‘Volledig verantwoordelijk voor de huidige dag’
Afgelopen oktober verscheen de door Esther van Fenema en Joost Röselaers samengestelde bundel De leegte voorbij. Op zoek naar een verhaal dat ons verbindt.[1] Ik las de bundel met een bijzondere focus op onderwijs en opvoeding. Wat hebben de ideeën die de geïnterviewde denkers naar voren brengen hierin te zeggen?
Psychiater Esther van Fenema en predikant Joost Röselaers gaan in dit boek op zoek naar een nieuw gedeeld verhaal, is te lezen op de achterflap. ‘Met geëngageerde denkers van zeer diverse achtergronden spreken zij over de bouwstenen van een verhaal dat ons met elkaar verbindt. Wat wordt ons narratief voor de komende generatie? Weg uit de leegte, op zoek naar nieuwe vormen van zin en verbondenheid.’ Direct bij de aankondiging van dit boek was ik gefascineerd en belangstellend. Eerder las ik Van Fenema’s Het verlaten individu. Waarom voelen wij ons zo leeg?[2] Hierin onderzoekt Van Fenema mede vanuit haar ervaringen in de hulpverlening wat de rol is van de zeven hoofdzonden in onze tijd. Opmerkelijk is dat ze in het laatste hoofdstuk een nieuwe hoofdzonde die kenmerkend is voor de huidige tijd toevoegt: de leegte. Het boek geeft een vlijmscherpe diagnose van onze tijd. In de inleiding van De leegte voorbij wordt teruggeblikt: ‘Het boek raakte een snaar en kon op de nodige aandacht rekenen. Het stelt kritische vragen aan onze vrijheidsidealen in deze neoliberale tijd. De mens blijft als verweesd achter. Er is weinig meer wat ons met elkaar verbindt.’[3]
Op de avond van de boekpresentatie van Het verlaten individu ontstond in een gesprek met vrijzinnig predikant Joost Röselaers het idee voor de publicatie De leegte voorbij. Röselaers herkende als predikant de diagnose van Van Fenema volkomen en vroeg zich af hoe we in de samenleving tot nieuwe verbondenheid kunnen komen. Hij deed dat mede vanuit het pleidooi voor waardegedreven politiek dat hij al jaren voert. Het beeld dat Röselaers in zijn denken over politiek vanuit waarden en gericht op idealen vaak gebruikt, is het beeld van de bouw van de kathedraal: ‘Bouwers van de kathedraal werkten in de Middeleeuwen steen voor steen aan een project waarvan zij de voltooiing nooit zouden meemaken.’[4] Elke steen van de kathedraal is onmisbaar. Dat geeft waarde aan zowel de steen als aan de bouwer, ook als de kathedraal tijdens diens leven niet afgebouwd wordt. De kathedraal is als een stip op de horizon, die richting geeft aan het handelen in het hier en nu.
Eerste verkenning
Wat is de kathedraal waar wij anno 2023 aan willen werken? Wat is het wat ons overstijgt, dat groter is dan onszelf, dat zin, richting en verbinding kan geven? Van Fenema en Röselaers maken duidelijk dat dit ten diepste een existentieel, spiritueel vraagstuk is. Des te passender dat zij als psychiater en predikant samen dit boekproject opgepakt hebben. Samen zijn ze op pad gegaan om zeventien mensen te interviewen over wat het nieuwe verhaal voor en van onze samenleving zou kunnen zijn. De auteurs presenteren het boek als een eerste verkenning. Er wordt niet toegewerkt naar een voorstel tot een concreet ‘nieuw verhaal’. Veeleer delen de auteurs observaties en overwegingen, als bouwstenen waarmee de beweging richting een gedeeld verhaal van start zou kunnen gaan. De blik is daarbij vooruit, zonder hang naar het verleden, maar mét het besef dat er verschillende religieuze en filosofische tradities zijn waaruit geput kan worden. Onder andere daar zit een belangrijke verbinding met waar ik met het oog op onderwijs veel over nadenk.
De diagnose zoals gesteld in Het verlaten individu is ernstig genoeg om júist ook met het oog op jongere generaties op zoek te gaan naar een verhaal dat ons verbindt. De existentiële vragen en behoeften van kinderen en jongeren kunnen en mogen niet verwaarloosd worden.[5] Juist niet in een tijd waarin veel mensen eenzaamheid – als het ontbreken van een existentiële verbinding[6] – ervaren, en het met name voor jonge mensen niet gemakkelijk is om zich tot het leven te leren verhouden. Vanuit deze achtergrond en met een focus op de (mogelijke) rol van onderwijs ook kinderen en jongeren op het spoor van dat nieuwe verhaal te brengen, heb ik me met grote belangstelling verdiept in de inbreng van de zeventien gesprekspartners van Van Fenema en Röselaers.Sla onbekende denkers niet over
De denkers met wie het gesprek gevoerd is, zijn divers. Volgens de inleiding is er in de eerste plaats gezocht naar ‘onafhankelijke en creatieve geesten’. Vanzelfsprekend moesten de betrokkenen affiniteit met het onderwerp hebben. Vrijwel allemaal zijn ze actief in het maatschappelijk debat in Nederland. Bewust is er voor gekozen om ook in gesprek te gaan met mensen wier ideeën ver van die van Van Fenema en Röselaers afstaan. Het heeft geleid tot een bijzondere combinatie van denkers. Voor elke lezer zal de balans tussen ‘bekend’ en ‘onbekend’ weer anders zijn, maar ik vermoed dat er voor álle lezers nieuwe denkers en nieuwe gedachten bij zitten. Waar Van Fenema en Röselaers zichzelf uitgedaagd hebben om voorbij hun eigen hokjes te denken, slaan ook lezers de voor hen (relatief) onbekende denkers hopelijk niet over. Zelf ben ik in elk geval minstens zo aan het denken gezet door voor mij relatief onbekenden als Klaas van Egmond, Samira Rafaela, Afshin Ellian en Zihni Özdil, als door denkers met wier werk en gedachtegoed ik redelijk bekend ben (zoals Dirk de Wachter, Stephan Sanders, Beatrice de Graaf en Stefan Paas).
Bouwstenen voor het onderwijs
Het viel mij op dat een flink aantal denkers uit zichzelf al iets zegt over onderwijs, zonder dat daar expliciet naar gevraagd werd. Hoe zou dit komen? Wellicht vanwege de breed gedeelde neiging bij problemen in de samenleving naar het onderwijs te kijken. Daar zouden deze vragen opgelost moeten en kunnen worden. Precies door deze neiging wordt het onderwijs behoorlijk overvraagd.[7] Dit is zorgwekkend omdat een school ten diepste geen (economische) werkplaats is, maar een oefenplaats.[8] Tegelijkertijd is school mede daarom een logische plek om aan gemeenschap te bouwen, en kinderen en jongeren te leren oefenen met samenleven. Onderwijs is (naast kinderopvang) de eerste plek waar kinderen met groepen leeftijdsgenoten, en daarmee per definitie ook met diversiteit, in aanraking komen. Elk kind is anders en thuis gaat het toch ook bij iedereen weer anders. Zelfs als je geboorteland, cultuur of religie deelt, is er altijd sprake van diversiteit in de klas. Al met al ben ik van mening dat we als samenleving niet mogen en ook niet kunnen verwachten dat samenlevingsvraagstukken via het onderwijs opgelost worden.
Toch zijn er weldegelijk mogelijkheden om via onderwijs een bijdrage te leveren aan goed samenleven. Sterker nog: als anderen het laten afweten, is het juist de plicht van onderwijs om weerstand te bieden, een tégen-geluid te laten horen en verantwoordelijkheid te nemen in het vormingsproces van kinderen en jongeren.[9] Daarbij zou de vraag ook omgekeerd mogen worden. Van ‘Wat mag de samenleving van het onderwijs verwachten?’ naar ‘Wat kan het onderwijs van de samenleving verwachten?’ En dan komen ook de kernvragen uit De leegte voorbij weer om de hoek kijken: ‘Wat is het wat ons overstijgt, dat groter is dan onszelf, dat zin, richting en verbinding kan geven?’ en ‘Wat zijn bouwstenen om in de samenleving, en wat Van Fenema en Röselaers betreft ook nadrukkelijk in de politiek, mee aan de slag te gaan richting dit nieuwe gedeelde verhaal?’ Met deze vragen in het achterhoofd zal ik vanuit De leegte voorbij enkele aangedragen bouwstenen nader bespreken met het oog op de context van onderwijs en opvoeding.
Traditie
Een van de bouwstenen die in meerdere gesprekken genoemd wordt, is de waarde van traditie: ‘Het verleden als een belangrijk ankerpunt waarin kernwaarden besloten liggen die we graag zouden herijken voor gebruik in het hier en nu.’[10] De koppeling naar het onderwijs is hier snel gemaakt, in lijn met het pleidooi dat ik hield voor meer aandacht voor de levensbeschouwelijke dimensie van het bestaan in het onderwijs, onder meer in mijn oratie in 2022. Verhalen uit levensbeschouwelijke tradities kunnen hierbij een belangrijke rol spelen.Vertrouwen is niet maakbaar
In een samenleving die als laag-vertrouwensamenleving getypeerd kan worden, is het van groot belang dat juist ook in onderwijs vertrouwen bevorderd wordt. Vertrouwen is echter niet maakbaar. ‘Wat wel kan is onszelf en elkaar inspireren en aanmoedigen door het vertellen van verhalen van hoop en vertrouwen. Verhalen die mensen doen opleven en perspectief bieden. Verhalen die ruimte maken voor menselijkheid en medemenselijkheid, en zo tegenwicht bieden aan de nadruk die er in onze tijd en cultuur op maakbaarheid, beheersingsdrang, instrumentaliteit en prestatie gelegd wordt. Kortom: verhalen die een tegengeluid laten horen, een ander perspectief bieden op menszijn en samenleven. Verhalen die inspireren om onderwijs vorm te geven vanuit de overtuiging dat elk mens van waarde is – los van prestaties of economisch gewin – en van betekenis is voor vandaag én morgen. Dergelijke tegen-verhalen kunnen gevonden worden in uiteenlopende levensbeschouwelijke tradities, die tot op de dag van vandaag een krachtige bron van zin en inspiratie kunnen zijn.’[11]
De Duitse godsdienstpedagoog Schweitzer[12] claimt, mede op basis van het Verdrag inzake de rechten van het kind, dat kinderen récht hebben op ondersteuning in het omgaan met existentiële vragen. Hij noemt dit de spirituele rechten van het kind. Zelf spreek ik graag over het recht van kinderen en jongeren op levensbeschouwelijke vorming, wat bestaat uit het stimuleren en bevorderen van de persoonsvorming van kinderen en jongeren op het terrein van zinvragen en zingeving.[13] Het op diverse manieren in contact brengen van leerlingen met wijsheden, inzichten en ervaringen uit eeuwenoude levensbeschouwelijke tradities (inclusief hedendaagse verschijningsvormen) speelt hierin een belangrijke rol. Goed levensbeschouwelijk onderwijs voor alle kinderen en jongeren, zowel in het basis- als in het voortgezet onderwijs, kan daarom van grote betekenis zijn. Hier liggen wat mij betreft dan ook kansen en uitdagingen voor zowel het openbaar onderwijs als het bijzonder onderwijs.
Multiperspectiviteit
Een bouwsteen uit De leegte voorbij die hierbij aansluit en tegelijkertijd ook uitdagend is, ook gelet op de toegenomen diversiteit in samenleving en onderwijs, is het omarmen van multiperspectiviteit. ‘In plaats van rigide vastklampen aan een nostalgisch wereldbeeld dat voortkomt uit angst, wantrouwen en onzekerheid, is nieuwsgierigheid naar en interesse vanuit vertrouwen en eigen stabiliteit in het anders-zijn van belang.[14]’ Op veel christelijke scholen is precies dit een uitdagende zoektocht. Men zoekt naar manieren ‘om zich in relatie tot haar omgeving te kunnen herdefiniëren op een manier die nieuw houvast geeft.’[15] Dit is bepaald geen sinecure. De zoektocht gaat gepaard met allerlei fundamentele én praktische vraagstukken, die in de kern allemaal raken aan de vraag hoe je vanuit eigenheid ruimte kunt maken voor diversiteit. Dat ontdekten we ook in het project De school als huis dat je samen bouwt.[16] In het proces werd volop ruimte gemaakt voor de persoonlijke ervaringen, vragen en behoeften van alle betrokkenen, schoolleiding, docenten én leerlingen. Samen verkenden we hoe op de scholen tot een eigentijds verhaal van geloof, hoop en liefde gekomen zou kunnen worden. Het project bood waardevolle inzichten, die we de komende jaren samen met scholen verder willen verkennen. Dit doen we vanuit de kenniswerkplaats The home we build together: bouwstenen voor inclusiever onderwijs.’[17] Er is namelijk nog heel veel te leren en ontdekken als het gaat om samenleven in diversiteit.Minder digitaal, meer kans op echte ontmoeting
Heel waardevol daarbij is het verder verkennen van de door Van Fenema en Röselaers aangedragen bouwsteen tempels. Hiermee bedoelen zij plekken waar fysieke ontmoeting mogelijk is. Plekken waar ruimte is voor echte menselijke interactie en waar mensen geprikkeld worden om uit hun eigen bubbels te komen. Scholen zouden prima als tempels kunnen functioneren. Sterker nog, voor velen hebben scholen die functie al. Wat is het juist in onze tijd waardevol dat onderwijs een fysieke ontmoetingsplaats is voor kinderen en jongeren vanuit diverse culturele en levensbeschouwelijke achtergronden. De huidige landelijke ontwikkeling rond het beperken van gebruik van telefoons en andere digitale apparatuur op school, zie ik wat dat betreft als een positief signaal. Minder gebruik van digitale middelen biedt namelijk meer kans op echte ontmoeting. En zeker kinderen en jongeren, die zich ook op sociaal-emotioneel vlak nog volop aan het ontwikkelen zijn, zijn gebaat bij tijd en ruimte om zich te oefenen in het daadwerkelijk ontmoeten van anderen. Samen in een ruimte aanwezig zijn leidt óók zonder digitale technologie echter nog niet noodzakelijk tot echte ontmoeting en werkelijke verbinding. Dit brengt me bij de bouwsteen leiderschap.
Leiderschap
Mede op basis van de gevoerde gesprekken stellen Van Fenema en Röselaers dat we om ons weer tot elkaar te leren verhouden ‘inspiratie nodig hebben van mensen die zich letterlijk en figuurlijk voorbeeldig gedragen.’[18] Dit geldt voor volwassenen, maar zeker ook voor kinderen en jongeren. Zij hebben niet alleen recht op levensbeschouwelijke vorming, maar ook op ouders en opvoeders die verantwoordelijkheid voor hun vormingsproces nemen. Ook onder kinderen en jongeren zijn veel verlaten individuen. Het is wat mij betreft dan ook hoog tijd dat ouders, docenten en andere opvoeders hun pedagogische taak in het begeleiden naar volwassenheid weer veel serieuzer gaan nemen. ‘Waar we als samenleving uit angst voor het belemmeren van vrijheden van kinderen en jongeren doorgeschoten zijn naar pedagogische verwaarlozing, is het met het oog op het welzijn van zowel individuele kinderen en jongeren als de samenleving als geheel van groot belang om meer werk te maken van vorming.’[19] Het bieden van ontmoetingsruimte is daarbij belangrijk, maar niet toereikend. Die ruimte dient ook ingevuld worden. Rituelen en het gezamenlijk vieren van feesten kunnen hierin een waardevolle rol vervullen. Daarnaast hebben kinderen en jongeren inspirerende voorbeelden nodig die hen laten zien hoe ze op een goede manier mens kunnen zijn in deze wereldtijd. Als het goed is, worden die voorbeelden niet alleen thuis maar ook op school en in het (kerkelijk) jeugdwerk gevonden. Volwassenen kunnen hierbij niet alleen zelf een voorbeeld zijn, maar ook wijzen op inspirerende voorbeelden van elders of uit vroegere tijden. Door levensverhalen te delen en daar aan de hand van werkvormen met elkaar over in gesprek gaan, ontstaat een open vormende ruimte die kan inspireren. Niet alleen voor het leven nu, maar juist ook met het oog op de toekomst.
Toekomstperspectief
Het belang van een gedeeld toekomstperspectief loopt als een rode draad door De leegte voorbij heen, en is tevens een belangrijke bouwsteen om tot een gedeeld verhaal te komen. Deze bouwsteen lijkt het meest uitdagend te zijn. Aan het einde van het boek verzuchten de auteurs: ‘Er is behoefte aan een nieuw verhaal. Daar zijn alle mensen die we spraken het over eens. De problemen van onze tijd vragen erom. De tijd dringt. We hebben echter nog geen idee hoe dat verhaal eruit zal zien. We geloven niet dat het vroeger beter was. De tijden zijn daar te veel voor veranderd. En de oude verhalen kenden hun beperkingen. Maar wat dan wel?’[20] Van Fenema en Röselaers bepleiten meer ruimte voor verbeelding, voor kunstenaars en denkers die in staat zijn om andere realiteiten te verbeelden en die beelden ook aan anderen over te dragen. Aanvullend lijkt het mij waardevol om ook hier de creatieve denkkracht van kinderen en jongeren te gebruiken. Waar dromen zij van? Hoe ziet goed en duurzaam samenleven er in hun ogen uit?We kunnen direct zelf aan de slag op ons eigen niveau
Dat we niet weten hoe die toekomst eruit zal zien, en hoe we ons daar op een goede manier naartoe kunnen bewegen, ontslaat ouders en opvoeders niet van hun verantwoordelijkheid. Treffend stelde Janusz Korczak,[21] de Poolse kinderarts en directeur van een weeshuis in het getto in Warschau: ‘De opvoeder heeft niet de plicht de verantwoording voor een verre toekomst op zich te nemen, maar is wel volledig verantwoordelijk voor de huidige dag.’ Dat zei hij uitgerekend in een uiterst donkere tijd, waarin het ook voor volwassenen extreem moeilijk was om toekomstperspectief te zien. Opvoeders hebben in alle omstandigheden hun verantwoordelijkheid te nemen voor het leven nú. Dat geldt anno 2024 net zozeer als in 1942. Oók als wij nog onvoldoende zicht hebben op hoe het nieuwe verhaal voor onze samenleving eruit zou kunnen zien. Zo lees ik ook de opmerking van Van Fenema in de epiloog: ‘We hoeven niet te wachten op iets van buiten waardoor het allemaal goed komt, nee, we kunnen direct zelf aan de slag op ons eigen niveau.’[22] Met het oog op de vorming van onze kinderen en jongeren, én de samenleving als geheel, hoop ik van harte dat de gesprekken uit De leegte voorbij precies hiertoe stimuleren.
Prof. dr. G.D. Bertram-Troost is hoogleraar Onderwijs in levensbeschouwelijk en pedagogisch perspectief aan de Vrije Universiteit Amsterdam.
- Esther van Fenema en Joost Röselaers, De leegte voorbij. Op zoek naar een verhaal dat ons verbindt. Amsterdam, Prometheus, 2023.
- Esther van Fenema, Het verlaten individu. Waarom voelen wij ons zo leeg? Amsterdam, Prometheus, 2022.
- Van Fenema en Röselaers, 2023, p.11.
- Van Fenema en Röselaers, 2023, p.11.
- Gerdien Bertram-Troost, Meer aandacht in onderwijs voor zingevingsvragen. Voorbij pedagogische en levensbeschouwelijke verwaarlozing. Tijdschrift voor Orthopedagogiek, 2023, 62/5, p.36-43.
- In Wapenveld kwam dit al even ter sprake in een interviewgesprek: Danielle van de Koot en Robert van Putten, ‘Leer elkaar maar kennen’. Gerdien Bertram-Troost over onderwijs en levensbeschouwing. Wapenveld, 2022, 72/4, p.10-16.
- Bertram-Troost, 2022, p.6.
- Gert Biesta, De school als vrijplaats. Over geïnspireerd goed onderwijs. Verus, 2023.
- Philippe Meirieu. Pedagogiek: De plicht om weerstand te bieden. Culemborg: Phronese, 2007. Zie ook: Wigmans, C.M. Je kan me nog meer vertellen. Tegenspraak als opdracht van christelijk geïnspireerd onderwijs. Woerden, Amersfoort: Besturenraad, Kwintessens, 2012.
- Van Fenema en Röselaers, 2023, p.278.
- Gerdien Bertram-Troost, Menswording in een laag-vertrouwensamenleving. Kansen en uitdagingen voor onderwijs. Oratie, Vrije Universiteit Amsterdam, 2022, p.29.
- Friedrich Schweitzer. Children’s Right to religion and religious education. In K. Engebretson, De Souza, M., Durka, G., & Gearon, L. (Eds.), International Handbook of inter-religious education. Springer, 2010.
- Gerdien Bertram-Troost, Vrijheid van onderwijs: essentieel voor vorming van kinderen en jongeren. Geraadpleegd op 20 december 2023, van wij-leren.nl/vrijheid-van-onderwijs-essentieel-voor-vorming-kinderen-en-jongeren.php, 2021.
- Van Fenema en Röselaers, 2023, p.279.
- Jonneke Adolfsen, Mathilde Tempelman-Lam (red.). Een School in transitie. Samenhang tussen vorm en inhoud. Greijdanus, 2021, p. 11.
- Jan Jorrit Hasselaar, Guido De Bruin en Gerdien Bertram-Troost, Naar een nieuwe omgang met diversiteit. De school als huis dat je samen bouwt. Woerden: Verus, 2020.
- Zie o.a. ‘Plannen leerstoel Onderwijs in levensbeschouwelijk en pedagogisch perspectief’ zoals uitgewerkt in Gerdien Bertram-Troost, Menswording in een laag-vertrouwensamenleving. Kansen en uitdagingen voor onderwijs. Oratie, Vrije Universiteit Amsterdam, 2022, p.39-42.
- Van Fenema en Röselaers, 2023, p.280.
- Gerdien Bertram-Troost, 2023, p.39.
- Van Fenema en Röselaers, 2023, p.286.
- Zoals aangehaald in Gerdien Bertram-Troost en Siebren Miedema. Bezield onderwijs. Vorming, Levensbeschouwing en Burgerschap. Gorredijk: Bornmeer & Noordboek, 2022.
- Van Fenema en Röselaers, 2023, p.302-303.