De sekse voorbij?
Ceci n'est pas une femme
Wat is de mens? Wat is de man? Wat is de vrouw? Met deze vragen bewegen we ons in het hart van de discussie. Graag wil ik proberen om mijn positie met andere woorden nog eens duidelijk neer te zetten. Daarvoor wil ik gebruik maken van een schilderij van René Magritte. Op een van zijn schilderijen zien we een pijp. En daaronder staat de tekst: Ceci n'est pas une pipe (dit is geen pijp). Op het eerste gezicht lijkt dit schilderij zichzelf tegen te spreken. Namelijk, je ziet een pijp en er staat onder dat het geen pijp is. Wat is hier aan de hand? Met dit schilderij heeft Magritte het conflict willen uitbeelden tussen symbool en werkelijkheid. Op het schilderij is een symbool afgebeeld. Een symbool van een pijp. Maar dit symbool valt niet samen met een 'echte' pijp. Het symbool bestaat uit enkele klodders verf. Maar een echte pijp bestaat uit hout, heeft een ruimtelijke vorm, heeft een bepaalde geur enz. Met andere woorden, symbool en werkelijkheid vallen niet samen.
Een beeld (symbool) valt niet samen met de werkelijkheid. Nu, dat geldt ook voor beelden over de mens. Voor beelden over de man. Voor beelden over de vrouw. Beelden drukken bepaalde opvattingen of ideeën uit. Als er één ding is wat ik in mijn boek heb willen benadrukken dan is het wel het volgende: elk beeld van een mens, man of vrouw doet aan de werkelijkheid te kort. Elk beeld van de man miskent zijn uniciteit. Elk beeld van de vrouw miskent haar individualiteit. Voor deze conclusie heb ik een lange aanloop nodig gehad. Ik heb me uitvoerig geconfronteerd met de verschillende tradities: de christelijke vrouwenbeweging, het moderne feminisme en het postmoderne feminisme (H2-H5). Daarna ben ik uitgebreid ingegaan op de veelzijdigheid van de werkelijkheid. Met als pendant: de veelzijdigheid van het kwaad. Met name het kwaad dat vrouwen aangedaan wordt (H6-H8). Tenslotte heb ik de vraag naar sekseverschillen aan de orde gesteld (H9). In het laatste hoofdstuk heb ik mijn eigen positie weergegeven.
Ik heb verschillende beelden uit de christelijke traditie, de moderne traditie en de postmoderne traditie naar voren gehaald. In de discussie heb ik de waarde en de beperkingen van deze beelden aangegeven. Tevens heb ik laten zien dat wetenschappelijk onderzoek naar man-vrouwverschillen geen bouwstenen levert voor bepaalde beelden. Beelden zijn per definitie eenzijdig. Beelden doen per definitie te kort aan de mens. Beelden miskennen de uniciteit en de individualiteit van 'de' vrouw. Zo gauw je probeert om 'de' vrouw in bepaalde beelden te vatten, kom je in conflict met de werkelijkheid. Met Magritte zou ik dan ook van al deze beelden willen zeggen: ceci n'est pas une femme.
Wat we overhouden is dit: de openbaring van God over het mens-zijn. De Bijbel tekent de mens als een verantwoordelijk wezen. Als een wezen dat antwoordt op de roep van God de Schepper, de mens om Hem te dienen. God vraagt de mens Hem te antwoorden. In een concrete situatie. Met al zijn of haar gaven. Seksuele gaven, sociale gaven en intellectuele gaven. Antwoorden aan God. Daarmee zou ik het mens-zijn willen karakteriseren. Dat heb ik willen uitdrukken in de titel van mijn boek: Sekse als antwoord. Deze metafoor bevrijdt ons van allerlei beelden. Met deze metafoor heb ik de mens, de man of de vrouw niet vast willen leggen op bepaalde rollen, eigenschappen of naturen. Maar wel heb ik de richting van het mens-zijn willen aangeven. Namelijk de gerichtheid op God de Schepper. Terecht schreef Heleen Keizer in Beweging dat mijn boek geen man- of vrouwbeeld geeft maar een mensbeeld.
Deze centrale gedachte is het meest duidelijk opgepikt door Gerie-Anne van den Brink-Blankesteijn. Zij wijst op de verwoestende werking van beelden. Zij wijst op de invloed van het kwaad. Zij benadrukt de eigen verantwoordelijkheid van de vrouw. Tegenover God. Tegenover zichzelf. Tegenover andere mensen. Van den Brink-Blankesteijn trekt persoonlijk een conclusie: zij kan zich niet meer terug trekken in de veilige wereld van frutsels en fornuis. Een wereld die de vrouw de gelegenheid geeft haar verantwoordelijkheid te ontvluchten.
Op de een of andere manier is deze centrale gedachte minder goed overgekomen bij Joke van Saane. Van Saane is bang dat de argeloze lezer of lezeres de indruk krijgt dat vrouwen vooral tot ontplooiing komen in relatie tot de man. Ik ben het met Van Saane eens dat onder de dekmantel van de liefde veel vrouwen in het huwelijk onderdrukt worden. Ik ben het ook met Van Saane eens dat in christelijk Nederland de gedachte overheerst dat vrouwen zich vooral ontplooien in relatie tot de man. Maar de laatste gedachte is niet de mijne. Deze laatste gedachte heb ik duidelijk afgewezen in de discussie over de positie 'sekse als scheppingsordening' (H3). Daar komt het volgende bij. In de bespreking van de christelijke traditie heb ik met name dié vrouwen naar voren gehaald die de eigen verantwoordelijkheid van de vrouw benadrukken (bijv. p 57-59, p 60-65, p 174). Tevens benadruk ik op meerdere plaatsen in mijn boek de uniciteit van het individu, van de man en van de vrouw (bijv. p 214-215, p 227-229). Ook heb ik laten zien dat de verantwoordelijkheid en individualiteit van de vrouw maar al te vaak in het huwelijk bedreigd worden (H7 en H8). Ik heb niet het gevoel dat Van Saane een argeloze lezer is. Maar de opvatting die zij bestrijdt is niet de mijne.
Sekseverschillen
Gerda van de Haar is het niet (geheel) eens met mijn positie. Zij stelt dat de sekse er wel degelijk toe doet. Zij gaat in haar bijdrage in op het denken van Luce Irigaray, die als geen ander geprobeerd heeft om sekseverschillen op positieve wijze te duiden. Zij vraagt zich af waarom ik haar opvattingen niet meer verwerkt heb.
Luce Irigaray heeft op bijzonder creatieve wijze nagedacht over de betekenis van sekseverschillen. In haar denken zijn twee lijnen te ontdekken. In de eerste plaats heeft zij het westerse denken ontmaskerd als mannelijk denken. In de tweede plaats heeft zij aandacht gevraagd voor fundamentele verschillen tussen de seksen. Op basis van de laatste gedachte concludeert Van de Haar dat het geslachtsverschil er werkelijk toe doet. Dat het uitmaakt of iemand man of vrouw is. Of een functie door een man of een vrouw vervuld wordt. Met Van de Haar ben ik van mening dat Luce Irigaray een belangrijke bijdrage aan het feminisme geleverd heeft. Door een radicale herinterpretatie van de psycho-analyse komt Irigaray tot een beschrijving van de fundamentele verschillen tussen de seksen. Een beschrijving die aan het denken zet. In mijn boek heb ik de bijdrage van Irigaray dan ook positief gewaardeerd (p 202, 205).
Ik ga minder ver dan Luce Irigaray. Op basis van vakwetenschappelijke en wijsgerige analyses ben ik ook van mening dat sekseverschillen belangrijk zijn. Dat sekseverschillen een invloed hebben op de ontwikkeling van de vrucht tot baby en van baby tot volwassene (p 201-206). Maar ik durf niet te omschrijven wat die verschillen precies zijn. En wel omdat de ontwikkeling tot man en tot vrouw door een groot aantal factoren beïnvloed wordt. Niet alleen door biologische of psychische verschillen. Van de Haar schrijft: 'Het maakt uit of iemand man of vrouw is. Of een beroep door een vrouw of door een man wordt uitgeoefend. Of de rechter, de minister vrouw dan wel man is. Wat de sekse is van de cassière'. Van de Haar heeft gelijk: het maakt uit - het is zelfs wezenlijk - voor de identiteit van het individu of iemand man of vrouw is. Maar er moet meer gezegd worden. Het maakt ook uit of iemand hetero- of homoseksueel is. Het maakt uit of iemand wit of zwart is. Het maakt uit of iemand in zijn of haar jeugd wel of niet misbruikt wordt. Het maakt uit of iemand in een arbeidersgezin of in een domineesgezin geboren wordt. Het maakt uit of iemand alleen door het leven gaat of in intieme relatie leeft. En zo kan ik nog veel meer factoren noemen. Irigaray weet niet duidelijk te maken wáárom de psychische verschillen overheersen. Ook kan ze de relatie tussen de psychische verschillen en sekseverschillen niet hard maken.
Daarnaast speelt het volgende. In lezingen wordt mij vaak gevraagd om precies te vertellen wat het verschil tussen mannen en vrouwen is. De achtergrond van deze vraag is meestal een stuk onzekerheid over rol van man en vrouw (N.B. Van de Haar spreekt niet over rol of taak, maar over identiteit). Het liefste hoort men dan van mij iets in de trant van: mannen hebben die en die eigenschappen en vrouwen die en die. Dus als het gaat om de invulling van je leven dan zijn mannen geschikt voor dit soort rollen en vrouwen voor dat soort rollen. Nu dat wil ik juist niet. In de eerste plaats heb ik laten zien dat de Bijbel nergens spreekt over een verschillende rol of opdracht voor de beide seksen. In de tweede plaats heb ik laten zien dat wetenschappelijk onderzoek geen enkele aanwijzing geeft voor sekse-specifieke eigenschappen en vaardigheden. Daarom heb ik de posities 'sekse als scheppingsordening' en 'sekse als gave' verworpen. De gedachte dat sekse bepalend is voor een rol of opdracht, verdraagt zich niet met de bijbelse gedachte van de eigen verantwoordelijkheid. Anders gezegd, de posities 'sekse als scheppingsordening' en 'sekse als gave' verwoorden een beeld van de vrouw en van de man dat aan de individualiteit en uniciteit van de vrouw en van de man te kort doet.
Kritiek
Joke van Saane plaatst kritische aantekeningen bij mijn boek. Zij verwijt mij dat ik me onvoldoende realiseer dat een neutrale en objectieve beschrijving van het feminisme niet mogelijk is. Zij is van mening dat ik op willekeurige wijze mijn literatuur selecteer. En dat ik de literatuur uitsluitend gebruik om tot mijn eigen conclusies te komen. Ze stelt dat ik daarmee vrouwen zelfs nog een keer gebruik. Kortom, nogal forse kritiek. Ik herken mijn boek niet in de kritiek van Van Saane. En ik wil ook aangeven waarom.
In het eerste hoofdstuk van mijn boek heb ik expliciet verwoord dat nadenken over de positie van man en vrouw niet neutraal is. Basisopvattingen over mens en werkelijkheid spelen een wezenlijke rol. Ik heb aangegeven welke basisopvattingen een rol spelen in de verschillende benaderingen in het feminisme. Tevens heb ik aangegeven wat mijn eigen achtergrond is. In het tiende hoofdstuk ben ik daar weer expliciet op ingegaan. En in het negende hoofdstuk heb ik de vermeende neutraliteit van de wetenschap met een keur aan argumenten aan de kaak gesteld. De conclusie is dan ook dat ik uitvoerig aangegeven heb dat een neutrale positie niet mogelijk is. Het verwijt van Van Saane is niet terecht.
Ik ben het met Van Saane eens dat elke beschrijving van het feminisme eigenlijk een constructie is (Van Saane gebruikt zelf het woord 'constructie' niet). In elke beschrijving spelen sociale, politieke en religieuze factoren een rol. Ook zal de sekse van de onderzoeker of onderzoekster invloed uitoefenen. De invloed van dit soort factoren is uitvoerig beschreven door het sociaal-constructivisme. Aan elke constructie - of deze nu levensbeschouwelijk of sekse bepaald is - mag de vraag gesteld worden in hoeverre zij recht doet aan de werkelijkheid. Concreet: in hoeverre doet mijn boek recht aan de werkelijkheid van 'het' feminisme?
Als voorbeeld van willekeurig gebruik van de feministische literatuur wijst van Saane op het ontbreken van De schaamte voorbij van Anja Meulenbelt in de literatuurlijst. In mijn boek heb ik veel aandacht gegeven aan de verschillende perspectieven of invalshoeken. Het eerste deel is daar volledig aan gewijd. Een andere benadering zou ook mogelijk zijn geweest. Ik denk bijvoorbeeld aan het proefschrift van Irene Costera Meijer getiteld Het persoonlijke wordt politiek. Meijer selecteert haar materiaal naar de invloed die het heeft gehad. Daarom geeft zij bijvoorbeeld veel aandacht aan het boek De schaamte voorbij van Anja Meulenbelt. Mijn doelstelling in het eerste deel was de beschrijving van de verschillende perspectieven of tradities. Vanuit deze doelstelling was het niet nodig om aandacht te geven aan De schaamte voorbij van Meulenbelt (ik heb het wel gelezen). Maar wél was het nodig om te verwijzen naar een ander boek van haar, namelijk Feminisme en socialisme. En dat heb ik gedaan.
Een andere stelling van Van Saane is dat ik een willekeurige beschrijving van 'het' feminisme geef. In mijn beschrijving van de verschillende tradities heb ik mij in het algemeen aangesloten bij de indelingen die in het vakgebied gegeven worden. Tevens heb ik de meest kenmerkende denkers besproken. Waarbij ik - zo mogelijk - extra aandacht heb gegeven aan Nederlandse auteurs. Natuurlijk heb ik keuzes gemaakt. Op twee punten ben ik inderdaad afgeweken van de standaardindelingen. Ik heb de indruk dat Van Saane met name daarover valt. Ik wil graag rekenschap geven van deze afwijkingen.
Allereerst heb ik uitgebreid aandacht gegeven aan de christelijke traditie. Ik heb onbekende vertegenwoordigsters van deze traditie naar voren gehaald. En bewust. Zij hadden iets te zeggen. Ik denk bijvoorbeeld aan het mooie boekje Vrouw en studie van Mary Barger. In de feministische literatuur wordt nauwelijks aandacht gegeven aan de christelijke traditie. En als het wel gebeurd, dan wordt deze traditie zelden recht gedaan. Postmodern uitgedrukt: de christelijke traditie wordt uitgesloten. En: christelijke vrouwen worden gemarginaliseerd. Naar mijn mening ten onrechte. En ik heb mijn standpunt breed gedocumenteerd.
Een andere afwijking van de gangbare indeling betreft het onderbrengen van de feministische theologie in het hoofdstuk over het postmoderne feminisme. Ik begrijp de kritiek van Van Saane (en van Van de Haar). Ik moet ook eerlijk zeggen dat ik tijdens het schrijven van het boek getwijfeld heb tussen plaatsing in het hoofdstuk over de christelijke traditie of in dat over de postmoderne traditie. De feministische theologie is dan ook meerdere keren 'verhuisd' van het ene hoofdstuk naar het andere en terug. Uiteindelijk heb ik gekozen voor onderbrenging bij het postmoderne feminisme. En wel vanwege de wijze van argumenteren (zie p 104). Op zich een te verdedigen keuze.
Kwaad
In alle drie de reacties wordt uitgebreid ingegaan op mijn analyse van het kwaad tegen de vrouw. Op dit punt zien we een verschil tussen Van den Brink-Blankesteijn en Van de Haar enerzijds en Van Saane anderzijds. De eerste twee hebben veel waardering voor mijn analyse. De laatste oefent scherpe kritiek uit.
Van Saane schrijft dat ik niet weet door te dringen tot de ervaring van het kwaad. Zij verwijt mij dat ik het kwaad niet van binnenuit beschrijf maar dat ik het objectiveer. Ik kan deze kritiek niet plaatsen. Uitdrukkelijk bespreek ik de vraag op welke manier we met het kwaad wel en niet kunnen omgaan. Ik schrijf dat niemand kan treden in de ervaringen van anderen. En dat nadenken over het kwaad bescheidenheid en schroom vraagt (p 136). Met verwijzing naar Ricoeur geef ik aan dat we het kwaad denkend niet kunnen vangen (p 136). Ook schrijf ik dat het gevaar van een theoretische analyse van het kwaad is dat vervlakking en distantie optreedt (p 153). Ik heb niet de pretentie gehad om het kwaad van binnenuit te beschrijven. Wel heb ik de ervaringen van vrouwen serieus genomen. Beschrijving van deze ervaringen en de analyse daarvan mogen beide hun plaats hebben. Het onderscheid zoals Van Saane dat beschrijft tussen 'objectief' en 'subjectief' is wijsgerig niet houdbaar. Evenals de verbinding die zij legt met 'mannelijk' denken. Denk aan de kritiek van het postmoderne feminisme op het moderne feminisme. Tenslotte. Van Saane stelt dat ik de feministische literatuur uitsluitend gebruik om tot mijn eigen conclusies te komen en dat ik op deze manier vrouwen nog een keer gebruik. Eerlijk gezegd, ik herken noch mijn zorgvuldige analyse noch mijn intenties in deze stellige bewering.
Slot
Met mijn boek heb ik een bijdrage willen leveren tot de discussie over de positie van man en vrouw in huwelijk, gezin, kerk en samenleving. Ik ben tot de conclusie gekomen dat de metaforen die in de christelijke traditie gebruikt worden - 'sekse als scheppingsordening' en 'sekse als gave' - niet voldoen. Ik heb een nieuwe metafoor voorgesteld. Een metafoor die man of vrouw niet in bepaalde beelden perst. Maar die wel de richting van het mens-zijn vastlegt. Ik heb de nadruk gelegd op het antwoorden aan God. De metafoor 'sekse als antwoord' geeft ons geen pasklare antwoorden op onze vragen. Maar dat kan ook niet. De essentie van verantwoordelijkheid is juist dat er geen pasklare antwoorden zijn.