Pastorale
Een van de meest geliefde psalmen is Psalm 23, de psalm van de goede Herder [1]. Eeuwenlang heeft dit lied mensen bemoedigd en vertroost in allerlei situaties van het leven. Zo’n psalm trekt dan ook een spoor door de geschiedenis. De bijbelwetenschap heeft er een speciale naam voor: Wirkungsgeschichte. In Pastorale geeft Niek Schuman, oudtestamenticus en liturgie-wetenschapper, een beknopte uitleg van Psalm 23, maar hij gaat vooral in op de vraag hoe dit lied van de Herder en de Gastheer vertolkt is door kerkvaders en reformatoren, in berijmingen en poëzie, in liturgische rituelen en in de beeldende kunst, in film en muziek. Zijn speurtocht levert een boeiend resultaat op. Juist aan de behandeling van een detail – een psalm – kom je opnieuw onder de indruk welk een schat we ontvangen hebben in dit gebedenboek van Israël en ben je dankbaar voor de gereformeerd reformatie die in haar erediensten van ouds zo’n grote nadruk legde op het zingen van psalmen door de gemeente. Oudtestamentici zullen de studie van Schuman wellicht weer op een andere manier lezen dan neerlandici of liefhebbers van de iconografie. Dat maakt voor mij juist de charme van dit boek uit. Graag maak ik u deelgenoot van de dingen die mij bij de lezing ervan getroffen hebben.
Om te beginnen was het voor mij een eye-opener dat je bij de uitleg van een psalm niet alleen moet vragen naar de historische situatie waarin het lied ontstaan is, maar vooral ook moet letten op de plaats in het psalmboek. Schuman laat overtuigend zien hoe Psalm 23 verbonden is met de psalmen 15-24. Allerlei motieven uit deze psalmen keren terug in Psalm 23 en werpen licht op de uitleg.
Psalmen zijn Hebreeuwse gedichten en hebben een bepaalde structuur en opbouw. Een structuur-analyse laat zien dat de kern en het keerpunt van Psalm 23 in de woorden van vers 4 liggen waar de dichter tot God zegt: Gij zijt bij mij. Die woorden bepalen wat vooraf gaat en wat volgt.
Wanneer de christelijke gemeente Psalm 23 zingt, denkt ze aan Jezus Christus, die in Johannes 10 van zichzelf zegt: Ik ben de goede Herder. De christologische interpretatie heeft zijn wortels in de oudtestamentische profetie (Ez. 34, Jer. 23). Het is deze interpretatie die we terugvinden in de liturgie en de kerkelijke kunst. Wat het eerste betreft, in de kerk van de eerste eeuwen was Psalm 23 een onderdeel van de voorbereiding op de doop, de doopviering in de paasnacht en de weg naar de maaltijd van Christus. De Herder leidt de schapen door het donker van de dood naar het licht van het leven. We vinden dit motief terug in de kunstgeschiedenis. Schuman bespreekt een zestiental voorbeelden die als een apart katern in dit boek zijn opgenomen: vanaf vroeg-christelijke mozaïeken uit catacomben en doopkapellen tot en met het werk van Anneke Kaai-van Wijngaarden.
Psalmen hebben doorgaans in berijmde vorm hun plaats in de eredienst. Ga je een psalm berijmen dan gebeurt er iets met zo’n lied. De auteur laat dat zien aan een aantal berijmingen van Psalm 23 uit verschillende tijden. En dan zijn er de vrijere bewerkingen van Ten Cate’s bekende lied ‘De Heer is mijn Herder’ tot en met de gedichten van Rutger Kopland. Ook in verhalen en films en niet te vergeten de muziek komen we sporen van deze psalm tegen. Dat laatste aspect komt er helaas wat bekaaid af. Hier blijft de lezer vragen naar de manier waarop de psalm muzikaal verklankt is en hoe de relatie is tot de cultuurgeschiedenis.
Psalm 23 is een geliefd lied, maar blijkt ook een weerbarstig lied te zijn, dat haaks staat op veler beleving. Vertolking is geen sinecure. Je kunt je hoorders heel makkelijk op het verkeerde been zetten. Alsof je herder in Israël op de Ginkelse hei kunt tegenkomen. Critici van geloof en kerk storen zich aan de zoetsappige manier waarop de psalm vaak is geïnterpreteerd. Zulke kritische stemmen zijn soms schokkend, maar maken je behoedzaam: Lees ik echt wat er staat? Juist de geschiedenis van de exegese en dat betekent ook de geschiedenis van de verwerking van zo’n psalm is belangrijk om je blik te scherpen en je alert te maken op valkuilen.
In zijn laatste hoofdstuk gaat de auteur speciaal in op de relatie van de psalmen tot de christologie. Het is een discussiepunt dat in onze tijd felle reacties oproept. Soms wordt een christologische uitleg gezien als annexatie van iets wat Israël toebehoort en zelfs als anti-joods bestempelt. Dat lijkt me een uiterst merkwaardige conclusie. We zingen in de christelijke gemeente de psalmen in het voetspoor van Jezus Christus die zijn weg heeft afgestast aan de psalmen (Noordmans). ‘Een al te innige omhelzing van de joodse traditie door christelijke uitleggers ontneemt aan de traditie haar adem’ (blz. 183) zegt de schrijver terecht. Rabbijnen hebben bovendien vele momenten uit het leven van David verbonden met de psalmen. En de eerste gemeente – christenen van joodse huize! – hebben tal van psalmen messiaans geduid en betrokken op de Zoon van David. Bovendien kunnen we van de kerkvaders – Augustinus voorop – leren dat je een psalm op uiteenlopende wijze met Christus kunt verbinden. Wij zingen van Christus die het Hoofd is van zijn lichaam, de gemeente, Christus totus. Toch zullen we in de uitleg het eigene van de psalmen – met name ook naar de kant van het tegoed van het Oude Testament – tot zijn recht moeten laten komen. Een berijmde psalm is geen gezang!
Schuman schreef een boeiend boek. Schriftgeleerden en dichters komen ruimschoots aan hun trekken. En vooral de gewone bijbellezer die de moeite wil nemen om zich in de rijkdom van het psalter te verdiepen. Neem en lees!
- Uitgeverij Meinema, Zoetermeer 2002, 204 p., €18,50.