Het denken is een troost voor alles
Toen Hans van Mierlo in 1982 met een virale leverinfectie in het ziekenhuis lag, kreeg hij van uitgever Theo Sontrop het boek Het rusteloze graf [1], geschreven door Palinurus. 'Ik kende Theo niet eens zo goed’, schrijft van Mierlo in 2008 in de aanzet van wat zijn autobiografie had moeten worden, Het kind en ik [2]. ‘Hier’, zei Theo ‘Lees dit. Je kunt er beter van worden.’ Die biografie van Van Mierlo bleef steken onder de honderd bladzijden, want in datzelfde jaar overleed hij, maar Palinurus was hij dus nooit vergeten.
Als Van Mierlo haast dertig jaar later in zijn huis in de Provence is, schrijft hij: ‘Ik zwem iedere dag zeshonderd meter, en ik lees Palinurus. Herlees, moet ik zeggen, want de eerste keer was in het ziekenhuis.’ Van Mierlo heeft het over het boek van de Engelse criticus van de Sunday Times, Cyril Connolly, dat onder de schrijversnaam Palinurus verscheen, vlak na de tweede wereldoorlog, waarin het werd geschreven. '‘Hij schreef […] zich eerst goed in de depressie en toen eruit. [...] Het doet [...] denken aan indianen, die als ze in een draaikolk komen niet tegen de bierkaai gaan vechten, maar zich laten verdrinken, en dan op de bodem eronderuit knijpen,’ schreef van Mierlo
Gedachtencyclus
A Word Cycle, is de ondertitel van het boek, dat werd Een gedachtencyclus in de Nederlandse vertaling. En die titel helpt gelijk de lezer op het goede spoor te zetten, want een samenhangende vertelling, of een logisch geordende collectie van beschouwingen en gedachten is het niet: het is een draaikolk van belezenheid, van gevoeligheid, en van een tegelijk somber en geestig om zich heen grijpen naar houvast. Met aanhalingen van dichters, vaak in het Frans – wie die taal niet machtig is schaffe zich de Nederlandse vertaling aan, waar alle Frans meevertaald is. Die onvertaalde Franse zinnen tussen de Engelse is een teken, dat misschien het talenonderwijs vlak na de oorlog andere prioriteiten had dan nu.
Connolly, de eigenlijke naam van de moderne Palinurus, werd veertig in de oorlog, en de wereld om hem heen stond in brand, hij hield zich met benzedrine en drank op de been, en zag tegelijk weinig verheffends om zich heen. En zo begint dan zijn boek: ‘Hoe meer boeken we lezen, hoe duidelijker het wordt dat de ware functie van een schrijver het produceren van een meesterwerk is, en dat elke andere taak betekenisloos is.’ Men weet direct waar men aan toe is.
Het kwam niet vanzelf, het boek, dat is misschien ook wel een teken van een meesterwerk. Ergens vroeg in het boek staat: ‘Nieuwjaarsvoornemen: zeven kilo afvallen, dan komt de rest vanzelf. Zwaarlijvigheid is een geestelijke toestand, een ziekte veroorzaakt door verveling en teleurstelling. [...] De enige manier om dun te worden is om het leven weer een doel te stellen.’ De foto op het achterplat van de Nederlandse vertaling zou twijfel kunnen doen rijzen rond de vraag, of de afslankpoging gelukt is, maar daar heeft de lezer gelukkig niet mee te maken: de reis van de schrijver Palinurus schiet alle kanten op, maar hij neemt de lezer steeds mee. Want waar heeft Palinurus niet gekeken, voor troost en hoop? Haast overal. Bij de liefde bijvoorbeeld, al kwam hij schoorvoetend tot haar: Ik wil niet trouwen uit angst voor een zoon die op mij lijkt', schrijft hij. Maar getrouwd is hij, en als compromis kreeg hij dan eerst een dochter. En hij trouwde drie keer, ondanks zijn in dit boek beleden zorg over de kans op herhaling: 'Wij hebben slechts één keer lief, want slechts éénmaal zijn we volmaakt uitgerust om lief te hebben: voor onszelf mag het er de schijn van hebben dat we andere keren net zo verliefd zijn – maar op dezelfde manier lijkt een dag in begin september net zo warm als één in juni, hoewel die zes uur langer duurt.’
Indruk van Jezus Christus
En de religie dan? Hij las, met de kritische blik hem eigen, een evangelie, om te zien hoe men over Jezus zou kunnen denken, als men nooit van hem gehoord had en met een open blik zo een verslag van Jezus’ leven las: ‘Indruk van Jezus Christus na herlezing van de Evangeliën: hij dacht dat hij de zoon van God was, hij had een hekel aan zijn ouders, was een betweter, een fiere en ernstige jongeman […]. Hij koesterde een bijzondere haat jegens de Farizeeën, het gezin, de stad waar hij was opgegroeid, en tegen overspel […] Hij was dol op wijn en hield veel van druiven en vijgen. [Na de dood van Johannes veranderde hij] volkomen: hij werd ongeduldig, ironisch en kort aangebonden, een echte gebedsgenezer, geïnspireerd door het verheven geloof dat hij in zichzelf had en waardoor hij tragisch werd verraden. Ik kan niet in zijn goddelijkheid geloven, maar toch is het onmogelijk om niet zijn grootheid te bewonderen[...]. Zijn geloof hield hem overeind tot het einde, en werd toen aan het wankelen gebracht. [...] Wat de wonderen betreft schort ik mijn oordeel op. Maar niet wat betreft de Bergrede. Die liefdevolle, verblindende, prikkelend-tedere beloften zijn als het opheffen van de menselijke ellende, het openbreken van een grote dam. Hoe verschillend is hij van de Boeddha!'
Van de politiek verwachtte hij, goed te begrijpen midden in de tweede wereldoorlog, met de stormen van fascisme en communisme in volle gang, ook weinig. Zeker ook van de mogelijkheden in zijn eigen land, omdat hij enigszins wantrouwend tegenover de democratische massa stond: 'De Engelse massa is aardig. […] De tragedie is dat er te veel van zijn, en dat ze doelloos zijn, omdat ze uit de slaafse functies gegroeid zijn waarvoor ze aangemoedigd werden zich te vermenigvuldigen. Eens zullen deze gigantische menigten de macht moeten grijpen, omdat er niets anders voor hen overblijft, en toch eisen ze die macht niet en zijn ze er ook niet klaar voor die uit te oefenen; ze zullen slechts leren zich op een nieuwe manier te vervelen.' Moeilijk om vol te houden dat hij het niet scherp zag, de verveling aan het einde van de weg omhoog van de geëmancipeerde massa.
Vluchtroute
En hoe zag hij zichzelf? Wat verwachtte hij, dat een ander zou zien, bij een toevallige ontmoeting bijvoorbeeld? ‘Als ik voortploeter in mijn dikke zwarte overjas […] met een lederen aktentas onder mijn arm, moet ik glimlachen als ik bedenk hoe dit kostuum de officiële vermomming is [van de wilde en door stormen geteisterde figuur van Palinurus]. Wie weet dat hier een dichter vermomd gaat als bureaucraat? En wie zou dat ooit moeten weten?' Hij ging zijn eenzame gang, uit vrije wil, want een gangmaker was hij niet. En een optimist misschien ook niet: 'Men moet 's ochtends vroeg al een pad doorslikken, om er zeker van te zijn de hele dag niets onsmakelijkers tegen te komen.’ En tegelijk zakte hij onderuit met een dichtbundel, met een evangelie dus, en met een fles wijn, en met zijn vrouw, en met een goed boek. Hij las De Quincy en hij las Cocteau, dus hij zal minstens wel eens aan de vluchtroute van de opium gedacht hebben, maar uiteindelijk hebben de poëzie en de ironie hem erbovenop geholpen. Zoals van Mierlo haarfijn aanvoelde, in zijn ziekenhuisbed, en zoals het in de vier afdelingen langzaam uitrolt: de zon breekt langzaam door is misschien te veel gezegd, maar de schoonheid en de liefde hielden hem op de been.
Wat betreft de misschien cruciale schuilnaam van de schrijver, Palinurus – vlak voor het begin van de jaartelling schreef de Latijnse dichter Vergilius De Aeneis, de Romeinse tegenhanger van de boeken van Homerus, waarin Vergilius de oorlog om Troje verbindt met de stichting van Rome: gevlucht uit Troje komt Aeneas naar Italië, en tijdens die zeereis wordt zijn stuurman en navigator, Palinurus dus, waarschijnlijk geslachtofferd door de goden en uit de boot gewerkt: voor een behouden reis moet één man het leven laten, en Palinurus wordt gekozen door het noodlot. Het is maar een zijlijn in het grote verhaal van Aeneas, die op weg is om Rome te gaan stichten, maar Connolly was geboeid door deze man in de marge van de grote gebeurtenissen. De stuurman, Palinurus dus, slaat ’s nachts overboord, of wordt geduwd, of is gedesillusioneerd en springt, wie zal het zeggen, spoelt wanhopig aan en wordt door de lokalen op het strand vermoord en onbegraven gelaten. Helemaal duidelijk wordt het niet, uit de relevante fragmenten, hoeveel moed Palinurus zelf nog had, en in welke mate het drama hem overkomt, Connolly heeft zo zijn twijfels. En dat ook Connolly zich vaak een stuurman voelde die misschien wel vrijwillig te veel uit de boot wilde leunen wordt helder uit dit boek. Al heeft hij wel min of meer veilig vast land bereikt, want het boek kwam af.‘Ja, het boek is een draaikolk’
Zoals Palinurus ons aan het eind van zijn inleiding achterlaat, zo kunnen we het boek misschien het best meenemen, klaar om ooit in een verre Franse villa, of toch maar weer gewoon in de tuin, te herlezen. Zie, hoe Palinurus de achteraf geschreven inleiding tot zijn boek besluit: ‘Alle verdriet dat eenmaal aan de geest kenbaar is gemaakt, kan door de geest worden genezen, was de boodschap van het manuscript. […] Het denken is een troost voor alles. Als Het rusteloze graf derhalve de indruk zou achterlaten dat het morbide en somber is, dan is de opzet ervan niet geslaagd.’ Dat was dan uiteindelijk toch nog niet al te optimistisch gedacht, van Palinurus: ja, het boek is een draaikolk, maar gewaarschuwd door van Mierlo kun je halverwege doen als de ‘indianen’, het verzet tegen de moeilijkheden strategisch opgeven, en dan door het geestige en ontspannen slot onder aan de wervelingen, bijna op de bodem, haast als vanzelf aan de zuigkracht ontsnappen en verfrist weer komen bovendrijven. Dat moet via antiquarisch speurwerk, want het meesterwerk is voor zover na te gaan tijdens deze notities in deze barre cultuurtijden helaas niet in druk.
M. van der Beek is een Rotterdamse dichter. Hij is poëzieredacteur van Liter en schreef vier dichtbundels.
- i Oorspronkelijk verschenen onder de titel The Quiet Grave, A Word Cyclus by Palinurus. Cyril Connolly, Horizon, 1944. In het Nederlands vertaald door Joyce & Co, en onder de titel Het rusteloze graf, een gedachtencyclus verschenen als deel 81 in de reeks Privédomein, Arbeiderspers, 1982. Het boek is alleen antiquarisch verkrijgbaar.
- ii Het kind en ik, Hans van Mierlo. De Bezige Bij, 2011.