Op zoek naar ruimte voor resonantie en gesprek
De plof van de ochtendkrant op de deurmat, met koffie in de hand voor het acht uurjournaal – het zijn oubollige beelden in een wereld waarin real-time journalistiek de klok slaat. 24/7 nieuws, direct verspreid en via meerdere platforms onmiddellijk beschikbaar voor wie wil. De snelheid en onmiddellijkheid van real-time journalistiek heeft grote impact op het vak, het publiek, en niet in de laatste plaats journalisten zelf. De spreekwoordelijk ‘hele’ wereld ligt met internet, sociale media en mobiele telefonie in de palm van onze hand, maar of dat nu meer begrip en verbondenheid heeft gegeven? De journalistiek staat op een tweesprong en zoekt naar relevantie en nieuwe verbinding met het publiek voor wie ze bestaat.
Dat ‘hele wereld’ van hierboven is natuurlijk relatief. Er is immers een sterke vertekening in het nieuwsaanbod. Er zijn veel real-time beelden vanuit bijvoorbeeld Gaza en Oekraïne, maar grote delen van de wereld blijven onderbelicht. En ook de ‘verbubbeling’ draagt niet bij aan evenwichtige beeldvorming. Waar het de taak is evenwichtig en controleerbaar verslag te doen van relevante gebeurtenissen, is evenwichtigheid door de echokamers van sociale media, de stroom aan nepnieuws en de dominantie van vele berichten en beelden die gewoon veel leuker of spannender zijn dan kaal nieuws, ver te zoeken.
Baken
Toen ik bijna 20 jaar geleden als docent journalistiek begon, trof ik in tijdschrift IS, de voorloper van One World, een foto van een Keniaanse man op badslippers die de krant leest. Hij zit tegen een muurtje op het platte dak van een gebouw. Op de achtergrond – hij zit dus met zijn rug daarnaar toe – zie je de moderne skyline van Nairobi. De ruimte tussen zijn gezicht en de opengeslagen krant communiceert een open reflectieruimte en werd voor mij een beeld van wat journalistiek zou kunnen zijn: een ruimte waarin het publiek zich individueel en collectief kan herpakken en oriënteren in een wereld waar van alles gebeurt. Journalistiek heeft niet alleen een cognitieve dimensie, maar ook een existentiële: het helpt je je plaats te bepalen in een veranderende omgeving. Te midden van onzekerheid is het –idealiter – een baken van betrouwbaarheid.[1]
Deze haast rituele functie van journalistiek, die ook herkenbaar is in de oubollige taferelen waarmee dit essay begon, is door velen gethematiseerd. De Amerikaanse journalisten Bill Kovach en Tom Rosenstiel beschrijven het in hun klassieker The Elements of Journalism[2] als het awareness instinct. Mensen hebben behoefte aan informatie over de wereld buiten hun directe ervaring om hun dagelijkse leven te leiden en keuzes te maken die verder reiken dan hun dagelijkse ervaring. Anderen spreken van de oriëntatiefunctie van de journalistiek.[3] Journalistiek heeft idealiter een ordenende rol voor mensen in een onzekere wereld.
Exponentiële groei
Vanouds worden journalisten meerdere taken toegedicht: het verschaffen van betrouwbare informatie, het duiden van informatie, het verschaffen van een platform voor gedachtenuitwisseling. Journalisten doen verslag van wat zij hebben onderzocht, plaatsen dat in context zodat het publiek begrijpt wat er aan de hand is en faciliteren ruimte voor debat en dialoog, waarmee zij bijdraagt aan maatschappelijke cohesie en ontwikkeling. En dit alles met een kritisch oog op machthebbers – of dat nu om de overheid, bedrijfsleven of andere bobo’s gaat.
Dat is de theorie.
Nu is de hoeveelheid informatie exponentieel gegroeid. Met name ICT heeft hierin vanaf de jaren negentig een sterke versnelling gegeven, die met de stortvloed van AI-gegenereerde informatie opnieuw met kracht is ingezet. Dit leidt tot de paradox dat mensen informatie nodig hebben om hun weg te vinden in de complexiteit, maar de beschikbare informatie zelf weer tot (ver)dwalen (misinformatie en desinformatie) leidt. In dit veranderende landschap gaat het niet alleen erom of journalistiek haar stem kan laten klinken, maar of zij überhaupt nog wel vertrouwd wordt. Veel informatie op sociale media is gewoon veel juicier en boezemt als gevolg van de confirmation bias die mensen eigen is soms gewoonweg ook meer vertrouwen in. Onbewust zoeken mensen graag informatie die hun eigen denken bevestigt.
Dit is het speelveld waarbinnen real-time journalistiek haar eigen rol speelt. Voor de geboorte van real-time journalistiek wordt vaak naar de nacht van 16 op 17 januari 1991 verwezen, toen de hele wereld dankzij CNN mee kon kijken hoe een internationale coalitie onder leiding van de VS de Iraakse hoofdstad Bagdad bombardeerde. Fascinerende beelden van de nachtelijke lucht boven Bagdad die oplicht. De beelden zijn via YouTube nog volop beschikbaar. Een tweede iconisch moment was de aanslag op de Twin Towers in New York op 11 september 2001.Activisten en burgers brachten live-updates
Nieuwswebsites hielden liveblogs bij om continu te informeren. Met de beschikbaarheid van mobiele telefonie en opkomst van sociale media met voorlopers van platforms als Facebook en Twitter kon iedereen – journalist of niet – direct berichten, foto’s en video’s delen. Burgerjournalisten hadden een grote rol bij de Arabische Lente van 2010-2011. Activisten en burgers brachten live updates van de gebeurtenissen, vaak eerder dan journalistieke media dat konden doen. Een opmerkelijk voorbeeld van real-time journalistiek is ook real-time factchecking, zoals bij het recente presidentiële verkiezingsdebat tussen Donald Trump en Kamala Harris, waarin de ABC News gespreksleiders Trump direct corrigeerden over zijn uitspraken over bijvoorbeeld honden en katten etende migranten.
Ik ga hier, zonder uitputtend te zijn, in op de consequenties van real-time journalistiek voor de opdracht van journalisten, voor journalisten zelf en het publiek.
Veranderende rolopvatting
Door de digitalisering van het nieuws heeft de journalistiek haar monopolie verloren. Activisten en burgers kunnen zelf tekst, foto’s en video’s in no time uploaden. Dit kan gezien worden als een democratisering van de journalistiek. Minor voices in het debat zijn immers niet meer afhankelijk van welwillende journalisten die als gatekeeper op de nieuwsstroom toezien. Tegelijk is het de vraag of deze stemmen wel in de kakofonie gehoord worden. Het is niet zozeer de vraag of journalistiek overbodig is geworden, maar welke rol de journalist in deze nieuwsdynamiek te spelen heeft.
In de informatiestroom hebben burgers misschien vooral een gids en curator nodig: iemand die hen meeneemt in de informatiebrij, die aangeeft wat betrouwbaar is, waar die betrouwbaarheidsclaim op gebaseerd is, en hoe die nieuwsgebeurtenissen geduid kunnen worden. Kranten als The New York Times en NRC hebben de afgelopen jaren hierop met enig succes ingespeeld door zichzelf aan te prijzen als betrouwbare gids in een wereld van nepnieuws. Je ziet deze ontwikkeling ook in initiatieven zoals De Correspondent, dat voorbij de waan van de dag wil kijken, podcasts waarin hosts met gasten het nieuws bespreken, en in de explainers van de NOS op NPO3: korte video’s waarin in duidelijke taal een nieuwsonderwerp wordt uitgelegd.
De Correspondent is ook een voorbeeld van een medium dat nieuwe verbinding met haar publiek zoekt. De journalist is niet de autoriteit die vertelt hoe het zit, maar degene die het publiek betrekt in het doorgaande onderzoeksverhaal. Ook de meet-ups van Tegenlicht en andere programma’s zijn activiteiten waarin nieuwe journalistieke vormen worden ontwikkeld waarin het scheppen van nieuwe conversatieruimten en verbinding met het publiek centraal staat.
In dit veranderende media-ecosysteem is er voor journalisten ook een nieuwe rol bijgekomen: journalisten dienen mensen uit te leggen wat journalistiek is en hoe journalistiek werkt. Juist waar de nieuwsstroom snel gaat en de ene mening over de andere heen buitelt, zijn kennis van journalistieke processen en kritische vaardigheden van groot belang. Het opbouwen van nieuwsgeletterdheid kan niet alleen aan scholen en museale instituten als Beeld & Geluid worden uitbesteed.
Beroepsideologie
In de informatiebrij is het een gevecht om aandacht waarin snelheid en onmiddellijkheid beloond worden. Journalisten dragen ook zelf bij aan de mediadynamiek. Denk aan de ‘positie Omtzigt, functie elders’-foto, waarmee Bart Maat de Zilveren Camera heeft gewonnen, en die een nieuwe stroom aan berichten genereerde over de rel die ontstond. Een terechte prijs én een journalistieke daad die toont dat journalisten spelers in de mediadynamiek zijn. Journalisten zijn echter altijd al meer dan waarnemer geweest. Zodra een journalist ergens is en ergens over bericht, heeft dat gevolgen in de werkelijkheid. Daarom willen politieke of commerciële machthebbers graag ook controle op de pers. Goede journalisten zijn zich bewust van hun macht en gaan daar verantwoordelijk mee om.Er is altijd wat, en als dat niet zo is, moet er toch een verhaal komen
De jachtigheid is niet helemaal nieuw. Mediawetenschapper Mark Deuze identificeerde snelheid en onmiddellijkheid zelfs als een van de vijf bouwstenen van de journalistieke ideologie.[4] Dat hangt samen met de taak van journalisten: berichtgeving van actualiteit. Er is altijd wat en als dat even niet zo is, moet er toch een verhaal komen. In het productieproces zijn deadlines heilig en dat vraagt vaart.
Aan deze jachtigheid zit ook iets leuks en spannends. Veel journalisten houden van de dynamiek. In de onvolprezen kinderfilm Minoes (2001), maar ook vele andere journalistieke films zoals All the President’s Men (1976) en Spotlight (2015) proef je de romantiek van het jachtige journalistieke ambacht. Deze hectiek is ook avontuur: je bent als journalist deel van een nieuwsstroom, je zit erbovenop en dat geeft energie. Het snelle werken hoort bij het vak. Overigens geldt dit snelle niet in dezelfde mate voor alle journalistiek. In bijvoorbeeld de lifestylejournalistiek zal de druk minder zijn, al blijft ook daar de concurrentie en drang om het eerst of meest creatief te zijn voelbaar.
Real-time journalistiek leidt wel tot een dilemma: moeten we nieuwe informatie gelijk publiceren, of nemen we eerst tijd om het te checken en van context te voorzien. Het vergroot de betrouwbaarheid en relevantie, maar we onthouden het publiek nieuwe informatie en lopen het risico dat de concurrentie met de primeur ervan doorgaat.
De tijdsdruk is groot en wordt ook door veranderingen in het nieuwsbedrijf groter. De digitalisering vanaf de jaren negentig heeft een enorme economische impact gehad. Journalistieke organisaties raakten hun monopolie kwijt; het verdienmodel met abonnees en advertenties viel om. Er kwamen grote bezuinigingsrondes en er ontstonden kleine rompredacties met een flexibele schil van freelancers. Het gevolg is veel concurrentie tussen titels, maar ook tussen freelancers die op de markt van kortlopende contracten en losse opdrachten willen scoren. Er moet steeds meer werk met steeds minder mensen worden gedaan – een factor die bijdraagt aan een hoog aantal burn-outs in de media, naast de grote baanonzekerheid en sociale onveiligheid in de branche.
Journalisten hebben dus een dubbele verhouding met snelheid: het hoort bij het vak, maar de versnelling zet kwaliteit onder druk en leidt met andere factoren tot veel uitval en een groot verloop van nieuw personeel. Het vak dat een belangrijke rol in de democratische samenleving speelt, is ziek.
Publiek
In de derde plaats wat opmerkingen over de impact van real-time nieuws op het publiek. Real-time journalistiek maakt idealiter informatie toegankelijk en kan door sociale media de betrokkenheid van het publiek vergroten. Maar de negatieve gevolgen dringen zich op: verificatieprocedures, en daarmee de betrouwbaarheid, staan onder druk. Door de concurrentie om de aandacht blijft de nieuwsconsumptie oppervlakkig en neemt het aanbod diepgravende verhalen af. Algoritmes zorgen ervoor dat sensationele en vaak negatieve berichten, en extreme meningen meer aandacht krijgen, wat de polarisatie kan versterken. Door dit alles haken meer en meer consumenten af en mijden zij het nieuws.
Ik zoom nu verder op deze nieuwsmijding in, omdat het hoog op de agenda van redacties staat en een gamechanger lijkt te worden. Steeds meer mensen (waaronder ook journalisten zelf!) geven aan dat zij (regelmatig) nieuws mijden. Ik moet trouwens geregeld denken aan C.S. Lewis, die decennia voor de digitalisering al een zelfverklaard nieuwsmijder was. Ook hij had vragen over de betrouwbaarheid van het nieuws, bekritiseerde de nieuwsselectie en wees erop dat het lezen van kranten vaak leidde tot boosheid of angst over zaken waar de lezer weinig invloed op had. Hij besteedde zijn tijd liever aan het lezen van literatuur en filosofie.Nieuwsmijding ligt niet aan het publiek, maar aan het product
Het lijkt me mooi als we een woord met een minder negatieve connotatie voor nieuwsmijding vinden, want mensen hebben er veelal goede redenen voor. Kiki de Bruijn heeft in recent onderzoek verschillende soorten nieuwsmijders onderscheiden.[5] Er zijn mensen die de media niet vertrouwen, zich niet in het nieuws herkennen of het mentaal te belastend vinden. Anderen hebben niet de tijd om het te volgen of volgen het heel selectief. Weer anderen houden zich er gewoonweg niet mee bezig. Het is te moeilijk of gewoonweg niet relevant. De Bruijn wijst er terecht op dat wij allemaal weleens in een van deze groepen vallen. Het zijn veelal legitieme redenen, die echter wel vragen stellen aan de journalistiek. Misschien ligt het probleem niet zozeer bij het publiek, maar aan het product, hoor ik meer en meer onder journalisten. Ik krijg de sterke indruk dat nu met name het probleem van nieuwsmijding journalisten aanzet kritisch naar hun eigen werk te kijken en te experimenteren met nieuwe benaderingen, zoals meer betrokken, constructieve of oplossingsgerichte vormen van journalistiek.
Kentering in het vak
In een manifest[6] hebben Zelizer, Boczkowski en Anderson, drie toonaangevende journalistiek wetenschappers, aangegeven dat het vakgebied voor een tweesprong staat en op zoek moet naar een journalistiek die er weer toe doet en opnieuw formuleert wat zij is en voor wie. Zij zoeken een journalistiek die meer gericht is op de gemeenschap, recht doet aan diversiteit en sociale rechtvaardigheid bevordert.
Ik heb de hoop dat er wat verandert. In gesprekken met journalisten en redacties merk ik dat de vanouds defensieve houding van journalisten wat verandert. De reflectie naar aanleiding van nieuwsmijding laat bijvoorbeeld het besef indalen dat het nieuws veel te eenzijdig is gericht op het negatieve. Er zijn vele verklaringen waarom dat zo is, maar het is duidelijk dat het publiek een meer gevarieerde behoefte heeft. Let wel: het gaat hier niet om een marktgerichte benadering van ‘u vraagt, wij draaien’. Nee, om te functioneren in een complexe maatschappij heb je verschillende soorten informatie nodig. Het probleem van de eenzijdig op het negatieve gerichte nieuws is dat het mensen murw maakt en handelingsruimte (agency) ontneemt. Nieuwe benaderingen zoals constructieve en oplossingsgerichte journalistiek, en het User Needs Model van Dmitry Shishkin, willen het publiek die informatie geven die een verschil maakt in hun dagelijks leven.
Ik hoor het afgelopen jaar op verschillende plekken dat redacties ervoor kiezen om ‘minder te produceren, maar wel beter’. Het publiek wil de overvloed niet, het wil een gevarieerder menu. Het vraagt een keuze om niet mee te gaan in de continue nieuwsstroom, maar werk te maken van verificatie en bij het schrijven van verhalen na te gaan hoe je met je verhaal je publiek kan dienen. Het vraagt reflectieruimte om te kijken welke verhalen echt verteld moeten worden en met welke invalshoek. Een pas op de plaats is ook nodig om te werken aan meer rechtvaardige arbeidsvoorwaarden en een gezonde redactiecultuur, waarin ondersteunend leiderschap is en waar gewerkt wordt aan goede samenwerking.
Journalisten moeten het vertrouwen van het publiek proberen terug te winnen. Daarvoor is het belangrijk dat journalisten verhalen maken die met het alledaagse leven van mensen resoneren, schrijft Herman Wasserman (2024) in zijn onlangs verschenen oratie als hoogleraar journalistiek aan de Universiteit van Stellenbosch[7]. Ik weet niet of hij bij dat woord ‘resoneren’ dacht aan het werk van Hartmut Rosa, maar Rosa wijst op resonantie als een kenmerk van het goede leven[8]. Een journalist die zoekt naar betekenisvolle verhalen wil resonantieruimte scheppen waardoor diens publiek een stap verder komt: in inzicht, in handelingsruimte, in burgerschap. Zoals de man op de foto in het tijdschrift van twintig jaar terug in de uitgevouwen krant mentale ruimte vond, zo hoop ik dat journalistiek nieuwe reflectieruimtes weet te creëren.Waarheid gaat verder dan fact-checking
Waardigheid
De snelheid en onmiddellijkheid van real-time journalistiek kan alleen mooi zijn als er ruimte is voor resonantie en gesprek. Voor nieuwsgebruikers om na te gaan wat de betekenis van nieuws is, maar ook voor journalisten die in de nieuwsdynamiek voor zichzelf afstand moeten inbouwen om kritisch te reflecteren op de betekenis van nieuwsfeiten en de keuzes die zij in het journalistieke handwerk maken. Volgens Wasserman is daarvoor een nieuwe herbronning in ethiek nodig. Journalistiek wordt gedefinieerd door een keuze om verantwoordelijk te zijn, om een betrouwbare bron van informatie te zijn die het algemeen belang dient. In deze ethiek zijn er volgens hem drie kernprincipes: waarheid, menselijke waardigheid en liefde. Waarheid gaat verder dan fact-checking, het gaat ook om het willen begrijpen waarom mensen zijn afgehaakt. Waardigheid betekent dat journalisten de verhalen van mensen serieus nemen en laten merken dat hun stem ertoe doet. Het vraagt een ethiek van luisteren. Liefde ten slotte is de erkenning dat het niet-schaden beginsel uit veel journalistieke codes wel erg minimaal is. De Nederlandse codes zijn al positiever geformuleerd en wijzen erop dat journalisten zorgvuldige afwegingen moeten maken. De deugd liefde pakt echter nog meer uit en wijst volgens Wasserman op een actieve toewijding aan sociale gerechtigheid en sociale verandering, of zoals we het in de opleiding in Ede noemen: ‘betrokken journalistiek’[9].
Real-time en alle andere vormen van journalistiek moeten herbronnen. De vaak angstgedreven negatieve nieuwswaarden die maken dat het publiek afhaakt en de uitdaging om zich opnieuw met het publiek te verbinden, vraagt om een ethiek die – inderdaad – bij liefde begint. Dat kunnen journalisten niet alleen, maar zal in samenwerking moeten gebeuren. Redacties dienen gemeenschappen te zijn waar gezamenlijk gezocht wordt naar goed werk, en waar een ethics of care wordt uitgeleefd: naar elkaar, naar bronnen en naar het publiek.
Mr. drs. T. Ramaker werkt vanaf najaar 2024 als associate lector voor het duo-lectoraat Journalistiek & Communicatie aan de Christelijke Hogeschool Ede.
- Nico Drok (2014), Bakens van betrouwbaarheid: een onderzoek naar verschuivende journalistieke kwalificaties. Hogeschool Windesheim.
- Bill Kovach & Tom Rosenstiel (2021) The Elements of Journalism. What Newspeople Should Know and the Public Should Expect (vierde editie). New York: Crown.
- E. van Vlastuin & J. Froneman (2002), Oriëntatie als journalistieke kerntaak, in Philosophia reformata 67, p.97-107.
- Mark Deuze (2005), What is journalism? Professional Identity and Ideology of Journalists Reconsidered. Journalism, 6(4), p.442-464.
- Kiki de Bruijn et al. (2024). Who Are They? Different Types of News Avoiders Based on Motives, Values and Personality Traits. Journalism Studies, 25(12), p.1404–1422.
- Barbie Zelizer, Pablo Boczkowski & C.W. Anderson (2022). The Journalism Manifesto. Polity.
- Herman Wasserman (2024). Making media matter: on truth, dignity, and love (inaugural lecture). Stellenbosch University.
- Hartmut Rosa (2016). Leven in tijden van versnelling; Een pleidooi voor resonantie. Boom.
- Johan Snel (red.) (2024). Betrokken journalistiek. Ede School of Journalism.