Het beknelde landschap

'Panorama Nederland. Stad en land in proza en poëzie', zo luidt dit jaar het thema van de boekenweek. Een thema dat bepaald niet vreemd is aan de literatuur. Nog altijd, hoewel minder dan voorheen vermoed ik, vormen schilderingen van weersomstandigheden en impressies van het landschap onderdeel van literaire werken. Een verschijnsel als natuurlyriek bijvoorbeeld is zeldzamer geworden maar speelt nog altijd een, zij het bescheiden, rol in de vaderlandse literatuur. Hoewel ik meen te kunnen vaststellen dat natuur en landschap als elementen in de moderne romanliteratuur een zeldzamer wordende plaats innemen, zijn ze toch niet afwezig. Voorbeelden te over, maar deze elementen hebben een aanmerkelijk bescheidener plaats gekregen dan een halve of driekwart eeuw geleden het geval was. Het zou trouwens een misverstand zijn om bij deze vergelijking een kwantitatieve norm te hanteren. Immers, een enkel woord of een enkele zin kan voldoende zijn om een sfeerbepalende impressie op te leveren. Toch heb ik de indruk dat verreweg de meeste moderne romans door een thematiek gekenmerkt worden en zich in een cultuur afspelen waarbij min of meer uitgebreide aandacht voor natuurlijke omstandigheden als storend wordt ervaren. Er is eenvoudigweg geen plaats voor.

Een protest

De speciale aandacht voor de natuurlijke omgeving tijdens de boekenweek begin maart in ons land viel samen met de op 1 maart in Londen gehouden Countryside-mars, een protestmars van zeker driehonderdduizend Britse plattelanders tegen de bedreigingen van hun way of life. Ze protesteerden tegen het dreigende verbod op de vossenjacht, tegen de voornemens om tot 2016 4,4 miljoen huizen te bouwen in de 'Green Belt', tegen de wijze waarop de overheid het BSE-probleem behandelt, tegen de nieuwe wet die een miljoen hectare nu nog gesloten gebied open wil stellen, tegen het verdwijnen van scholen, winkels en pubs uit hun dorpen. Er liepen in de mars overigens heel veel mensen mee die met het platteland niets meer van doen hebben. Hun motief was niet dat ze een mogelijk toekomstig belang - een tweede huisje bijvoorbeeld - wilden veilig stellen, maar dat verdergaande aantasting van het platteland een bedreiging inhoudt voor de identiteit van het Verenigd Koninkrijk. Deze stedelingen blijken landelijkheid nog steeds als het hart van de Britse natie te beschouwen.

De feiten geven ook wel enige aanleiding voor verontrusting. Terwijl aan de ene kant de bestaande plattelandsbevolking terug loopt, groeide zij sinds 1971 met 17 procent tegen een totale bevolkingsgroei van 4 procent. Elke week verhuizen zeventienhonderd mensen van stad naar platteland. Geen enkel ander West-Europees land vertoont een dergelijke demografische ontwikkeling.

Ook Nederland niet, al zien we ook daar al enige tientallen jaren een ontwikkeling waarbij het platteland de woonomgeving wordt voor het welvarend deel der natie. Over stads- en dorpsuitbreidingen spreken we dan nog niet. Neen, het gaat dan om de huizen van plattelanders die worden opgekocht door stedelingen. De mensen van het platteland voelen zich soms het slachtoffer van een soort 'etnische schoonmaak'.

Een schok

De ingrijpende gevolgen voor de plattelandssamenleving zijn op indringende en invoelbare wijze geschetst door Geert Mak in zijn Hoe God verdween uit Jorwerd, dat eind 1996 verscheen en met vele herdrukken inmiddels als bestseller te boek staat. Opmerkelijk overigens dat een boek als dit zulk een brede belangstelling ten deel is gevallen. Veel plattelanders, nieuwsgierig geworden door de ruime publiciteit, zullen het boek aangeschaft en gelezen hebben. De inhoud zal voor hen geen nieuws bevatten, maar veel beter dan zijzelf daartoe in staat zijn, heeft een 'buitenstaander', die zich werkelijk in de zaak heeft verdiept, verwoord wat zij ondervinden. De verkoopcijfers geven evenwel onweerlegbaar aan dat tienduizenden stedelingen inmiddels ook van Maks boek kennis hebben genomen. Zou dat verschijnsel mogen worden opgevat als een teken dat stedelingen zich meer dan voorheen laten betrekken, al is het slechts in literaire vorm, bij de ontwikkelingen op het platteland? Duidelijk is wel dat hier, nog sterker dan in Engeland, de grens tussen stad en platteland vervaagt, - en dat in hoog tempo.

Of is er méér aan de hand? Overduidelijk is dat de invloed, de macht van het platteland afneemt. Als dat ergens ervaren wordt dan wel door de agrariërs. Bij het recente parlementaire debat over de toekomst van de varkenshouderij was dat zonneklaar. Het 'groene front' van eertijds is als politieke machtsfactor, alleen al op basis van aantallen kiezers vrijwel uitgeschakeld. Een kabinet beroept zich voor de legitimiteit van zijn maatregelen niet meer op het draagvlak onder agrariërs maar op het maatschappelijk draagvlak dat vele malen groter is dan het eerste.

Dit zou er ook op kunnen duiden dat stedelingen c.q. de maatschappij zich meer dan voorheen betrokken weet bij het plattelandsgebeuren èn daar invloed op wenst uit te oefenen. Met andere woorden, de vraag dient zich aan of er slechts sprake is van een brute annexatie dan wel machtsovername door de stad van het platteland òf dat er toch iets meer aan de hand is.

Ook de eerdergenoemde Geert Mak heeft door middel van zijn boekenweekessay Het ontsnapte land, dat gebaseerd is op eigen onderzoek in de Randstad, geconcludeerd dat in het grootste deel van Nederland het verschil tussen stad en land in snel tempo bezig is op te lossen. In de Randstad ontwaart hij 'urban fields', een mengsel van weilanden, bedrijfsterreinen en woonwijken en hij verwacht dat deze ontwikkeling doorzet. Hij voorziet op relatief korte termijn een kralenketting van steden met het Groene Hart als 'central park' in het midden, doorschoten met verkeerswegen, spoor- en hoogspanningslijnen.

Een observatie

Maks essay is bedoeld om mensen aan het denken te zetten. Maar wie de afgelopen 25 jaar zijn ogen de kost heeft gegeven, moet zich bij herhaling de vraag gesteld hebben waar de ruimtelijke ontwikkeling op uit moet lopen.

Wie alleen al vanuit de trein heeft waargenomen welke ontwikkelingen zich langs de lijn Apeldoorn-Den Haag hebben voltrokken, constateert dat het platteland en dan met name het agrarisch gebied gaandeweg is ingekrompen. Of men het agrarisch territoir nu tot de categorie natuur of cultuur wenst te rekenen, onbetwistbaar is dat de greep en ingreep van de mens op het landschap onomkeerbaar is toegenomen. De uitbreiding (en verplaatsing) van de bevolking en de daarmee gepaard gaande uitbreiding van economische activiteiten en de mobiliteit heeft ertoe geleid dat weiden en akkers plaats hebben moeten maken voor woningen, kantoren, bedrijfsterreinen, recreatievoorzieningen, etc. Spoorlijnen zijn her en der verdubbeld of sterker, snelwegen zijn van extra rijbanen voorzien. Dorpen en plattelandsstadjes groeiden uit tot een veelvoud van hun omvang 25 jaar geleden. Kortom, het zicht op de 'groene ruimte' is al met al aanmerkelijk afgenomen. Dat geldt in elk geval voor het traject Utrecht-Den Haag. Tussen Utrecht en Amersfoort overheerst nog altijd het bos, hoewel ook daar de greep van de mens op de ruimte verstevigd is, al was het alleen maar de sterke toename van omheiningen en partiële ingrepen als een vuilstortplaats en een rangeerterrein ten behoeve van defensie (dat inmiddels door de veranderingen aldaar weer door de tijd is achterhaald en goeddeels buiten gebruik is geraakt). Amersfoort heeft voor Nederlandse begrippen een metropoolachtige ontwikkeling doorgemaakt.

Het agrarisch gebied oostelijk van Amersfoort (Gelderse Vallei) geeft een redelijk representatief beeld van de dominante ontwikkeling op het platteland van oostelijk Nederland: een sterke uitbreiding van de intensieve bio-industriële bedrijfstak, gepaard aan de beëindiging van talrijke kleine bedrijven. Verder is de graanbouw vrijwel verdwenen en vervangen door een monocultuur van snijmais. Wat ook een opmerkelijk gevolg van deze ontwikkeling is, is dat men vanuit de trein steeds minder koeien in het landschap waarneemt. Intussen hebben milieuprblemen (mestoverschotten etc.) overheden doen besluiten tot een complete herstructurering van dit gebied, zulks terwille van de plattelandsontwikkeling, waaraan de economische basis dreigt te ontvallen. Vrijkomende agrarische grond zal aangewend worden voor natuurontwikkeling, bestemd worden voor stedelijke uitloopgebieden of voor recreatie. Kortom, ook hier doet de invloed van de stad zich gelden.

Het enige gedeelte van het traject waar geen noemenswaardige veranderingen hebben plaatsgevonden, is het bos- en heidegebied van de Veluwe, alhoewel het goed waarneembaar is dat het Apeldoorn is gelukt gaten in de Veluwerand te schieten.

Een balans

Duidelijk is dat bij een gelijkblijvende leefruimte en bij een toenemende bevolkingsomvang en per individu steeds groter beslag op de ruimte het verschijnsel van 'mensen in dichte pakking' in intensiteit zal toenemen, voornamelijk ten koste van het platteland. Daarmee krimpt ook de traditionele plattelandscultuur, dat wil zeggen de voor het agrarische platteland kenmerkende waarden als het besef van afhankelijkheid van de natuur, gehechtheid aan en respect voor historie en traditie, een zekere mate van conservatisme dus, alsmede een vorm van harmonie met de natuur (hoe vijandig soms ook) leggen het geleidelijk af tegen het beheersingsdenken; identiteiten transformeren. Let wel, daaraan zijn zowel ontwikkelingen van stad als platteland zelve debet. Wanneer een overheid in neo-liberale geest techniek en markt ruim baan geeft en een vaag begrip als 'duurzame ontwikkeling' verdampt in de strijd tussen economie en ecologie zal deze tendens, waar te vrezen valt, zich versterkt doorzetten. Maar alweer geldt: het eigenlijke probleem is niet de overheid maar de mens zelf, die geen grenzen weet te stellen aan zijn mateloosheid; die het ontbreekt aan zelfbeheersing. Hoewel..., er is een eeuwenoud kerkelijk document waarin beleden wordt dat onze goede God ons overheden en wetten gegeven heeft om de ongebondenheid der mensen te bedwingen. Dat is toch een wat andere benadering dan de wijze waarop het kabinet het basisdoel met betrekking tot het ruimtelijkbeleid verwoordt: 'de wezenlijke strevingen van individuen en groepen in de samenleving zoveel mogelijk tot hun recht (laten) komen'.