Dr. H. Vreekamp over 'Hoe wilt Gij zijn ontmoet?'

In het vorige nummer is het kader aangegeven van de vragen die ons dit jaar in de serie "Hoe wilt Gij zijn ontmoet" zullen bezighou­den. Daarbij is aangegeven dat de ontmoeting met God en het besef van zijn heiligheid onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Maar heiligheid blijkt geen ondubbelzinnige categorie meer te zijn in de moderne tijd, zoveel is ook duidelijk geworden. Van der Meer fulmineerde tegen het roekeloos afschaffen van de door de traditie geijkte vormen. Vanuit het besef dat de omgang met God - om zo te zeggen - niet los verkrijgbaar is. Wie dat wel meent kon weleens bemerken dat er geen tegenover meer is. Volgens Rohde is echter het concept van heiligheid een menselijk produkt dat in deze gefragmenteerde en geindividualiseerde tijden tal van verschillen­de vormen kan aannemen. Maar hoe zit het met deze contrentatie op het subject?

In de komende nummers hopen we de aangestipte vragen die mogelijk voor menigeen nog wat veraf blijven, verder aan te scherpen. In dit nummer komt alleerst dr. H. Vreekamp (1943 -) aan het woord. Vreekamp is sinds 1984 secretaris van de Raad voor de verhouding van Kerk en Israel. Daarvoor was hij hervormd predikant in Ooster­wolde en Epe. De vreze des Heeren als oorsprongswoord in de systematische theologie vormde het onderwerp van zijn dissertatie (1982), waarvan een handeleditie verscheen onder de titel "Eer­bied" (1984). Het motto dat hij aan "Eerbied" meegaf maakt direct duide­lijk waarom we hem in deze serie graag aan het woord laten. Het is een woord van Kohlbrugge: "Wie God vreest, die zinkt weg voor zijn Woord, en zal zich er niet in onverschilligheid van afmaken".

Vreekamp ziet in de notie van de vreze des Heeren nabijheid en distantie in de ontmoeting bij elkaar blijven. De vrees voor God als gevolg van de zonde wordt door God zelf opgeheven in zijn komen tot de mens. Daardoor wordt het beven en sidderen - Adam die zich verbergt - tot een zich aangetrokken gevoelen "tot Hem, van wie de stem gehoord werd". Toch blijft er afstand. "De vreze des Heeren is gegeven als de ervaring van de nabijheid Gods, die tegelijkertijd gedragen wordt door de heilzame afstand tussen God en mens". Het komen van God wekt de vreze des Heeren, de eerbied voor de Naam. De komst van de Zoon wijzigt deze fundamentele tweepo­ligheid van nabijheid en afstand niet. "De vreze des Heeren blijft ten alle tijde in zich dragen het diep besef van afstand en huivering". En: "De vreze des Heeren bewaart het hoog geschenk van de liefde voor het doorvloeien tot die vertrouwelijkheid, waaruit het moment van eerbied en ontzag verdwenen is".

De joodse denker Abraham Joshua Heschel (1907 - 1972) - Vreekamp noemt zijn naam met respect - zegt in zijn hoofd­werk "God zoekt de mens" dat terugkeer tot de eerbied, ontzag, het eerste vereiste is voor een herleving van de wijsheid, voor de ontdekking van de wereld als een heenwijzing naar God. "Ontzag gaat vooraf aan het geloof, het is de wortel van het geloof. Ontzag is een wijze van verstandhouding met het geheimenis van alle werkelijkheid. Ontzag stelt ons in staat om in de wereld aanduidingen van het goddelijke waar te nemen, om in kleine dingen het begin van een oneindige betekenis te voelen, om het hoogste te voelen in het gewone en het eenvoudige, om in het gedruis van het voorbijgaande de stilte van het eeuwige te bespeuren".

Wat hier met eerbied en ontzag wordt aangeduid heeft het heden ten dage niet gemakkelijk. Wijsheid, gevoed door concentratie en bezonken overpeinzing verdraagt zich moeilijk met een jachtige maatschappij waarin de mobiele telefoon een statussumbool is geworden. Wie het niet druk heeft en met volle aktentassen sleept, heeft toch wat uit te leggen. En de natuur boezemt ook weinig ontzag meer in. De natuur is om je in te ontspannen. Natuur, dat leggen we zelf aan.

De dimensie van de eerbied lijkt slechts open gehouden te kunnen worden door een bepaalde manier van in de werkelijkheid staan. Voor Vreekamp zijn op dit cruciale punt een bepaalde verhouding tot de tijd en de ruimte van belang. En dat beide iets te maken hebben met Israel zal niemand verbazen.

"Het antwoord op het postmodernisme is niet het subjectivisme, maar het relateren, het in verbinding met de God van Israel. Dan denk ik aan de liturgie, aan de ene kant in relatie gebracht met Israel - de joodse wortels van de eredienst - en de tijd van Israel, de tijd die besneden is, geen abstract algemeen iets waarin je als mens echt ten onder gaat. Als je geen anker hebt in de tijd ben je verloren. De kosmische duizeling overvalt je dan van geen begin en einde. Israel heeft een anker en dat is de sabbath. Heschel noemt de sabbat "het paleis in de tijd". Daar zou de kerk, de christen­heid zich opnieuw op moeten orienteren.

De andere pool, die van de ruimte, dat is voor mij het Veluwse verhaal, dus het terugvinden van je wortels. Op een goede manier de band herontdekken met de ruimte waar je in leeft. Dat dat niet abstract blijft. Als ik in Epe in de kerk zit weet ik dat ik op een plek zit waar mijn voorgeslacht zat. Epe was moedekerk van de Noord­oost-Veluwe. Hattem, Heerde en Vaassen waren dochter-kerken.

Tegen het inwisselbare het unieke. Het unieke van het in de tijd verbonden zijn met Israel en het unieke van het in de ruimte verbonden zijn met je heidense afkomst. Voor anker liggen in de tijd en in de ruimte daar gaat het om."

Kootwijkerzand

"Als ik op mijn blote voeten door het Kootwijkerzand loop, dan wordt het ontzag gewekt door de stilte en grootsheid van de natuur. De vreze des Heeren - het bijbelds grondwoord voor eerbied - was het onderwerp van mijn dissertatie. Dat grondwoord gaat mijn hele leven mee. Door mijn Veluwse wandelingen sinds 1992 krijgt het ook weer nieuwe dimensies. Ook de natuur - bijbels gesproken de schepping - wekt eerbied. Het heilige is een categorie die bij de heidenen bekend is.

In het Kootwijkerzand woonden al mensen toen Abrahm nog in Ur zat. De Veluwe is na de ijstijd ontstaan. Het gevecht tegen het zand tekent de mensen, ook de godsdienst. Dat is bijzondere van deze geschiedenis, van deze streek. Afhankelijkheid, berusting zijn kernwoorden. toch ook mildheid. De scherpe orthodoxie is van moderne tijden en is ook import. De nadruk op de eigen geschiede­nis in onderscheid met andere streken en culturen ka nde veel­kleurigheid duidelijk maken. We vullen elkaar aan. Er ontstaat een soort mozaiek. Als het maar niet tijdloos is.

Is het benadrukken van de band met de grond ook niet een beetje gevaarlijk? Men denkt al snel aan Blut und Boden. Roept dat juist niet het conflict met Israel op?

Miskotte schreef in 1939 in vijf maanden in Putten zijn Edda en Thora. Hij voelde de nazi's aankomen zei hij zelf. De keerzijde van de vreze des Heeren is de haat. Daar staat Amelek symbool voor. Amelek valt Israel in de rug aan, omdat er geen vreze Gods voor hun ogen is. Israel herinnert ons aan de God van Israel, die ons het bedorven heidendom afneemt. In elke generatie sluimert het antisemitisme in de schoot van de kerk. In elke generatie zijn het ook de joden in de kerk - de messias-belijdendende joden - die ons er aan herinneren dat de moedergmeente - die te Jeruzalem - uit Israel is, zodat de hoogmoed waar Romeinen 11 van spreekt geen kans krijgt.

Het gevaar van Blut und boden betekent juist dat je het onder ogen ziet. Het heeft een groot risico om de ruimte van de kerk aan het land te binden. Maar als je het verdringt gebeuren er nog veel ergere dingen. Het positieve is dat je besef krijgt van de kerk der volkeren. Je moet altijd in het meervoud spreken. Waarbij ieder van de 70 volkeren zijn eigenheid mag ontdekken. In het visioen van Openbaringen brengt ieder volk, iedere cultuur zijn eigen schatten binnen".

Vreekamp is sinds 1992 op zoek naar zijn veluwse wortels. Wande­lend. Wandelen is het juiste ritme. "Uit onderzoek blijkt dat al mijn voorouders van de Veluwe stammen. Ik kom nooit los van dit land. Bij mijn wandelingen gebruik ik de oudste topogra­fi­sche kaarten van de Veluwe, uit de tijd van Napoleon. Ik doe dat op zondagmiddag. Ik heb er nu denk ik 1500 km op zitten."

Vree­kamp is nieuwgierig hoe dit van oorsprong heidense land ooit christe­lijk is geworden. De vernieu­wing van de joods-christelijke relatie moet in zijn ogen samen opgaan met de vernieuwing van de heiden-chris­telijke rela­tie, het beter zicht krijgen waar je als christen vandaan komt. "Door de vragen van het jodendom wordt ik terug verwezen naar mijn eigen traditie. Ik ben niet zo bezig met de twintigste eeuw, bijvoorbeeld de plaats van de Gereformeerde Bond op de Veluwe. Dat is een moderne verschijnsel. Ik zit in veel vroeger eeuwen. De pastoor van Garderen, Jan Gerritzoon Versteegen, fascineert me bijvoobeeld. Ik identificeer me ook wel met hem. Met hem wandel ik over de Veluwe, zo ervaar ik dat. Hij kwam uit Stroe en wist in Garderen zes jaar uit de handen van de Inquisitie te blijven. Gerard Overeem heeft een sculptuur van hem gemaakt die nu voor de kerk in Garderen staat. De sculptuur is meerduidig. Je kunt er Aaron en Hur in herkennen die Mozes onder­steunen, maar ook de gerechtsdienaren die hem wegvoeren. Of beschermengelen.

Versteegen heeft met zijn eigen gemeente een reformatie doorge­voerd. In de Nieuwjaarsnacht van 1550 is hij naar Arnhem afge­voerd, is door de knieen gegaan, heeft herroepen en is op het kasteel in Hattem gevangen gezet. Hij moest in Leuven rooms-katholieke theologie gaan studeren maar is tijdens de reis daar­heen naar Duitsland gevlucht. Dat zijn even kort de feiten.

Later is hij door de Dordtse synode aan de kant gezet. Volgens de meetlat van de orthodoxie ontbrak er wel wat aan. Op het punt van de verkiezing volgde hij meer Zwingli en Bullinger, dan Calvijn. Verder leer de hij de zogenaamde "kleine vrije wil". Dat vind je in "Leken wegwijzer", het boek dat hij in 1554 in Duitsland schreef. Dat boek is enorm veel gelezen op de Veluwe.

Dat hij aan de kant gezet is, steekt mij. We hadden een reformator van eigen bodem.

De vraag wanneer het christendom hier op de Veluwe is binnengeko­men, houdt mij erg bezig. Wat is er gebeurd toen het oude heiden­dom in aanraking kwam met het Evangelie, dus met de God van Israel. Was dat een los verkrijgbaar Evangelie? Zo ging het natuurlijk vaak. De vertaling van het evangelie voor de Saksen, de Heliand, lees ik in engelse vertaling. Maar via Internet heb ik de oud-Saksisiche grondtekst kunnen vinden. Aan een universiteit in Engeland zit een specialist die alles van de heliand afweet. Als je dat oud-saksiche hardop leest - met de vertaling erbij - dan komt het heel dichtbij. De Heliand is een epos waaraan je kunt zien hoever de aanpassing is gegaan. Christus is de held, een ruiter te paard. De schapen in de kerstnacht zijn bijvoorbeeld ook vervangen door paarden. Gaandeweg valt mij op dat ook in de Heliand het evangelie los verkrijgbaar is, dus los van het Oude Testament. Het gaat om Christus die in de plaats van Wodan en Odin komt. De trekken van Odin blijven heel erg herkenbaar. Het tweede dat opvalt is dat de grote tegenstander - die er alijd hoort te zijn in een epos - de joden zijn. Christus staat tegenover de joden.

Als het evangelie zo is binnengekomen, zo los van de Schriften van Israel, als een epos waarin Christus de held is, dan moet je niet verbaasd zijn als dat christendom zich los van Israel gaat presen­teren en hele nauwe verbinding met het heidendom aangaat.

De figuur van Christus in de Heliand is mij gaandeweg ook gaan irriteren. Het wordt de held die alles kan, die machtig is, die overal antwoord op weet.

Wil de relatie met het jodendom wat voorstellen, dan moet we onze eigen heidense afkomst niet verwaarlozen. Voor mij is dat 100% existentieel. Zoals Miskotte zegt dat we heidendom eren, het is vlees van ons vlees. Het raakt mijn wortels.

Epe, apa, water, is waarschijnlijk een oude heilige plek aan het water. Van huisuit ben ik heiden, christen-zijn is erbij gekomen. We worden christen genoemd zegt de Heidelbergse Catechismus, dat zijn we niet van huisuit. Dat komt uit Israel naar je toe.

Gevoelsmatig resoneert het heel sterk bij me, het besef dat ik van huisuit heiden ben. Natuurlijk moet je kritisch blijven, daar ben je wetenschapper voor, maar als ik in Engeland ben, in Stone­henge, maar vooral in Ierland, daar werkt dat heidendom in me. Dat ontroert me. Een christen uit de volken die Jezus volgt staat tussen Israel en de volken.

Paulus gebruikt de metafoor van de wilde olijf, van het enten van de heidenen in Israel. Dat is een operatie, met een wond, met verband, met littekens. Het is ingrijpend voor een heiden van huisuit geroepen te worden je om te keren naar de God van Israel. Afstand te doen van de beelden. Geen houvast meer. Alleen de Stem op het open veld van de geschiedenis. In Ierland ervaar ik dan iets van: waarom moet we dat allenmaal loslaten? Moet dat wel? Of is er een combinatie mogelijk? Van Ruler noemt dat vermenging. Het christendom puur bestaat niet. Het christendom is altijd een uiting in een bepaalde cultuur waarbij eerst de bijl van de zendeling nodig is - een akte van geweld. Ik geef me als heiden niet zomaar over aan het verre en nieuwe van de God van Israel. Ik krijg te horen dat de humaniteit, het menszijn, bedorven is. De held van het geweld staat in het midden. Zoals psalm 9 zegt: laat de heidenen weten dat ze mensen zijn. Ik moet inzien dat wat het Oude Testament meldt over het menszijn het bevrijdende woord is en verlost van de angst. Toch trekt het heidendom.

De kerk is dus niet ruimteloos. De kerk die hier in de achtste eeuw geroepen is, heeft een heel specifieke roeping voor dit land. Dat moet je ontdekken. Iedere christen krijgt een naam die niemand kent dan die hem ontvangt. Daar zit ook iets in van een binnen­pretje. Ook de bouw van kerken heeft te maken met de orientatie in de ruimte. Vroeger lag het koor altijd naar het oosten. In de moderne nieuwbouwwijken ben je die orientatie kwijt. In een oud kerk sta ik heel anders dan in een nieuwe. Dat ervaar ik. Dat valt niet te ontkennen. In de Jacobikerk in Utrecht bijvoorbeeld komen de eeuwen je tegemoet. De volken zullen hun eer en heerlijkheid Jeruzalem binnendragen. Dan komt er iets uit de Jacobikerk, iets uit de grote kerk in Epe, iets heel specifieks. Dat wil ik vast­houden. Zo wil ik voor anker liggen in de ruimte.

Wordt er aan dit anker door de modernisering niet ongehoord geruk. En van binding aan de grond kan men ook moeilijk spreken heden ten dage. Dat het boek van Geert Mak, Hoe God verdween uit Jor­werd, een bestseller kon worden, geeft ook aan dat er iets ver­dwijnt.

Dat wordt onze ondergang. Het is toch godgeklaagd dat we uit Amerika iets moeten krijgen aangereikt tegen het uiteenvallen van de waarheid in Europa.

Met het historisch besef raak je een zenuw. Het is een teken aan de wand dat de fragmentarisering in de ger. gezindte ongehoord is. Dat moet ons ongelofelijk aan het denken zetten. Het wordt voor vanzelfsprekend aangenomen terwijl het strijdig is met wat gere­formeerd-zijn wil zeggen.

Als je niet historisch geworteld bent, kun je zo het een voor het ander inruilen omdat je je waarschijnlijk ook niet geworteld voelt in je eigen geschiedenis. Het christelijk geloof is dan een algemeen iets. Dat kan het voor mij niet zijn.

We zijn allereerst verbonden met Israel. Dat wordt in de nieuwe kerkorde ook vastgelegd in artikel 1, een grondwetartikel. Dat is een stap. Als kerk geven we aan niet op eigen benen te staan. Dat moet gemeengoed worden, dat moet doordringen in de gemeenten via kerkelijk onderricht etc. Dat noem ik zoiets als een reformatie. Dat is wat zich na Auschwits in de tijd gaat voltrekken. S. Gerssen, mijn voorganger, zie dat we als kerk nog een keer die kans kregen in Europa, de laatste kans. Op het laatse moment hebben we nog net ontdekt dat het gesprek met Israel van levens­belang is voor de kerk. Dat is nu verankerd in de kerkorde. Als dat niet doordringt in de kerk dan weet ik het ook niet meer. Dan sta ik met mijn rug tegen de muur.

Dat is een, oog voor Israel. Vervolgens, als jullie zeggen dat wij toch mondiale mensen worden, mensen zonder wortels, dan is mijn hoop dat dat misschien onverwacht toch de ogen opent voor het midden, het centrum, het hart. Ik denk dat de hunkering naar een midden, een centrum heel diep in de mens is geworteld. In de godsdienstgeschiedenis is dat ook altijd onderkend. Mircea Eliade heeft daar prachtige dingen over gezegd. Elke cultuur zoekt zijn midden. Als er geen midden is in de ruimte ben je verloren in de kosmos. Zeker als je de moderne ontdekkingen in het heelal wat volgt.

Is die mens wel zo mondiaal? Kijk naar het thema van de Boeken­week.

Ik hoop dat door mijn Veluwse wandelingen, mijn taal ook veran­dert. Dat mijn taal verheven is, beschouw ik niet altijd als een compliment. Je mag met woorden omtrekkende bewegingen maken, dat mag je in de eredienst ook zeggen, de Naam staat onuitsprekelijk in het midden. Maar als je taal verheven is in de zin van onge­grond, dan is dat niet goed. Ik hoop dat door het contact met de aarde dat minder wordt.

Zacharja 2 biedt een visioen. Jeruzalem is een stad zonder muren, dat dorpsgewijs wordt bewoond. De Veluwe is dan een buitenwijk van Jeruzalem. Dat moet je dan ook weet vertalen naar de cultuur en de ethiek. De 7 noachitische geboden zijn dan de ethische vertaling van de Thora voor de volken. Dat is de ethiek van de eerbied. Er moet dus een Veluwse ethiek ontwikkeld worden die aansluit bij de aard van dit volk, dat gekenmerkt is door de arme zandgronden. Dus niet de bio-industrie rond Elspeet. Dat wringt met de boodschap van de kerk.

De eerbied is gespreid over het numineuze, het cultische en het ethische. Het gaat dan om het openhouden, het niet voorbarig afslui­ten. Dat is het erge in het christendom, de hang om steeds voorba­rig dingen af te sluiten., naar Israel toe, naar de wereld toe. Dat moet niet. De eerbied houdt het open, echt open.

De evangelicaal zegt dat we niet zo moeilijk moeten doen. Met de levende Heer redden we het in elke tijd.

Ik heb daar geen enkel houvast aan. Het kan alles betekenen, je kunt er alles in stoppen. Het biedt geen criterium. Ik krijg een houvast aan de hand via die twee polen. Voor anker in de tijd door deel te hebben aan de tijd van Israel, de sabbat en voor anker in de ruimte door weet te hebben van je eigen traditie.

Sabbat

De zondag is voor Vreekamp de dag waarop we steeds weer geroepen worden om te breken met het heidendom. "Een christen is een eeuwige beginneling. Het contrast van de eerbied is de angst. Eerbied is een vertaling van het bijbelse woord vreze. De Romeinen hebben een spreekwoord dat zegt dat door de vrees de goden gescha­pen zijn. De vreze des Heeren is hier de omkering van. De eerbied, de verwonde­ring doet de angst sterven en je openstel­len voor de Naam. Toch blijft ook de eerbied een eenzaam avontuur. In de joodse traditie wordt gezegd dat alles in de handen des hemels ligt, behalve de vreze des hemels. Alles wordt door God geschon­ken, behalve de vreze Gods. De vreze Gods is het enige wat echt van de mens gevraagd wordt. God kent de vreze niet. Het onder­scheid met het heidendom ligt in het verschil tussen het heilige en de Heilige, de Naam. De naam wordt uitgeroepen temidden van Israel en vanuit Israel onder de volken. Die komt tot je, bij ons in de achtste eeuw door Lebuinus en blijft altijd het geheim tegenover je. Je krijgt er geen greep op. Het eerste van de eerbied blijft dat je de Naam niet waagt uit te spreken. Doe je dat toch dan kan de magie erin sluipen, krijg je er greep op. Het gaat juist om het open houden.

Raken we dat voor anker gaan in de tijd juist niet een beetje kwijt?

Als de sabbat door de voortrazende techniek over de kop zou gaan, dan zie ik geen toekomst. Het is het Gebot der Stunde voor de kerk om hiervoor te staan.

"Wanneer de kerk werkelijk iets van Israel heeft geleerd, zal ze op het punt van de verankering in tijd en ruimte pal moeten staan. Neem de tijd van de 24-uurseconomie, daar moet de kerk voor iets gaan staan. God weet van ophouden, dat is het grondwoord van sabbat. God is geen perpetuum mobile, dat is heidens beeld, de goden die altijd maar vragen en eisen. De God van Israel zegt na zes dagen dat het mooi is geweest. Het leven op aarde staat of valt met het besef dat de tijd besneden is. Het ritme van werken wordt onderbroken met een dag rust. De kwestie van sabbath en zondag is hieraan even ondergeschikt. En het gaat natuurlijk om een gezamenlijke sabbath. Op het moment dat ieder zijn eigen vrije dag heeft, schiet je het doel van de sabbath voorbij. Het gaat om de gemeenschappelijke ervaring. Een gemeenschappelijk opademen, ook voor de dieren en de vreemdelingen.

Zinnetje uit opstel in bundeltje. Komt door snufflen aan Kabbala. In het rabbijnse jodendom staat de distantie tussen de Eeuwige en de mens centraal. Zijn Naam valt niet uit te spreken. Je bent onderweg in de geschiedenis met het Woord. Meer heb je niet. Joden vullen het niet in en verbazen zich over christenen die dat wel kunnen, tot aan de triniteit toe. In de middeleeuwen komt hierop een reactie. Men zoekt toch naar een aanrakingspunt tussen God en schepping. In de Kabbala wordt dat ontwikkelt in een theoso­fisch systeem. Er is een kern in God waar we niets over weten, maar hij komt tot ons. Wij zijn in God. Toen ik Stephen Hawkin las overviel mij een kosmische duizeling die hierdoor werd opgevangen. Ik ben geborgen, ik val niet in het niets.

Ik ga uit van een Woord-theologie. De tekst en niets dan dat. Meer hebben we niet. Dichterbij komt het niet. Er blijft een mysterie. Toch komt er een moment dat de vraag naar het aanrakingspunt tussen God en mens veel sterker wordt. Dan ga je de grens van de mystiek over. Maar in de kabbala mag je daar pas over spreken als je 40 jaar bent en je maag vol hebt van de thora en je door en door doorkneed bent in de letterlijke tekst. Dan mag je de stap naar de mystiek wagen. Hier ligt ook de verbinding met de bevin­ding. Fenomenlogisch zijn de oude schrijvers kabbalisten. De trappen des geestelijken levens van Theodorus a Brakel kun je zo leggen naast de kabbalistische lectuur.

De kerk die Paulus voor ogen stond - joden en heidenen aan een tafel- die kerk is er nooit gekomen. De kerk is een eschatologi­sche gestalte tussen Israel en de volkeren. Die tweedeling bestaat nog steeds. Daartussen beweegt zich de kerk.

Vreekamps grootvader - hervormd ouderling te Hoevelaken - stapte op zaterdagmiddag op zijn fiets - om ds. Fraanje in de naam des Heeren te zeggen dat hij geen recht had om de kerk te scheuren. En Kootwijk. Waarom moest die gemeenschap van 14 boerderijen gesche­rud wordt door Kuyper.

Ik herken dat postmoderne denken wel, al ben ik er niet zo meebe­zig. Bij mij is het besef niet meer zomaar toegang te hebben tot een ongedeelde waarhei, vooral gewekt door Auschwitz. Daar ligt de grote cesuur. De andere pool die hier mee verband houdt - maar geen mens weet hoe - is de stichting van de staat Israel.