Het hoofd zelf in de strop steken
In de NRC van 26 mei 2023 kreeg de monumentaal dikke nieuwe roman Alkibiades van Ilja Leonard Pfeijffer maar twee van de vijf mogelijke sterren van Thomas de Veen. Het boek vertelt het leven, of laat het de man zelf verhalen, van Alkibiades, de historische leider van Athene, opererend in de jarenlange oorlog met Sparta, in de vijfde eeuw voor Christus. Ambitieus, noemde De Veen het boek, maar de feiten waren hem te nadrukkelijk aanwezig. Pfeijffer kan beter zich tot de fictie beperken, meende hij.
De roman is te veel bezig met zijn eigen waarheidsgehalte, en daarmee mislukt, zo was het oordeel. Voor wie wel bereid is af en toe een plezierig uitstapje te maken naar het 200 pagina’s tellende notenapparaat dat dit boek siert, en feit en versiersel zelf te scheiden – een bezigheid die men naar keuze ondertussen overigens ook gewoon kan nalaten, het verhaal vertelt zichzelf – is er toch wel heel wat meer te halen dan twee uit vijf. De Veen heeft zich wellicht te veel door postmoderne stress laten afleiden.
In de eerste elf hoofdstukken van dit mooi zwaar op de hand wegende en stemmig zwart gekafte boek wordt men aan de hand van de held Alkibiades langs de precies en gedetailleerd verhaalde wendingen van de oorlog tussen Sparta en Athene geleid, met Perzië op de achtergrond, twee en een half millennium geleden. Als men maar oppervlakkig bekend is met die historische werkelijkheid is het een interessante kennismaking aan de hand van Pfeijffer, die er gezien de meer dan indrukwekkende literatuurlijst achterin heel veel, misschien zelfs iets te veel, over gelezen heeft. Tegelijk is die hele lange Wikipedia-pagina natuurlijk niet de reden waarom dit een even onvermijdelijk als geweldig boek is.
De dosering van feit en mening, van eerstehands ervaring en interpretatie, zet heel oude vragen op scherp: waar begint de opinie van de Griekse democraat en ambitieuze redenaar Alkibiades, hoe reëel is het beeld van de waarnemer, en waar houdt het verband tussen zijn gedachten en de werkelijkheid op? Vragen waarin iedere lezer zich, met veel plezier, zelf mag herkennen.
Gewetensrust
De verteller is automatisch de held, omdat iedere beslissing door de vertelstem steeds geruststellend gemotiveerd mag worden als voornamelijk in het belang van Athene, terwijl er ook tussen de regels door daar wel wat ruimte voor twijfel zou kunnen ontstaan. Niet helemaal uit te sluiten valt dat de meeste van Alkibiades’ acties voornamelijk de glorie van Alkibiades op het oog hebben. De lezer herkent het mechanisme, de stem in het eigen hoofd die als enige rechtstreeks aan het woord is, praat de weging van de feiten in ieder geval achteraf naar zichzelf toe, en verwerft er gewetensrust mee, en een tevreden zelfbeeld.
Toch is de toon van het boek tegelijk toch ook vol subtiele zelfrelativering en humor, en vol aanstekelijke energie, door alle feitelijkheid heen manoeuvrerend en tegelijk de aandacht erbij houdend door ‘De mannen van Athene’ steeds als gelijken aan te spreken. En via hen, de volgens de tekst bedoelde eerste lezers van deze autobiografie, de lezer over te halen tot een milde blik.
In het lange historische verhaal smokkelt Pfeijffer dan ook nogal wat eigen politiek denkwerk mee, waarin sprake is van nepnieuws, nepparlementen, falende democratie en de bezorgde kijk op haar alternatieven. De koele historische realiteit van de Peloponnesische oorlog is bepaald niet oninteressant, en tegelijk willen we in zo een enorme roman ook onze wereld terugzien. Zie de pagina’s 104 tot 106, bijvoorbeeld, hier in sterk gecondenseerde vorm weergegeven:
‘[het ligt voor de hand dat] het individu dat zich in kracht, moed en intelligentie van de anderen onderscheidt […] als leider wordt gezien […] Zo komt de monarchie tot stand. […] in plaats van zijn machtspositie als een verplichting jegens de samenleving te beschouwen, begint hij haar te misbruiken voor het bevredigen van steeds extravagantere persoonlijke behoeften […] monarchie ontaard in een tirannie […] Deze tirannie roept verzet op [georganiseerd door verantwoordelijke burgers. Zij] zullen het staatsbestuur vanzelfsprekend ter hand nemen. [En deze aristocratie] ontaardt in een oligarchie. [...] Het volk zal de ontaarde elite afzetten en een democratie instellen […] de democratische staatsvorm [zal] door de nieuwe generatie begrepen worden als een vrijgeleide om het eigenbelang na te streven. […] zo zal ook de democratie, nadat zij is ontaard, [...] de macht vervolgens opnieuw in handen […] geven van één enkel persoon, waarna de cyclus weer opnieuw begint.’
Een misschien verontrustende analyse, door de gebeurtenissen in het boek in elk geval niet weerlegd.
Het is dus een lang verhaal, maar het tempo is constant hoog, de gebeurtenissen vallen over elkaar heen en de commentaren en overwegingen vloeien met de verhaallijn soepel samen tot een meeslepend geheel, steeds passend versierd met achtergrond en feit: hoe goed waren de Perzen eigenlijk georganiseerd, vandaar waarschijnlijk dat ze een wereldrijk overeind konden houden, net als later misschien wel de Romeinen. Tegelijkertijd krijgen we uit de verhalen van Alkibiades de indruk dat ook als Athene de Peloponnesische oorlog wel gewonnen had, dat verhoopte Atheense imperium er nooit ingezeten had, daarvoor waren ze in de Griekse stad waarschijnlijk te weinig strak georganiseerd. Terwijl men daar nog over door mijmert, dient de volgende strategisch beschreven zeeslag zich alweer aan. Alkibiades’ leven vliegt voorbij.Een verrassend slot, hardnekkig en ontroerend
En dan heeft het boek aan het eind nog iets aangenaams in petto. Het twaalfde hoofdstuk van deze apologie wordt geschreven door de nagelaten vriendin van A., en waar de lezer zich misschien al schrap zette voor de lichte teleurstelling die een biografie bijna automatisch en per definitie achterlaat, omdat de hoofdpersoon nu eenmaal zeer waarschijnlijk, als de bladzijden op zijn, aan haar of zijn einde komt, heeft dit boek een verrassend slot – ontroerend, hardnekkig, en mooi van menselijke maat. En geweldig gedaan, die wissel van stem, van de held naar zijn lief.
Misschien, maar dat wellicht terzijde, voor wie het boek nog lezen wil, is dit te veel informatie, en tegelijk, aan de andere kant: een boek is ook maar één versie van de werkelijkheid, en voor en zelfs na lezing kan men met het verhaal nog alle kanten op, zoals het hoort, bij goede verhalen. De grote Socrates zelf, als vriend en leermeester van Alkibiades nadrukkelijk aanwezig in dit boek, wordt dus al genoemd als iemand die dit boek helemaal niet wil lezen, omdat het geschreven verhaal hem te zeer de veelzijdige werkelijkheid beperkt en afrondt, dus dat is de optie die de NRC-recensent misschien had moeten kiezen.
Dit nieuwe werk van Pfeijffer doet sterk aan Mulisch’ magnum opus denken, qua reikwijdte, ambitie en volume. Dit zou wel eens het meest interessante Nederlandse boek sinds De ontdekking van de hemel kunnen zijn. Dat ligt dan in dit geval niet aan het verrassende verhaal – daar wint Mulisch – maar vanwege de strak volgehouden en prachtig volvoerde balanceer-act tussen de door alles heen schemerende sterke persoonlijkheid van de protagonist Alkibiades en de precieze omschrijving van de politieke en militaire werkelijkheid, die zich gedurende het boek schijnbaar moeiteloos en tegelijk zeer inventief vleit om de overwegingen en belangen van de held.
Het is bij vlagen haast een moderne en effectieve studie van het Main Character Syndrome, een tegenwoordig vaker gesignaleerde psychische toestand waarin het de hoofdpersoon niet lukt de wereld anders te zien dan als een film waarin men zelf de vanzelfsprekende hoofdrol speelt. Het is nog geen solipsisme – het ziektebeeld waarbij, als het hoofdkarakter de ogen dichtdoet, de werkelijkheid even niet bestaat – maar het is een stap in die richting.
Zwierig en soepel
En tegelijk doet Alkibiades natuurlijk vooral sterk aan Pfeijffer denken: wie La Superba, Brieven Uit Genua en Grand Hotel Europa las, herkent moeiteloos Alkibiades in de daar beschreven zwierige en soepel pratende figuur die Pfeijffer als zichzelf neerzet. Een met zijn langharig uiterlijk niet ontevreden man van de wereld, een brede en diep ingevoerde blik op contemporaine problemen, en tegelijk iemand die zijn zelfingenomenheid niet onsympathiek compenseert door de vrouwen in zijn omgeving meer ruimte te bieden dan men misschien in eerste instantie gedacht had. Geen onplezierig gezelschap ook.
Stilistisch is het royale boek een tour de force, consequent volgehouden van toon, briljant gedocumenteerd en dan, de kaarten worden slim uitgespeeld, de historische kennis tegen de karakterbeschrijving, de luisteraar tegen de spreker. Het geheel is overtuigend gebracht, de kijk vanuit het middelpunt van het universum dat Alkibiades is: regelmatig gelooft hij dat niet alleen zelf, maar wij ook, tweeëneenhalf millennium later.
Ga met dit boek op een bank in de zon zitten, en koester u 900 pagina’s in de veerkracht van onze literatuur. Twee leeslinten, één wit, één zwart, die laatste om steeds handig naar het vermakelijke notenapparaat te kunnen schakelen. Geweldige details en subtiele anekdotes zijn vaak historisch, en het is plezierig om daar zelf de sporen van terug te kunnen vinden, onder het zwarte lint. Een enkel opvallend voorbeeld: op pagina 637 en 638 lezen we:
‘Een paar stomdronken Thraciërs [...] begonnen vervolgens tot mijn ontzetting een dik touw over een balk te gooien en een strop te knopen, maar het bleek dat hun galg […] diende […] voor hun favoriete drinkspel. De deelnemers dronken een hoorn met onverdunde wijn in één teug leeg, klommen op een wankel tafeltje met drie poten, namen een mes in hun hand en staken hun hoofd door de strop, waarop een drinkmaatje het tafeltje omschopte en de gehangene zich in zijn dronkenschap onder luid gejoel boven zijn eigen hoofd moest zien los te snijden.’
Als men dan benieuwd naar achteren bladert en in het handig georganiseerde apparaat de noten controleert, leest men daar: ‘Athenaeus, Deipnosophistae 4.155e (cit. Seleceus) (voor ophanging als een Thracisch drinkspel), en ook wie dat niet gaat controleren in de lokale bibliotheek zal dit historische spelconcept niet snel vergeten. Tegelijk is de anekdote misschien ook wel een perfecte metafoor, het in de roes van het moment het hoofd zelf in de strop steken, voor de situatie waarin een man die zijn eigen ingewikkelde levensverhaal onder druk dient te vertellen en toe te lichten en daarbij continu de urgentie voelt, want bekeken door een kritisch publiek. En door de recensent.Je krijgt er zelfs zin in, de dialogen van Plato te herlezen
Waarschijnlijk is het Thracische vermaak ondertussen als gezelschapsspel niet geschikt voor modernere recepties en partijen, maar zeker wel als belezen anekdote. Waarbij men dan ook veilig Athenaeus als bron mag noemen. Gaat niemand over doorvragen. Leerzaam, vermakelijk, ontroerend, historisch verantwoord en aanleiding tot verder nadenken over het bestuur van de samenleving. Je krijgt er na het dichtslaan van dit boek zelfs zin in, de dialogen van Plato te herlezen, en dat kan niet slecht zijn.
N.a.v. Ilja Leonard Pfeijffer, Alkibiades, De Arbeiderspers, 2023
M. van der Beek is een Rotterdamse dichter. Hij is poëzieredacteur van Liter, maakt poëziecommentaren voor de verzameluitgave Alle liederen van Willem Barnard en schreef vier gedichtenbundels.