdeeld over honderden pagina’s. Asle, een eenzame Noorse schilder, staart naar zijn eigen schilderijen, rijdt met de auto heen en weer naar Bjørgvin, eet met zijn buurman Åsleik, rouwt om zijn vrouw, Ales (de namen in Septologie lijken nogal op elkaar), en hij bidt. Op de avond voor Kerst, terwijl hij in de auto zit op de terugweg van Bjørgvin, denkt Asle aan zijn vriend en dubbelganger – die ook Asle heet en ook een eenzame schilder is – die in zijn eenzaamheid aan de drank is geraakt.

Asle overweegt te stoppen, om te kijken of hij iets voor die andere Asle kan doen, maar dat doet hij uiteindelijk niet, en hij rijdt naar huis. En om redenen die hij zelf niet begrijpt, stapt hij als hij thuis is toch weer in de auto en rijdt weer richting Bjørgvin, waar hij de andere Asle op straat vindt, onderkoeld en stervend aan alcoholvergiftiging, en dus brengt hij hem naar het ziekenhuis. De rest van de roman gaat over de zorgen van Asle om zijn stervende vriend, over zijn rouw en over de vraag of hij Åsleiks uitnodiging om met Kerst met zijn zuster bij haar te komen eten moet aannemen.

Stamelende gebeden
Steeds als één van de zeven delen van de roman begint, staart Asle naar hetzelfde schilderij: een kruis, bestaande uit een bruine en een paarse lijn, met op het kruispunt van die lijnen ‘een prachtige mengeling van druipende kleuren’.  Op dezelfde manier mengt Septologie rouw, hoop, gebed, zorg en verdriet tot een niet meer te onderscheiden samenstelling. Asle’s verdriet om zijn vrouw Ales, zijn moeizame en stamelende gebeden en zijn zorg om die andere Asle, en de hoopvolle mogelijkheid van het eventueel gezamenlijke kerstmaal met Åsleik en zijn zus lopen door elkaar heen, net zolang tot niet meer helder is waar het ene element begint en het andere ophoudt.

Asle is katholiek geworden omdat Ales dat graag wilde, maar hij merkt regelmatig op dat het geloof helemaal van haar en van haar alleen was. Hij bidt alleen maar omdat Ales dat ook deed. Het gebed troost hem niet, hij voelt er alleen haar afwezigheid scherper door. Tegelijk is Ales’ afwezigheid zo sterk, dat het bijna een aanwezigheid wordt: ‘Als ik daar zit, met een rozenkrans van Ales in mijn hand, dan praten we zo ongeveer met elkaar, over alles en over niks, tot we weer afscheid nemen met de belofte dat we elkaar snel weer zullen spreken, en dan hang ik de rozenkrans weer op haar haakje en dan mis ik Ales zo erg: waarom moest ze zo jong sterven en mij alleen laten, en zo plotseling?’

Dit verdriet helpt Asle om theologisch verder te komen, en tegelijk worden zijn gedachten aan God steeds begeleid door de notie dat het Ales was die geloofde, niet hij: ‘Tenminste, dat dacht Ales, denk ik, en ik denk dat het lege gedachten zijn, en ik denk ze toch.’ Hoe meer hij die ‘lege gedachten‘ denkt, hoe dichter hij zich bij Ales voelt, en dus denkt hij ze steeds weer opnieuw, terwijl hij blijft volhouden dat ze niet betekenen. Asle blijft de gedachten denken, en ze tegelijk als leeg beoordelen, hij kan niet anders.‘Ik denk dat het lege gedachten zijn, en ik denk ze toch’

Op een gegeven moment, als hij Ales zo erg mist dat hij haar naast zich voelt, zegt Asle: ‘Soms weet ik niet of zij het is, of God, hier naast me’. De relatie van Asle met God, net als zijn relatie met Ales, wordt gekenmerkt door afwezigheid en door verlangen. ‘En dan denk ik dat ik meer dan ooit alleen ben, in mijn duister, in mijn eenzaamheid, want eenzaam ben ik, om eerlijk te zijn, en als ik zo stil mogelijk ben dan is God zo dichtbij als maar kan, met al zijn afstandelijkheid.’ Zijn ongelovig hart rouwt, en in die rouw gebruikt hij de woorden die Ales gebruikte, en zo leert hij iets van haar geloof kennen. De bezigheid van het rouwen – om Ales, om zijn zus, om die andere Asle – haalt hem langzaam de wereld van gebed en aanbidding binnen.

En daar laat Septologie iets zien waar de theologie van kan leren: als rouwen een vorm van gebed is, dan is gebed misschien wel een vorm van rouwen. Asle’s gedachten gaan steeds terug naar de dood van Jezus en de afwezigheid van God, een God die zich ‘laat zien door zich te verbergen’.

Dit mengen van af- en aanwezigheid, van verlies en geloof, lijkt sterk op wat de freudiaanse psychologie ‘de Melancholie’ noemt. In Rouw en Melancholie schrijft Freud dat de melancholicus het type is dat niet verder komt na verlies, en in plaats daarvan het verlies internaliseert en zich er vervolgens mee identificeert.  Asle is een perfect voorbeeld van die melancholie.

Aan het eind van het boek, als Åsleik’s zus, Guro – zelf in de steek gelaten door een waardeloze man – een poging doet Asle te verleiden, zegt hij: ‘Maar mijn vrouw en ik, we zijn nog steeds getrouwd.’  ‘Je kunt niet getrouwd zijn met een dode,’ zegt zij dan. Maar dat is precies wat een melancholicus is, iemand die getrouwd is met een dode, iemand die de liefde niet wil loslaten, alleen maar omdat het voorwerp van die liefde er niet meer is. 

Een afgrond
Waar Freud oorspronkelijk de melancholie nog als een verziekte versie van een gezonde manier van rouwen zag, argumenteert hij later, in ‘Id en Ego’, dat dit proces van het vasthouden aan verloren liefdes niet alleen een normaal onderdeel van het rouwproces is, maar zelfs nodig om wat hij het ‘karakter van het ego’ noemt op een goede manier te ontwikkelen.

Want de pijn van het verlies laat zien dat niemand een eiland is: mijn ego, het meest fundamentele onderdeel van ‘mij’, is gebouwd op alle anderen die ik heb bemind heb en die ik verloren ben. En in plaats van me op te sluiten in mijzelf laat de rouw en de melancholie mij zien dat er geen ‘zelf’ is zonder mijn relaties met anderen. Asle’s geïnternaliseerde verlies is een afgrond die hij oversteekt om nieuwe verbindingen te leggen. Zijn zorg om de andere Asle, zijn omzien naar diens hond Bragi, het bezoek aan de kleine kerk in Bjørgvin, zijn moed om de uitnodiging voor het kerstdiner aan te nemen – het komt allemaal voort uit zijn rouw om Ales, om zijn zus en om alle opgestapelde verlies in zijn leven.

En achter al deze dood staat de dood van Jezus. De afwezigheid van God jaagt Asle’s van rouw doortrokken verlangen naar God aan. Septologie biedt een kijk op het geloof als een vorm van rouw, een melancholisch geloof, en de dood van Jezus is het verlies dat ons bepaalt, een afwezigheid en een belofte dat de liefde kan ontsnappen aan de verlating. 

Het tragische christendom van het boek is een echo van het gedachtegoed van de te weinig gelezen priester Louis-Marie Chavet, die de gedachten van Freud oppakte in zijn boek Symbool en Sacrament: een sacramentele herinterpretatie van het christendom, waarin hij geloof ‘een constant proces van rouw’ noemde, en ‘een test van de melancholie’. Te veel theologie, klaagt Chauvet, vergeet hoe radicaal het idee in feite is, dat God zich laat zien in de gekruisigde Jezus van Nazareth. Aan het kruis, zo betoogt hij, wordt ieder idee van God als ‘opperwezen’ of als ‘de essentie van majesteit’ aan de kant geveegd.De kerk als een leerschool van rouw

Op het moment dat wij werkelijk God te zien krijgen, zien we niet een almachtig wezen, maar een mens, wanhopig smachtend naar God. ‘Het feit dat wij geloven dat de werkelijke glorie van God te zien is in de ontmenselijkte mens die door zijn medemensen tot minder dan niets is teruggebracht, is een revolutionaire voorstelling van God.’ Dat schrijft Chauvet, ver weg van de taal van bevestiging, dicht bij de taal van verlies en ontbreken.  De kerk is trouw aan haar stichter als ze de les van het kruis in gedachten houdt en ‘zicht houdt op de afwezige aanwezigheid van God’.

Chauvet beschrijft de kerk als een leerschool van rouw, een school die leert hoe om te gaan met een groot verlies, een verlies dat niet wordt tenietgedaan door de opstanding, maar erdoor wordt aangescherpt. ‘Nu hij is opgestaan is Christus van ons heengegaan. We moeten ons bij dat verlies neerleggen, als we hem willen kunnen vinden.’ En zelfs als we hem vinden, zal dat niet direct zijn. We moeten de hoop opgeven ‘het verdwenen lichaam van Christus te vinden’ om hem ‘in de symbolen van de kerk weer te vinden’. En zo wordt de kerk dan de ‘bevoorrechte plaats van Jezus’ aanwezigheid’, en tegelijk ‘de plaats voor de meest radicale overweging van zijn afwezigheid’.

Chauvet ziet het christelijk geloof als opvallend overeenkomend met wat Freud de ‘vormvast geworden melancholie’ noemde. Gebed en aanbidding zijn manieren om het basale verlies binnen te laten en het te verwerken, het in te passen, door onszelf toe te staan gevormd te worden door onze verloren geliefden en de liefde tussen Christus en ons, om dan open te kunnen staan voor nieuwe liefde. Niet voor niets beschrijft Freud de eucharistie als een ‘interessante parallel’ met de melancholische verwerking. 

Trouw aan het verlies
Asle’s droeve en gebrekkige gebeden – bij elkaar geraapt uit het geloof en de woorden van anderen, doorschoten met twijfel, gedoopt in verdriet en ontdaan van alle hoop – zijn geen wanhopige poging om te geloven: ze zijn het geloof zelf. Wij bestaan uit onze liefde en ons verlies, en voor christenen is er geen fundamenteler verlies dan het verlies van Jezus. Geloof is niet het opvullen van de leegte, maar het is trouw blijven aan het verlies zelf, jezelf toestaan erdoor gevormd te worden, om door het ‘verlangen van jezelf bevrijd te worden, om anderen te leren zien in hun rouw en hun verlies.’ En als God, zoals Chauvet zegt, ‘zichzelf laat zien als God door te weigeren God te zijn’, dan kan het omarmen van ons eigen en van ieder anders gemis ons dieper in het gebroken hart van God brengen.

Aan het eind van het vijfde deel van Septologie geeft Asle de protesten dat het ‘te pijnlijk is om aan Ales te denken’ op. Als hij de besneeuwde weg afrijdt, richting het diner bij Åsleik, vlak voor Kerst, zet hij de auto aan de kant en blijft een tijdje zitten, om zijn herinneringen aan haar en aan haar dood toe te laten. En daarna – als hij de volledige omvang van zijn verlies heeft ervaren – kan hij er eindelijk in toestemmen, na jaren van weigering, om aan te schuiven bij het kerstdiner, met Åsleik en Guro. En hij kan voorzichtig in deze nieuwe relaties stappen, niet omdat zijn verdriet verdwenen is, maar omdat hij zijn open wond accepteert.   

En toch is dit geen boek met een gelukkig slot, waar een nieuwe liefde de verdwenen liefde vervangt en het opgelopen verdriet oplost. Asle krijgt niet de kans afscheid te nemen van de andere Asle, en hij wordt ook niet verliefd op de zus van zijn vriend. En zelfs het langverwachte kerstdiner gaat niet door. Septologie gaat de uitdaging aan liefde – en geloof – los te koppelen van de beloning.  Leven is bewegen van het ene verlies naar het andere, dat is wat de roman laat zien.

Maar als liefhebben onherroepelijk verliezen betekent, dan is de hardnekkige belofte van het geloof dat de liefde zelf niet verloren zal gaan. Het feit zelf dat de dood van de geliefde onze liefde voor betrokkene niet kleiner maakt is een manier om te laten zien wat een christelijke bewering is: dat in de dood van Jezus de God die liefde is de dood verslagen heeft. We krijgen een glimp van dit geloof in één van Asle’s gebeden aan het eind van het boek: ‘En ik dank voor mijn leven en voor de ontmoeting met Ales’, bidt hij, ‘En dan zeg ik alleen maar, bedankt.’ Zijn liefde brengt de doden niet teug, en kan ze ook niet aan het praten krijgen. Maar, zoals Asle zegt:  ‘God verstopt zich in de stilte, denk ik, en in de liefde, denk ik.’  En misschien is dan de liefde, al is ze zwak en gewond, genoeg.Een liefde die nooit verloren zal gaan

Het christelijk geloof wordt vaak gezien als een ontsnappingsluik uit de rouw, een snelle verzekering dat het verdriet maar tijdelijk is, en de beloning eeuwig zal zijn. Septologie laat iets anders zien. Moelijker, misschien. Droeviger, zeker. Maar ook meer betrouwbaar in de bewering dat de liefde elke scheiding kan weerstaan. Zo’n geloof ziet er minder uit als een investering in een toekomstige uitkering, en lijkt meer op rouw – het onophoudelijke werk van het rouwen om Jezus’ dood, omgaan met dit verlies en erdoor gevormd worden, leren het gemis te zien als een verlangen, een verlangen dat niet vervuld zal worden, een liefde die niet verloren zal gaan.

N.a.v. Septology, door Jon Fosse, over de Engelse vertaling door Damion Searls, zoals verschenen bij Transit Books.

Mac Loftin is theologisch PhD-kandidaat op Harvard University en gespecialiseerd in de relatie tussen christelijke theologie en politiek gedachtegoed. www.christiancentury.org/mac-loftin

Dit artikel werd voor Wapenveld vertaald door Menno van der Beek.

Copyright © May 2023 by The Christian Century. ‘Prayer as mourning, mourning as prayer’ is reprinted by permission from the May 2023 issue of The Christian Century, www.christiancentury.org/review/books/prayer-mourning-mourning-prayer

De Nederlandse uitgave van Jon Fosse’s Septologie is verschenen in drie delen: De andere naam (I-II) / Ik is een ander (III-V) / Een nieuwe naam (VI-VII) en werd uit het Noors vertaald door Marianne Molenaar. Oorspronkelijke titel: Septologien – Det andre namnet / Eg er ein annan / Eit nytt namn (2019-2021). Uitgeverij Oevers 2019-2021, resp. 357/296/241 blz., resp. € 21,95 / € 24,50 / € 22,50.

De Noor Jon Fosse (1959) is een internationaal gevierd toneel- en romanschrijver, ook dichter, en wordt regelmatig getipt als Nobelprijswinnaar. Hij is in 2023 gastschrijver van literair tijdschrift Liter. Naast een interview verschijnen er verhalen, gedichten, essays en korte toneelteksten van Fosse in het blad. www.leesliter.nl (introductie-abonnement € 19,95).