De blik van Bastiaan

Tijdens mijn opleiding kon ik me enorm ergeren aan één van de psychiaters op de polikliniek. Ze was intelligent en zorgvuldig, maar wekte de indruk wel erg graag op tijd naar huis te gaan. Ze nam nauwelijks nieuwe patiënten van de wachtlijst af, wist moeilijke gevallen altijd bij iemand anders te parkeren en nam zelden een klus op zich die buiten de nauwste definitie van haar takenpakket viel. Toen ik eens, in de hoop op herkenning, mijn gal spuwde tegenover mijn gewaardeerde collega Bastiaan, bleek die een verrassende kijk op de zaak te hebben. Dit was zijn uitleg: ‘Deze collega wil eigenlijk geen psychiater zijn, maar wetenschapper. Maar ze moet van zichzelf psychiater zijn, dat heeft ze nodig om met zichzelf te kunnen leven. Haar ouders zijn er misschien enorm trots op dat ze dokter is, of ze vindt het zelf heel belangrijk om zich als arts te kunnen presenteren. Dus nu zit er voor haar niets anders op dan psychiater te zijn op een manier die haar zo min mogelijk tijd en energie kost, terwijl ze daarnaast vooral bezig is met wat ze het liefst doet: wetenschap bedrijven.’

Het klonk aannemelijk, deze psychiater als gekwelde ziel die zelf nog het meest leed onder haar verplichte beroepskeuze. Ik kon daarna, hoewel ik geen idee had of het waar was, alleen nog maar met mildheid naar deze collega kijken, hoe hard ze ook haar snor drukte. Er volgden nog twee andere gelegenheden waarbij Bastiaan mij van mijn ergernis afhielp met een hypothetisch mildheidopwekkend verhaal. Daarna begon ik de lol ervan in te zien. Als psychiater beschik je tenslotte over een koffer vol verhalen, en word je geacht voorbij je eerste oordeel te zoeken naar de achtergrond van iemands gedrag. Met dit verschil dat je in deze gevallen tot een beschouwing komt op basis van buitengewoon weinig gegevens en een groot voorstellingsvermogen.

Een sportwagen die je snoeihard inhaalt en daarna via het verdrijvingsvlak de afrit pakt? Een wanhopige vader op weg naar zijn zieke kind op de eerste hulp van het ziekenhuis. Een collega die dominant aanwezig is in elk overleg en je het gevoel geeft dat je om de microfoon moet vechten? Vast de middelste uit een groot en druk gezin waar de enige manier om aandacht te trekken het opzetten van de grootste mond was. En Donald Trump? Misschien iemand die buiten het zicht van de camera’s heel hard om zichzelf kan lachen. Geen idee of het waar is, maar het helpt. Natuurlijk moeten we mensen aanspreken op hun gedrag waar dat nodig is, maar voor die gevallen waarop je weinig invloed hebt en niet anders kunt dan verdragen, adviseer ik iedereen de blik van Bastiaan.

Niet alleen omdat het helpt om het onvermijdelijke te verdragen, ook omdat het je dwingt je voorstellingsvermogen te vergroten en breder te kijken. En dan kan het zomaar gebeuren dat je plotseling hardop lacht tijdens een vergadering, gewoon omdat je zojuist een dijk van een verhaal hebt bedacht dat verklaart waarom je collega zich zo onmogelijk gedraagt. Het maakt de wereld, en je eigen binnenwereld, een stukje lichter.

Dr. M. Groen-Blokhuis werkt als psychiater.