Bonhoeffer en de broeders

De gemeenschap van Christus en de broeders in kerk en seminarie
Dr. W.J. Lamfers

Dietrich Bonhoeffer blijft meer dan vijftig jaar na zijn dood een bron van inspiratie voor kerk en theologie.[1] Christenen van verschillende kerkelijke gezindte worden door hem aangesproken. Dat impliceert tegelijk dat je hem kennelijk op verschillende wijze kunt lezen en interpreteren. Maar is dat niet het lot van alle grote theologen in de geschiedenis? Wat Bonhoeffer betreft, we herinneren ons nog de hectische jaren '60 toen secularisatie-theologen hem voor de kar van hun horizontalistische theologie spanden. Inmiddels zijn we er achter gekomen dat je dan toch wel op een heel smal spoor zit en bepaalde zinnen uit de gevangenschapsbrieven uit de context van zijn theologie moet lichten.

Of moet je zeggen: de Bonhoeffer van de brieven uit de gevangenis is een andere dan de man die in de jaren van de kerkstrijd zijn Nachfolge schreef en leiding gaf aan het seminarie van de Bekennende Kirche in Finkenwalde?

Dr. Lamfers ontkent dit in deze studie die ingaat op de periode waarin Bonhoeffer directeur was van Finkenwalde. Het is een periode die in het Bonhoeffer-onderzoek nooit zoveel aandacht heeft gekregen. Heeft dat te maken met de bevreemding die velen overvalt zo gauw ze in contact komen met vormen van 'Gemeinsames Leben' in internaatsverband? Ik durf die vraag niet te beantwoorden, maar kan alleen maar zeggen dat de beschrijving die Lamfers geeft van het leven in het seminarie ons toch brengt in een wereld van discipline en spiritualiteit waar we in ons lieve vaderland weinig mee in aanraking komen.

Wie mocht menen dat deze vorm van gemeenschap een zweverig, mystiek, kloosterachtig bestaan zou betekenen, vergist zich. Lamfers toont met de stukken aan dat gemeenschap bij Bonhoeffer als kenmerk van de kerk zijn grond vindt in de Christologie, in de ontmoeting rondom Woord en sacrament, een pastoraal en diaconaal karakter draagt en juist heen wil leiden tot een mondig en verantwoordelijk christen-zijn midden in de wereld. En die wereld was heel concreet de wereld van de Deutsche Christen, de nazi-staat en de jodenvervolging. Bonhoeffers verzet tegen de religie moet dan ook in het kader van zijn denken over gemeenschap en verantwoordelijkheid voor de wereld verstaan worden als verzet tegen een individualistische vroomheid die genoeg heeft aan het vrome gevoel, de band met de ander verbreekt en geen oog heeft voor de nood van de wereld.

Wie Bonhoeffer zo leest, kan maar tot een conclusie komen: dat er weliswaar een zekere verbreding van de aandacht optreedt in de jaren van de gevangenschap inzake de visie op de kerk, op de mondigheid van de mens en zijn staan-in-de-wereld, maar geen breuk tussen een vroege en een late Bonhoeffer. Er is inzake de kijk op de kerk en de aandacht voor de wereld wel sprake van 'Themenerweiterung' maar niet van 'Themenwechsel' aldus Lamfers.

Het is de verdienste van deze dissertatie ons in aanraking te brengen met een aspect van Bonhoeffers theologie en kerkelijke praxis dat ons duidelijk maakt wat navolging en gemeenschap in Christus in concreto betekenen.

De vragen die dit boek oproept liggen, afgezien van het feit dat de betoogtrant lang niet altijd even helder is, op het punt waarop Lamfers Bonhoeffers visie op spiritualiteit en gemeenschap in het kader van de predikantsopleiding in de jaren '30 doortrekt naar die van vandaag. De auteur voert een pleidooi voor een predikantsopleiding die de aanstaande predikanten in aanraking brengt met allerlei vormen van spiritualiteit (meditatie, kerklied, gemeenschappelijke vieringen rondom Woord en sacrament, liturgische praxis enz.)

Ik geef Lamfers graag toe dat hier een teer punt ligt. In het huidig universitair klimaat waarbij men in de wetenschap vaak uitgaat van een methodisch atheïsme, is het niet eenvoudig om overeenkomstig het adagium van Voetius scientia en pietas, wetenschap en vroomheid bij elkaar te houden. De theologiebeoefening vormt daar geen uitzondering op. En juist bij veel studenten is er de roep om spiritualiteit en om de explicitering van de verbinding tussen geloof, kerk en theologie.

Maar of je de verlegenheden oplost door Finkenwalde als het ware los te maken van de setting van het seminarie in de jaren '30 en over te planten naar de universiteit is voor mij de grote vraag.

Wat moet ik me bovendien voorstellen bij 'wekelijkse vieringen van Schrift en Tafel voor heel de theologische faculteit'? Nog afgezien van het feit dat 'heel de faculteit' ook de staatsopleiding omvat die geen enkele kerkelijke binding kent, Avondmaal vieren doe je in de gemeenschap van de gemeente en niet aan een faculteit. De voorstellen van de auteur zijn van dien aard dat de lezer het vermoeden heeft dat Lamfers weinig op de hoogte is van de gang van zaken binnen de huidige kerkelijke opleiding (zowel aan de universiteit als op Hydepark). Bovendien gaan ze volledig voorbij aan de situatie van een openbare en plurale staatsfaculteit met zijn duplex-ordo structuur en lopen daardoor gevaar terecht te komen in de categorie 'luchtfietserij'. Dat is jammer, want de zorg van de auteur ten aanzien van de spiritualiteit van de aanstaande predikant herken ik. Het zal inderdaad aankomen op een goede verbinding tussen theologie als wetenschap en een door de Schriften gevoede spiritualiteit. Maar het enthousiasme van de auteur voor zijn onderwerp heeft hem verleid tot uitspraken die niet beargumenteerd worden en dat is toch voor een dissertatie een eerste vereiste.

Ik zou verder ook nog wel eens willen doorpraten over de vraag of de lutheraan Bonhoeffer met zijn visie op liturgie dichter bij Van der Leeuw staat dan bij Noordmans. Als ik elders in het boek lees, dat voor Bonhoeffer muziek en symbolen in dienst van het Woord staan en geen eigen leven mogen leiden, dan doet deze concentratie op het Woord, evenals de verbinding van liturgie en de dienst in de wereld, bijvoorbeeld het opkomen voor de joden, mij meer aan Noordmans denken dan aan de sacramentstheologie van Van der Leeuw. Ook hier wordt mijns inziens te snel geponeerd en te weinig geanalyseerd.

Niettemin heb ik dit proefschrift geboeid gelezen, omdat het ons in aanraking brengt met één van die perioden uit de geschiedenis waarin duidelijk wordt wat de keus tussen belijden en verloochenen betekent. Men kan het gebeuren van Finkenwalde niet zomaar overbrengen naar een andere tijd. Noties als disciplina, broederschap, biecht en gemeenschap functioneerden in een situatie waarin de kerk botste op de aanspraken van een totalitair regiem. Zo'n situatie kan zich ook vandaag of morgen voordoen. De blijvende vraag die Bonhoeffer de kerk van vandaag stelt is of zij dan de weerbaarheid zal weten op te brengen die ontspringt aan de verbondenheid met Christus en beoefend wordt in de gemeenschap ten dienste van de wereld waarin zij van Christuswege geplaatst is. In die zin is de confrontatie met Bonhoeffer een ontdekkende en leerzame zaak! Deze getuige van Christus blijft boeien en inspireren. Ook de Bonhoeffer van Finkenwalde verdient vandaag gehoor!

  1. Boekencentrum, Zoetermeer 1998, 199 blz., F39,90