‘Door onze god-loosheid ontstonden de grootste tirannieën én de klimaatcrisis.’

In gesprek met Hilbrand Rozema over oosterse-orthodoxie als levensbron

Abstract

Op welke punten kan de oosterse orthodoxie een wegwijzer zijn? Kan het helpen de weg te hervinden naar heiligheid en mysterie in de schepping? Paul Kingsnorth weet zeker van wel. Hij was atheïst en noemt zich nu, tot zijn eigen verbijstering, christen. In Ierland sprak ik met hem, over de kracht van de oosterse orthodoxie als bron voor toekomstig handelen. 

Nog niet zo lang geleden dacht ik bij de term oosters-orthodox direct aan wat Isaak Babel zag in 1920. In Rode Ruiterij beschrijft hij hoe Russische boeren op de nok van hun schamele hoeves klommen, om daar met hoog opgeheven iconen de aanstormende bolsjewieken af te weren. Hun huisiconen zagen zwart van het roet: de ultieme contactmagie. En het hielp niet, hun krotjes vatten vlam als dennenappels. Een beeld van primitief bijgeloof, vond ik, protestantisme gewend, met kerken kaal, koel en wit als couveuses.

Mijn eerste poging om een orthodoxe kerk in te komen strandde. Dat was in 2009, in de Judese woestijn. De portier-monnik van Mar Saba, een vijftien eeuwen oud klooster, weigerde de toegang: ‘Protestants, Rooms-Katholiek, joods, vrijmetselaar, voor ons één pot nat, er is maar één ware kerk!’ Met mijn vrijgemaakte jeugd was ik gehard, maar dit was fors opschalen qua ware-kerkdenken. De oecumene schoot er bij deze woestijnmonnik wat bij in, net als liefde voor de schepping. Dit klooster staat op de plek waar Elia is gevoed door de raven. De Kidron stonk als een riool, in een kraag van afval. Overal lagen grotten van kluizenaars uit de vroege kerk. Uit deze woestijnen komen verhalen over vrede tussen mens en dier. Ik kon toen onmogelijk vermoeden dat de patriarch van die narrige monnik zou opduiken in Bunschoten-Spakenburg.

Dit artikel komt een jaar na publicatie beschikbaar. Neem een abonnement als je het hele artikel nu al wil lezen.