Gaat dat zien!

Nieuw ontdekte correspondentie van en aan Noordmans

Het is alsof je in een oude kist onverwacht brieven vindt van een lang overleden grootouder. In het voorjaar werden niet eerder gepubliceerde brieven van en aan de Nederlandse theoloog dr. O. Noordmans (1871-1956) uitgegeven. Groot nieuws? 

Noordmans is een theoloog die indruk maakt met korte teksten. Hij heeft weliswaar ook enkele (kleine) monografieën geschreven (Augustinus, Herschepping, Liturgie, alle drie gelegenheidsteksten), maar vooral is hij productief geweest in het schrijven van opstellen en meditaties. Juist met die meditaties weet hij velen te boeien en te inspireren. Zijn laatste boek, Gestalte en Geest (1956), staat vol bijbelmeditaties die samen een soort Dogmatiek in beelden vormen (zo omschrijft Noordmans het zelf in zijn Woord vooraf). De hoofdstukjes van steeds twee à drie bladzijden werpen ieder afzonderlijk een onverwacht licht op allerlei Bijbelteksten; en in gezamenlijkheid roepen ze een denken over de Geest op dat volstrekt origineel is en dat nog altijd nieuwe inzichten oproept.

Noordmans droeg deze Dogmatiek in beelden op aan zijn echtgenote. Over deze mevrouw J.H. (Jo) Noordmans-Oosterhuis (overleden in 1980) was mij nog niet veel bekend; maar in de nieuw gepubliceerde brieven komt zij stralend aan het woord, als een markante vrouw met een groot gevoel voor humor en een sterke eigen mening. Alleen al die humor, en die van haar man, en de ontroerende openheid waarmee zij aan allerlei mensen schrijven, maken het de moeite waard om deze brieven naast de al langer bekende teksten van Noordmans te leggen. Ik geef graag drie voorbeelden.

Een verre donder op een zomeravond
‘Maar nu moest ik je de preek vertellen, zei moeder,’ schrijft Noordmans op zondag 3 maart 1946 aan zijn dochter (brief 1011). Het is één van de twee preeksamenvattingen die in het boek te vinden zijn; in brief 1020 (25 augustus 1946) staat er nog één, dit keer geschreven door mevrouw Noordmans.

De preek van 3 maart is gehouden in Ederveen, en is niet uit andere bronnen bekend. Het gaat over de voetzalving door Maria (Johannes 12:1-8). Noordmans schetst hoe Jezus’ leerlingen aan de maaltijd zaten. Hun geloof en hoop hadden het zwaar. Maar dan ‘gaat de deur open en komt de liefde binnen’[1], in de gestalte van Maria. Alleen zo’n zinnetje maakt de uitgave van het boek al de moeite waard – de rest van de preekschets is ook niet te versmaden.

En dan komt de beschrijving van de reactie op de dienst, in de consistorie:

…twee korte vragen of pistoolschoten. Waarom de wet niet gelezen was. En waarom ik Heer gezegd had en niet Heere? Of dat te lang was. (…) Ik zei dat ik aan zulke dingen heel niet gedacht had en nooit gedacht had. (…) Dat ik met dit soort dingen nooit eerder in aanraking was gekomen, dat het mij in de oren klonk als een verre donder op een zomeravond, die mij niets maken kon. Moeder stond er ook bij en argumenteerde. (…) Zij stemden moeder toe en zeiden dat er achter Meester ook geen e stond (…) en brachten soortgelijke argumenten tegen zichzelf te berde.

Zo gaat het nog even door. Noordmans leest de brief aan zijn vrouw voor: ‘Zij is onbedaarlijk lachend naar boven gegaan. Zij schatert nu samen met Johan op de kamer. Ik kan het hier horen.’

O, wat een vermakelijke boel
In september van hetzelfde jaar gaat mevrouw Noordmans op bezoek bij een dinsdagavond van de Protestantenbond te Lunteren, om daar eens bij werkelijk ‘verlichte mensen’ te gaan kijken.[2] ‘Nooit heb ik zoveel ouderwetse portretten bij elkaar gezien. (…) Je had het moeten horen. (…) muzikale begeleiding, d.w.z. er zat een man achter het orgeltje. (…) Poem, was het ineens. O, wat een vermakelijke boel. Een echt onderonsje. Gaat dat zien, zei ik tegen Johan.’

Maar in dezelfde brief, in de volgende alinea, komt ook het verdriet aan bod om het sterven van zoon Dick, twee jaar eerder. Zijn dood was er ineens, midden in de strubbelingen van 1944, waarin de familie Noordmans in een tijd van woning schaarste eigenlijk de Larense pastorie moest verlaten. ‘Diep in mijn hart blijft het heimwee naar Dick. Alles heeft eigenlijk zijn kleur verloren. Maar nu is er ook het grote wonder dat God ons nu meer liefheeft dan tevoren. (…) Er is niets dan erbarmen en medelijden, geen verwijt.’

Het licht van voren
Zulke brieven maken duidelijk hoe de troost en de ruimte van het evangelie resoneerden in het leven van dit echtpaar. Het mooist vond ik misschien wel brief 1030, een verjaardagsbrief van Noordmans aan zijn dochter, van 2 juli 1947.[3] Om de verjaardag van zijn afwezige dochter te vieren, is Noordmans achter het huisorgel gekropen, en heeft het lied Morgenglans der eeuwigheid gespeeld.[4]

Want anders zou het een beetje een trieste dag zijn. Waarom zou men dan feestvieren! Omdat het leven weer wat korter is geworden! Of omdat er weer een jaar om is? Het licht valt eigenlijk van voren in ons leven. Het is net andersom als in het gedicht van Wordsworth [– die zegt] dat, bij ’t opgroeien de schaduwen van de gevangenis ons gaan insluiten, omdat het licht is uitgedoofd. [–] Dat is niet waar.

Die eenvoudige woorden: ‘Dat is niet waar’ hebben een grote zeggingskracht. We leven niet van het licht af, maar naar het licht toe. Op zulke plaatsen wordt er in een paar regels meer gezegd dan in lange verhandelingen mogelijk is.

Extra kleur
Deze brieven zijn bezorgd door dr. Kees Boele, die ze ontdekte toen hij de laatste delen van de inboedel van Noordmans’ zoon Johan in Lunteren mocht komen ophalen uit het huis waar Noordmans na de oorlog woonde. Johan zat ook in de redactie van de brievenbanden uit Noordmans’ Verzamelde werken[5], maar hij heeft er destijds blijkbaar voor gekozen deze brieven niet in deze boeken op te nemen, misschien omdat ze te persoonlijk waren, of van te weinig theologisch gewicht. Maar juist in hun lichtheid zijn ze in staat extra kleur en diepgang te verlenen bij het lezen van Noordmans’ andere teksten.

Ook viel er voor mij een ander licht op Noordmans’ vaak genoemde afstandelijkheid. Er wordt vaak verteld hoe hij enigszins horkerig – en vol smetvrees – kon reageren op leden van zijn gemeente. Een groot voorbeeld van een goede pastorale attitude zal ik hem nog altijd niet noemen, maar ik kreeg nu ook de indruk dat mensen die er nog eens over nadachten, toch ook veel konden verklaren met woorden als afwezigheid of verstrooidheid (brieven 999 en 1058).

En voor wie er nou eens een Noordmans-boek wil lezen waarmee je direct aan de slag kunt: op bladzijden 106 en 107 staan recepten uit de jaren veertig, voor een pudding, kruidkoek en poffert, door mevrouw Noordmans. ‘Dat ging dus nogal,’ zegt Noordmans zelf na de beschrijving van een dergelijk feestmaal.[6]

Prof. dr. E. van ’t Slot (Protestantse Theologische Universiteit) is lid van de redactie van Wapenveld en zit in het bestuur van de Stichting dr. O. Noordmans; hij schreef eerder over deze nieuwe uitgave op theologie.nl

N.a.v: Het leven heeft veel meegebracht: Nieuw ontdekte correspondentie van Oepke Noordmans, Kees Boele (samenstelling), Utrecht: KokBoekencentrum, 2024, 213 pagina’s.

  1. p.101
  2. p.128-129
  3. p.148-151
  4. p.149
  5. Kok, 1999
  6. p.99