Van de afgrond en het goddelijke

Met Nietzsche en Kuyper in de Alpen

Abstract

Waarover spraken Kuyper en Nietzsche tijdens hun ontmoeting op de flanken van de Diavolezza, de Duivelsberg, in de zomer van 1882? En wat zagen Kuyper en zijn zwijgende metgezel Zarathustra zich voor hun ogen ontvouwen in de eeuwige sneeuw van de Alpen?

Zoals vaak benadrukt in zijn biografie, speelde Zwitserland een cruciale rol in de ontwikkeling van Friedrich Nietzsche (1844-1900). Er bestaan boeken over zijn leven in Zwitserland – niet alleen in de Alpen, maar ook over zijn tien vormende jaren, van 1869 tot 1879, als hoogleraar klassieke filologie in Basel.

Hier gaat het echter over het decennium erna, de acht zomers tussen 1879 en 1888 – van de negen in totaal – die hij doorbracht op de hoogvlakte van Engadin, in Oost-Zwitserland, zijn Arcadië. Vanaf 1881 met een vaste standplaats, het dorp Sils-Maria, in Nietzsches ogen ‘een soort einde van de wereld’.

Hier schreef hij, naast ander werk, Also sprach Zarathustra, bekend van de übermensch, voltooid in 1884 en zijn doorbraak. ‘De geboorteplaats van Zarathustra’, noemde hij het zelf, ‘begin augustus 1881 in Sils-Maria, 6000 voet boven de zee en veel hoger dan alle menselijke dingen.’ Hier maakte hij bergwandelingen die hun stempel drukten op zijn werk, waarover dadelijk meer. Hoewel hij vooral lange dagen rond het meer van Silvaplana trok: anders dan Kuyper werd Nietzsche nooit een bergbeklimmer, zijn gezondheid en slechte ogen lieten dat ook niet toe.

Tijdens een wandeling in de zomer van 1881 werd aan de voet van een rotsblok de ‘eeuwige wederkeer’ geboren, die hij zelf het kernidee van zijn denken noemde. Vandaag de dag staat er een gedenkteken op de vermoedelijke plaats, de Zarathustra-Stein. Hier huurde hij een kamer in wat tegenwoordig het Nietzsche-Haus heet en dat dienstdoet als een bezoekerscentrum voor zijn werk. Voor Nietzsche was Zwitserland dus niet de geboorteplaats van de tragedie, als wel die van zijn levensdoel.

Dan de iets oudere Bram Kuyper (1937-1920). Bij het overlijden van de Nederlandse oud-premier in november 1920 heeft de Britse krant The Guardian de gebruikelijke ‘obituary’, een levensschets van de overledene. Het is een vrij accurate eenkolommer, geleverd door persbureau Reuters in Den Haag. En dan opeens zo’n zinnetje waar je van opkijkt: ‘He was one of the leading Alpinists of his day.’

Het is niet bepaald het beeld van de man dat wij sindsdien hebben. Zijn reizen, ja, die zijn bekend. Zoals zijn Amerikaanse rondreis in de herfst van 1898 of de negen maanden in 1905 en 1906, na zijn premierschap, dat hij ‘rond de Oude Wereldzee’ trok en alles aan beschouwingen onderwierp wat hij tegenkwam in de driehoek Odessa, Khartoem en Tanger. Voor het overige kennen we hem als een wat gezette, gedrongen man, thuis in een studeerkamer, maar niet direct het type bergbeklimmer.

Dit artikel komt een jaar na publicatie beschikbaar. Neem een abonnement als je het hele artikel nu al wil lezen.