Ruimte voor recht

Heil in Just Mercy (2019) en The Mauritanian (2021)

Filmmaker Quentin Tarantino zou ooit gezegd hebben dat films zijn religie vormen. Ergens kan ik mij dat voorstellen. In een seculiere wereld als de onze zijn films misschien wel de meest dominante vorm van liturgie, waarin verbeelding, herinnering, klacht, rouwverwerking en viering een plek hebben. Hoewel ik films niet zozeer als religieus substituut zie, valt mij wel op hoezeer religie, in het bijzonder het christelijk geloof, een blijvende bron is voor de filmindustrie. Sprekende voorbeelden hiervan zijn Just Mercy en The Mauritanian, waarin de wereldlijke rechtspraak een subtiele tegenspeler heeft in Gods rechtvaardigheid.

Sowieso is het opvallend dat zelfs in een seculiere context als de onze, het begrippenkader vaak nog behoorlijk ‘religieus’ geladen is? Woorden als redding, verlossing, verzoening, messias, zonden, en zelfs doodzonde, keren in de wereld van politiek, sport, gezondheidszorg en media volop terug om gebeurtenissen en verhalen te duiden. Datzelfde zie je in veel hedendaagse films. Voortdurend worden religieuze verwijzingen gemaakt. Soms als goedkope vorm van spot of karikaturale stroman. Maar ook regelmatig, zoals in Just Mercy en The Mauritanian, als grondnarratief om de dynamieken van onze tijd tegen af te zetten en van betekenis te voorzien.

Verschaf mij recht
Beide films zijn wat je noemt rechtbankdrama’s, gebaseerd op waargebeurde verhalen. Het draait om enkelingen die zich gedwongen zien een rechtsgeding te voeren tegen de macht van de staat, die met het volle gewicht op hen is gaan zitten en hen het leven in figuurlijke – soms zelfs bijna letterlijke zin – heeft ontnomen. Het zijn slechts twee voorbeelden uit een lange rij van soortgelijke films die in de afgelopen jaren zijn verschenen: On the Basis of Sex (2018), Dark Waters (2019), Richard Jewell (2019), The Trial of the Chicago Seven (2020), Monster (2021), The Burial (2023), en de Franse film Anatomie d’une chute (2023). Denk ook aan de Nederlandse films De Veroordeling (2020) over de bekende Deventer-moordzaak; De Zitting (2021) over een gedoodverfde premiers-kandidaat die gedaagd wordt vanwege seksueel misbruik; en De Vuurlinie (2023) over de rechtszaak tegen Marco Kroon. Wat zegt het dat er in betrekkelijk korte tijd zoveel films zijn verschenen waarin een roep om recht klinkt? Natuurlijk, rechtbankdrama’s doen het al jaren goed. Wie kent niet de beroemde zin uit A Few Good Men (1992), ‘you can’t handle the truth.’ Of de vele boeken van John Grisham die verfilmd zijn.[1] Wat de bovengenoemde films verbindt, om er maar direct een Bijbelse metafoor bij te halen, is het David en Goliath-motief. Telkens staan machteloze individuen tegenover het geld, de invloed en de onverschilligheid van big corporations, het patriarchaat, het systemisch racisme van wit privilege of de macht van de overheid. En daar zit volgens mij een verschil met eerdere courtroomdrama’s, zoals bijvoorbeeld Erin Brockovich (2000). Hoewel er zeker overlap te vinden is, ligt het accent minder bij ‘de ene zaak’ en draait het verhaal meer om het chaotische leven van de hoofdpersoon, die bijvoorbeeld als alleenstaande moeder probeert alle ballen in de lucht te houden. De trend die mij in deze recente golf aan rechtbankfilms opviel: het wanhopige verlangen naar recht. Zoals de weduwe in het voorbeeld van Jezus, ‘verschaf mij recht tegenover mijn tegenpartij’ (Lukas 18:3). Blijkbaar voelt Hollywood aan dat er iets op het spel staat in onze tijd, waarin woede en ressentiment steeds nadrukkelijker de maatschappelijke ruimte betreden. Is er ruimte voor recht?

Cultuur als spiegel van heil
De Britse theoloog Clive Marsh biedt in zijn boek A Cultural Theology of Salvation (2018) bruikbare handvatten om de soteriologische narratieven in de Westerse cultuur te lezen, en zo tot een beter verstaan van heil te komen.[2] Cultuur en theologie, voor zover je dat als twee grootheden kan en mag beschouwen, dienen elkaar immers aan te vullen, te bevragen en aan te scherpen. Theologie heeft zogezegd wat te leren van wat er aan verlossingsverhalen in de bredere cultuur wordt gedeeld. Deze helpen niet alleen om inzicht te krijgen wáár mensen hun heil zoeken, maar ook om de eigen taal voor het heil in Christus te vernieuwen. Cultuuruitingen zoals films helpen ons om wat Andrew Root noemt de ‘dode plekken’ op het spoor te komen waar het evangelie opnieuw kleur krijgt. Om dit gesprek over de heilsdimensie in kunst en cultuur op gang te brengen, komt Marsh met een viervoudig patroon dat hij heeft waargenomen.Films waarin naast de ruimte voor recht een andere ‘heilige ruimte’ figureert. 

Ten eerste is er ‘verlossing van’ een staat van onheil. Iemand wordt bevrijd of bevrijdt zichzelf van een zeker kwaad in zijn leven: verslavingen, armoede, negatieve gedachten, schuld, schaamte of onderdrukking. Ten tweede is er ‘verlossing voor’ een zekere staat van heil. Hier gaat het om het waartoe, het goede leven (‘human flourishing’) dat wordt beoogd, geloofd of nagestreefd. Dit kan een hiernamaals zijn (hemel, nieuwe aarde) of, meer seculier, een geslaagd en onafhankelijk leven. Denk aan het ‘van krantenjongen tot miljardair’-narratief. Ten derde ‘verlossing door’, dat licht werpt op wat heilzaam en verlossend is, zoals goddelijke genade, vergeving, of menselijke vermogens als zelfontplooiing en volharding. En ten vierde het relationele aspect, ofwel ‘verlossing in’. Hiermee wordt benoemd welk nieuw leven de verlossing voortbrengt of waarin mensen geplaatst worden. Specifiek gaat het hier om een nieuwe manier van leven en nieuwe gemeenschappen. Vanuit deze vier elementen wil ik nog eens naar twee van de bovengenoemde films te kijken. Films waarin naast de ruimte voor recht ook nog een andere ‘heilige ruimte’ figureert: Just Mercy en The Mauritanian.

Twee films
Just Mercy gaat over de ten onrechte van moord veroordeelde Walter McMillian alias Johnnie D. (gespeeld door Jamie Foxx), die in de dodencel zijn vonnis afwacht.[3] Zijn lot wordt uiteindelijk opgemerkt door de briljante advocaat Bryan Stevenson (Michael B. Jordan). Iemand die met zijn Harvard-diploma een glansrijke carrière voor zich in het verschiet had liggen, maar ervoor kiest om in het Amerikaanse Zuiden kansloze zaken opnieuw aan te vechten. McMillian wordt als zwarte man verdacht van moord op een witte vrouw. Zijn snelle arrestatie, in elkaar gefröbelde bewijsvoering en veroordeling hadden de rust en het recht snel weer laten terugkeren. Dat zijn zaak wordt heropend kan dan ook niet op veel applaus rekenen. Zijn advocaat Stevenson ziet zich geconfronteerd met een racistisch rechtssysteem dat alles op alles zet om hem het werk onmogelijk te maken, en veel ongeloof bij McMillian en zijn familie dat er ooit recht zal geschieden. Pijnlijk is vooral dat de mogelijke oorzaak van deze valse beschuldiging teruggaat op het feit dat Walter een paar maanden voor zijn arrestatie op overspel werd betrapt met een witte getrouwde vrouw. Bedreigingen, tegenwerkingen, voortdurend racisme en papieren rompslomp moeten Stevenson weerhouden van een deugdelijke rechtsgang. Toch, na veel teleurstellingen, wordt McMillian eindelijk vrijgesproken doordat alle aanklachten tegen hem onontvankelijk worden verklaard.

In The Mauritanian is het de – het zal niet verbazen – uit Mauritanië afkomstige Mohamedou Ould Slahi (gespeeld door Tahar Rahim), die reeds 7 jaar gevangen zit in de beruchte gevangenis Guantánamo Bay (‘Gitmo’) op Cuba.[4] Samen met honderden andere van terrorisme verdachte gevangenen, buiten het Amerikaanse rechtsgebied, zonder dat er ooit een officiële aanklacht tegen hem is ingediend. Zijn familie weet niet eens of hij nog leeft. Jarenlang moet hij de meest gruwelijke martelingen doorstaan totdat hij breekt en bekent wat ze dan ook willen dat hij bekent. Het is de geharde en door de wol geverfde mensenrechten-advocate Nancy Hollander (Jodie Foster) die zijn zaak uiteindelijk aanpakt en tot op het bot uitzoekt. Aan de andere kant vinden we de militaire aanklager Stuart Couch (Benedict Cumberbatch) die zijn vriend verloor op 9/11 en erop gebrand is Mohamedou, die de daders zou hebben gerekruteerd, ‘de naald te geven’. Het Witte Huis en de veiligheidsdiensten zitten er bovenop om tot een veroordeling te komen. Er moet ten slotte iemand boeten! Hoewel we pas in de laatste scènes van de film daadwerkelijk in een rechtbank zitten, gaat de hele film over (de afwezigheid van) een gerechtelijke procedure, de geloofwaardigheid van de mens Mohamedou, die toch lid blijkt geweest van Al Qaida, en de roep om recht die groter moet zijn dan de neiging tot controle en zelfbescherming. Een machtige staat die alles doet om enkelingen onder dozen papier te begraven en te laten verdwalen in een krom rechtssysteem. Slahi is net als McMillian iemand die alle hoop en vertrouwen in anderen is verloren, omdat hij alleen maar hoort dat hij schuldig is. Niemand gelooft hem.Als rechters niet geïnteresseerd zijn in waarheid, maar in het afschuiven van de schuld.

Wanneer Hollander en Couch na talloze tevergeefse pogingen eindelijk – los van elkaar – meer te weten komen over wat er zich in de jaren van Slahi’s gevangenschap heeft afgespeeld, komt Hollander tot het inzicht dat ze met een mens van doen heeft en niet slechts ‘een zaak’. Couch weigert verder te procederen vanwege de wreedheid van ‘Gitmo’. Teleurgesteld in een rechtssysteem dat niet geïnteresseerd is in waarheid maar slechts in het afschuiven van de schuld. Pas acht jaar later komt Slahi – na veertien jaar onterechte gevangenschap (!) – eindelijk vrij. Net als in Just Mercy eindigt het verhaal met de originele beelden van hoofdpersonen. En wat beide films gemeen hebben is de vreugde van familiehereniging.

Systemisch onrecht
In beide films ligt het zwaartepunt op het openleggen van wrede en discriminerende systemen. Twee mannen die in de tandwielen daarvan zijn vermorzeld en hun hoop zijn kwijtgeraakt. Aan beide mannen kleeft een verleden. Ze zijn wat dat betreft echte mensen. Onrecht staat niet tegenover onschuld. Wat in elk geval duidelijk is, is dat het kwaad zich manifesteert in door mensen opgerichte instituten (zoals veiligheidsdiensten, politiediensten, gevangeniswezen, officieren van justitie en rechters, of de media). Bedoeld voor veiligheid en orde, brengen zij ook groot onrecht, mensonterende gruwelijkheid, en vernedering voort. Verlossing van is dus vooral bevrijding van systemisch onrecht vertegenwoordigd door institutionele macht. Gebeurtenissen als de toeslagenaffaire en het Groninger gasdossier laten zien dat zulk onheil ook bij ons niet onbekend is. Daartegenover wordt het goede leven, dat wat Marsh als ‘verlossing vóór’ duidt, voorgesteld als een samenleving waarin humaniteit centraal staat: van zorg en oog voor elkaar, van gelijkheid en vrijheid voor alle mensen. Het is in de rechtbank dat Stevenson ‘de zaak McMillian’ bewust tot symbool maakt van het systemisch racisme en enorme ongelijkheid in rechtsgang tussen zwarte en witte Amerikanen. ‘Deze zaak wordt meer dan alleen het proces van één enkele verdachte. Het wordt een test. Een test om te zien of we geregeerd zullen worden door angst en woede, of door de rechtsstaat.’ Dezelfde instituten die veiligheid, gelijkheid en steun behoren te bieden kunnen ook destructieve machten worden waaronder de enkeling vermorzeld wordt.

Ook ‘verlossing door is een groot thema in beide films. Natuurlijk spelen de advocaten hierin een grote rol. Zij trotseren ‘het kwaad’, eisen recht, met alle risico van dien en gevaar voor eigen leven. Zo schijnen zij de enigen die nog tussen het kwaad van het onderdrukkende systeem en het lot van de machteloze enkeling instaan. Zo zegt de advocaat Stevenson in Just Mercy tegen de officier van justitie: ‘Het is niet mijn taak om mensen gelukkig te maken, maar om gerechtigheid voor mijn cliënt te verkrijgen.’ Recht en rechtvaardigheid is dat wat verlossing brengt en mensen terugplaatst in de gemeenschap en voorziet van menselijke waardigheid. Daarom is het nooit te laat voor recht. Recht kan wel te laat komen, zoveel is duidelijk, maar het is nooit te laat voor recht. In The Mauritanian weigert aanklager Couch Slahi verder te vervolgen omdat hij niet langer wil meewerken aan een systeem waarin iemand zijn grondrechten worden ontnomen. ‘We hebben gezworen de grondwet te beschermen. Op zijn minst zijn we daar mijlenver van verwijderd.’ Recht is zonder aanziens des persoons; onafhankelijk van je kleur, je bezit, religie of nationaliteit.

Humaniteit
Slahi and McMillian zijn ondanks hun machteloosheid geenszins passieve slachtoffers. McMillian is een steun en toeverlaat voor zijn medegevangenen die ten onder gaan door schuld of door het vooruitzicht van de elektrische stoel. Ook weet hij Stevenson aan te moedigen niet op te geven en hoop te houden. En Slahi, die fysiek en mentaal gebroken is, betoont zich een veerkrachtig persoon die zichzelf Engels leert en via zijn brieven (deze zijn in 2015, nog voor zijn vrijlating, in velen talen uitgegeven als Guantánamo Diary) weet hij zijn verhaal krachtig te vertellen. Zijn opstelling leidt er niet alleen toe dat het systeem zijn humaniteit erkent, maar dat ook zijn geharde advocaat in hem een medemens ziet. In eerste instantie neemt zij de zaak aan om het kromme rechtssysteem van president Bush aan te pakken. Maar Slahi daagt haar uit hem niet langer als ‘zaak’ te zien, maar als persoon. ‘De zaak, de zaak, de zaak... je bent niet toegewijd aan mij: een persoon.’ En wanneer zij de medemens in Slahi begint te zien verandert ook haar houding: ‘Ik geef om jou,’ zegt ze uiteindelijk. In deze wederkerigheid worden advocaat en verdachte, om met Levinas te spreken, weer mens ‘in het gelaat van de ander.’ In beide films wordt zo duidelijk dat heil niet pas begint bij vrijlating uit gevangenschap, maar al in gevangenschap, wanneer de veroordeelde weer mens wordt, als een ‘reeds’ vooruitlopend op het ‘nog niet’. In Just Mercy wordt dit heel concreet in het leven van één gevangene die ter dood wordt gebracht. Terwijl hij onderweg is naar de stoel, en de woorden van de hymne On a Rugged Hill door de ruimte schallen, bezwijkt de terdoodveroordeelde net als Jezus onder het gewicht van de angst, en vergeeft de wereld met zijn laatste woorden. ‘Ik heb geen kwade gevoelens, en ik heb niemand iets kwalijk te nemen.’ Op afstand kijkt de bewaker toe en komt net als de Romeinse hoofdman tot inkeer bij het zien van dat tafereel.‘Zelfs als ze me vanavond op die stoel zetten, zal ik sterven met een lach.’ 

De bevrijding van het recht gebeurt via het publiekelijk vertellen van de waarheid. Slahi in The Mauritanian schrijft de waarheid over zijn martelingen in zijn brieven aan Hollander, en leert zo voor het eerst weer iemand vertrouwen met zijn verhaal. In Just Mercy wordt dit krachtig geïllustreerd door de getuige Ralph Myers, die voor het eerst de waarheid spreekt tijdens de zitting. Zo bevrijdt hij zich van de greep van de politie, die hem dwongen te liegen en McMillian valselijk te beschuldigen (‘waarheid is niet gezegd in deze zaak’). In McMillian ontspringt zo weer het vuur van de hoop. Hij ervaart bevrijding bij het horen van de waarheid: ‘Na een tijdje begin je je af te vragen wat ze van je denken. De waarheid is niet meer zo duidelijk. Maar deze laatste paar dagen kan ik niet stoppen met denken aan Myers daarboven. Die aan iedereen vertelt hoe het gegaan is. Dat is de eerste keer dat ik me weer als mezelf voel, sinds ik opgesloten zit.’ Het is Stevenson die hem zijn waarheid heeft teruggegeven. ‘Zelfs als ze me vanavond op die stoel zetten, zal ik sterven met een lach, omdat ik mijn waarheid terug heb.’

Ruimte
Dat brengt ons bij dat derde element: ‘verlossing in’. Thema’s als vriendschap, vertrouwen in de gemeenschap en in medemensen – zwart, wit, Amerikaan, Mauritaniër, bewaker of gevangene – zijn zeer prominent in deze films. In Just Mercy valt op hoe hecht de gemeenschap is waar Walter McMillian uitkomt. We zien de witte bewaker veranderen doordat hij in Walter een medemens gaat zien die net als hij zijn familie mist. Zijn vrijlating is dan ook een groot feest. Als dan de hamer van de rechter heeft geklonken en Walter vrijgesproken is, zie je heil gebeuren. ‘Ik heb mijn familie terug,’ zegt hij. Datzelfde is te zien bij de terugkomst van Mohamedou Slahi in zijn dorp in Mauritanië. Hun verlossing heeft hen bevrijd van een cel, van de eenzaamheid en de machteloosheid, van een teruggeworpen zijn op jezelf, en plaatst hen weer in de gemeenschap van hun gezin, familie en vrienden. Het bericht dat hij heeft gewonnen viert Slahi zelfs met zijn bewakers met wie hij vriendschappelijk is geworden. Zelfs in gevangenschap hebben beide mannen geproefd aan die vriendschap en kameraadschap, dwars door de celmuren heen. Misschien wel een van de meest aangrijpende momenten is wanneer de terdoodveroordeelde man in de stoel zit, en de andere gevangenen hem toeschreeuwen: ‘We houden van je!’

En toch speelt in beide films ook een andere ruimte een cruciale rol: de kerk. In de voortdurende schakeling tussen de ruimte van het recht (de rechtbank) en de ruimte van uitsluiting en vergelding (de gevangenis) is daar ook de heilige ruimte. Tegen het einde van The Mauritanian vinden we aanklager Stuart Couch in de kerk terwijl er een kind wordt gedoopt en de gemeente volgens de episcopale liturgie een belofte van toewijding uitspreekt. Je hoort de priester de gemeente vragen: ‘Zult u volharden in het weerstaan van het kwaad en, telkens wanneer u in zonde vervalt, berouw hebben en terugkeren tot de Heer? Zult u er alles aan doen om gerechtigheid op aarde te zoeken en elke mens te behandelen met intrinsieke menselijke waardigheid?’[5] Hierop wordt dan geantwoord: ‘Ja, met Gods hulp’. Geconfronteerd met Gods roep om recht te doen komt Couch tot inkeer en verandert van aanklager in een advocaat en weigert zich nog langer te laten gebruik door de machten van het kwaad. De volgende dag dient hij zijn ontslag in. ‘Meneer, ik weiger om deze zaak verder te vervolgen, als een christen, als jurist.’ Ook in Just Mercy zien we hoe de kerk een andere ruimte representeert. Hier laaft advocaat Bryan Stevenson zich aan de gemeenschap in zijn eenzame strijd tegen het onrecht. We zien het koor in hun gewaden zingen en hun deining brengt alle aanwezigen in beweging. En omdat het geluid van de samenkomst afwezig is, wordt onze aandacht naar bewegende lichamen getrokken en de vreugde die daarin tot uiting komt. Ook Stevenson deint mee. In de vierende gemeenschap wordt hem een alternatief geboden, een ander levensritme.

Recht als het publieke gezicht van liefde
Wat is het heil dat deze films ons willen laten zien en ervaren? En, wat is het heil dat gevonden kan worden in de rechtbank? Films als Just Mercy en The Mauritanian benoemen het heil dat geschiedt als het recht zegeviert, als mensen hun waardigheid wordt teruggegeven; daar waar het hen ontnomen is door het ‘kwaad’ van nietsontziende en superieure machten. Grote systemen die zijn opgericht om dat wat heilzaam is (familie, vriendschap, gemeenschap, etc.) te beschermen, keren zich tegen kleine mensen en breken gemeenschappen. In zo’n samenleving is de rechtbank een plek van heil; een publieke ruimte waar de machteloze enkeling de stem kan laten horen en gehoord kan worden.‘Gerechtigheid is hoe liefde er publiekelijk uitziet.’ 

Zoals Cornel West, naast filosoof ook acteur, ons voorhoudt: ‘Gerechtigheid is hoe liefde er publiekelijk uitziet.’ Dat is wat deze films ons laten ervaren. Vanuit de theologie kunnen we, zo meen ik, zelfs zeggen dat de rechtbank een plek is waar ‘reeds’ iets gezien kan worden van het recht van God. De rechtspraak als een heilzame gave om in de gebrokenheid van deze wereld momenten te genieten van rechtzetting en herstel. Het helpt ons wellicht ook om te begrijpen hoe Gods oordeel een bron van hoop kan zijn en daarom onderdeel van het christelijk belijden – denk aan het Apostolicum. We dienen daarom zuinig te zijn op onze ruimtes van recht en ook alert weerstand bieden tegen de krachten die ook in Westerse democratische landen het recht wensen te buigen, zodat het zich schikt naar het verlangen naar veiligheid en wraak. Hierin, zo laten deze films zien, is ook die andere heilige ruimte van de kerk zo belangrijk. Daar waar Gods belofte van recht wordt gehoord en mensen worden uitgenodigd om daarin te wandelen. ‘Het recht gaat voor God uit en baant voor Hem de weg’ (Ps. 85:14).

Dr. J.M. Abrahamse is Lector Theologie aan de Christelijke Hogeschool Ede met als onderzoeksopdracht ‘Verlangen naar het Heilige’.

 
  1. Denk aan The Firm (1993), The Pelican Brief (1993), The Client (1994), A Time to Kill (1996), The Rainmaker (1997) en Runaway Jury (2003)
  2. Clive Marsh, A Cultural Theology of Salvation. Oxford: Oxford University Press, 2018.
  3. Destin D. Cretton, Just Mercy. Warner Bros., 2019.
  4. Kevin MacDonald, The Mauritanian. STXfilms, 2021.
  5. Voor de preciezen onder ons: de tweede vraag is geen standaard onderdeel van dit confirmatiegebed, zie https://www.churchofengland.org/prayer-and-worship/worship-texts-and-resources/common-worship/christian-initiation/rites