Een rondje om de kerk

Kroniek van een halve eeuw
A.A. Spijkerboer

Wie memoires van ds. A.A. Spijkerboer koopt, hoeft zich niet bekocht te voelen [1]. Het is echt helemaal Spijkerboer, en je krijgt eigenlijk twee boeken in één. Het is allereerst een kleine autobiografie van een gewone dominee met een buitengewone levensloop. Nog tijdens zijn studie heeft hij net over de grens bij Groningen in Duitsland gewerkt onder ‘displaced persons’, waar hij enkele warme momenten heeft beleefd toen hij zijn stem verhief op een politieke vergadering van (ex-)Nazi’s. Het weerhoudt hem er niet van om later in Berlijn als predikant pastoraat te verlenen aan vluchtelingen uit de gebieden, die Duitsland na de Tweede Wereldoorlog moest afstaan. Tussen die twee periodes Duitsland was hij nog afgestudeerd en had hij als arbeider gewerkt in Rotterdam. Na terugkeer uit Duitsland gaat Spijkerboer opnieuw de grens over, ditmaal naar Frankrijk, werkt in Duinkerken in de haven, wordt dominee in Noord-Frankrijk, keert vervolgens vanwege de kinderen naar Nederland terug, om eerst dorpsdominee in Noord-Holland, dan studentenpredikant en uiteindelijk ‘gewoon’ dominee in Amsterdam te worden en te blijven.

Door dat alles heen is het óók een boek over de Nederlandse Hervormde Kerk in de afgelopen vijftig jaar. Dat kan in dit geval, omdat ds. Spijkerboer helemaal een man van de kerk is, die hart voor de mensen heeft en door het Evangelie van Gods genade is aangesproken, en daarom ook vanuit het Evangelie kan zeggen wat er zijns inziens gezegd moet worden. Aan het begin van het boek vertelt Spijkerboer, hoe hij als jongen een tijdlang in een kramp geleefd heeft, en alles op alles zette om aan zijn eigen idealen te beantwoorden. Zijn vader heeft hem er van af geholpen, door hem te wijzen op Jezus Christus, die onze rechtvaardiging en onze heiliging is. We hoeven niet te leven van wat we van onszelf vinden, dat is de waarheid over ons leven ook niet – we mogen ons helemaal toevertrouwen aan de genade van God in Christus. Spijkerboer heeft daarom iets van een Kohlbruggiaan, en hij is in elk geval iemand die – ook in dit boek – niet achteraf nog zo nodig zijn eigen gelijk hoeft te halen. Daarom kon het echt één verhaal worden: over ds. Spijkerboer en over de Nederlandse Hervormde Kerk.

Toch wil dat niet zeggen, dat die twee verhalen helemaal één spoor vormen. Zelfs denk ik, dat deze memoires tot op zekere hoogte twee contrasterende verhalen zijn geworden. De weg van ds. Spijkerboer volgend door de Nederlandse Hervormde Kerk heen werd ik niet echt vrolijk. Hij ook niet, is mijn indruk. Er is veel elan verdwenen. De bezieling is vaak ver te zoeken. Hij vroeg er iemand eens naar hoe het kwam. ‘Het geld, dominee’, was het antwoord. Zo nuchter en vlakbij de grond is het. Niet: ‘De mens van vandaag kan nu eenmaal niet meer geloven na...’, maar eenvoudig: ‘We hebben het te goed’. In die zin vind ik het per saldo een treurig boek.

Ook over de ontwikkelingen in de samenleving en de politiek is hij verre van optimistisch. Nee, hij is geen zwartkijker, maar hij ziet wel alle reden om bezorgd te zijn. Ooit schreef hij in dit tijdschrift over ‘de ethische gestalte van de vreze des Heren’, die een geweldige vernieuwing voor onze samenleving zou betekenen. Daar hoort helemaal bij wat hij in dit boek schrijft, dat je kunt genieten van ‘het eenvoudige leven’. Een fietstocht, een kop koffie op een terras en een goede pijp tabak – dan kun je van Spijkerboer alle buitenlandse vakantiereizen cadeau krijgen.

In dit boek laat Spijkerboer ook zien hoe hij het joodse volk heeft ‘ontdekt’. Ik heb hem niet anders gekend dan als een man, die uiterst gevoelig is voor alle rechtse of linkse vormen van antisemitisme. God heeft in zijn genadige ontferming het joodse volk uitverkozen, en Hij laat niet los wat Hij begon – daar leeft Spijkerboer zelf ook van. Met bepaalde ontwikkelingen in de theologische benadering van Israël is hij dan ook niet gelukkig. Als Israël door God uit Egypte gehaald is, omdat het verdrukt werd – en als dàt dan het hele verhaal is, zijn de Palestijnen zomaar de joden van vandaag en belichaamt de staat Israël de onderdrukkende macht van Egypte. Hoezeer er ook recht en gerechtigheid moet geschieden in deze wereld, het gaat niet goed als we vergeten, dat er staat dat God Abraham gedacht en met ontferming bewogen werd over Israël.

Het boek opent met een vroege herinnering van de jonge Arie Spijkerboer, die wakker wordt als de zon de kamer binnen schijnt. Het is zondag, en hij is een jaar of zes. Het boek eindigt opnieuw op zondagmorgen. Spijkerboer en zijn vrouw hebben ontbeten, en hij zal aanstonds vertrekken om ergens voor te gaan. Opnieuw valt de zon de kamer binnen. Het is een beeld voor het licht van God in Christus, dat van buiten naar binnen schijnt, en dat we echt nodig hebben. Vanuit dat licht is Spijkerboer zijn weg gegaan, en op dat licht heeft hij mensen gewezen. Dat er mensen zijn die zó trouw in de kerk van Jezus Christus werken is precies de enige hoop voor de kerk. Vooral daarom is het uiteindelijk toch een heel blij boek.

  1. Kok, Kampen 2001, 176 blz., €15,84