De projectie van een betere toekomst
Goudzwaard groeide op in Delft. Hij was zes jaar oud toen de Duitsers ons land binnenvielen. De gebeurtenissen uit die tijd maakten hem al vroeg duidelijk dat er meer was dan Nederland. "Je had te maken met Duitsers die in je eigen land zaten. Je had te maken met een verzetsbeweging waar je vader bij zat. In Delft zag je de bordjes met 'Juden nicht erwunscht' en 's nachts hoorde je het geluid van de bommenwerpers van de Engelsen en de Amerikanen. Gesprekken gingen erover of Rusland mee zou doen aan de oorlog. Van meet af aan zat je in een discussie die ook Europees was, die meer dan alleen maar Nederlands was. De koningin zat tenslotte ook in Engeland."
Goudzwaard studeerde economie in Rotterdam, omdat je met HBS-a niet zo veel keuze had. De motivatie voor deze studie kwam later en is gebleven. Hij doceert al meer dan 25 jaar het vak economie aan de studenten sociologie en politicologie van de Vrije Universiteit in Amsterdam. Tussen de Erasmusuniversiteit en de Vrije Universiteit was hij actief in de landelijke politiek. Hij was achtereenvolgens wetenschappelijk medewerker van de Kuyperstichting, fractiemedewerker en kamerlid voor de ARP. In 1971 kreeg Goudzwaard een betrekking aan de Vrije Universiteit. Hij bleef actief in de politiek, want in 1977 was hij voorzitter van de programcommissie van het CDA. Principiële verschillen zorgden voor verwijdering tussen hem en de partij, waardoor zijn politieke activiteiten staakten.
"Ik zat nog in de Kuyperstichting toen Zijlstra, Jelle Zijlstra, een opdracht kreeg van de Europese commissie om een rapport te schrijven. Hij vroeg mij, een nog jonge econoom uit de Kuyperstichting, om assistentie. Hij heeft een paar zinnen in het concept veranderd, en de inleiding, een hoofdstuk en het slot geschreven. Toen vond hij dat mijn naam er ook bij moest. Daar was ik wel trots op. In 1966 kwam het rapport uit, 'Economische politiek en concurrentieproblematiek in de EEG en de lidstaten'. Ik ben ook lid geweest van de commissie-Spierenburg, die zich de vraag moest stellen over de toekomst van de Europese gemeenschap. Dat was een overheidscommissie die gerapporteerd heeft aan de minister van Buitenlandse Zaken. Op die manier is Europa er in de politiek steeds bij geweest. Het had wel mijn belangstelling, maar tegelijkertijd merkte ik dat ik met de gangbare Europaconceptie steeds meer moeite kreeg."
De Europese Gemeenschap bestaat sinds 1957. Nederland hoorde bij de eerste zes landen van de gemeenschap. Hoe leefde dat destijds in Nederland?
"In die tijd leefde vrij sterk de gedachte dat er in Europa twee wereldoorlogen zijn ontstaan; en dat we dus moesten leren op een andere manier met elkaar om te gaan dan de controverse. Als er een mogelijkheid is om in Europa de vrede te bevorderen en te leren samenwerken, moest je dat niet laten. Tegenstemmen kwamen van hen die zich afvroegen of de soevereiniteit van Nederland er niet aan zou gaan. Ik heb zelf ook wel met die vraag gezeten. Ik herinner me dat er spreekbeurten waren met voor en tegenstanders van de Europese integratie. In het beginselprogramma van de ARP was de Europese samenwerking gefundeerd op de noodzaak van de eis van gerechtigheid, publieke gerechtigheid. Die neemt soms zulke dimensies aan, dat bepaalde bevoegdheden beter supranationaal kunnen worden uitgeoefend dan nationaal. Dus de normatieve eis voorop, zonder de Nederlandse soevereiniteit op te geven.
Er kondigden zich wel problemen aan. De formule van de Europese Gemeenschap is de formule van het neo-liberalisme. Het neo-liberalisme denkt in termen van een markteconomie, met daaromheen een aantal randvoorwaarden. Dus je laat de markt werken zoals ze werkt, maar de overheid zet er wel een aantal voorzieningen omheen, zoals milieubeleid, sociaal beleid, landbouwbeleid, en dergelijke. In de loop van de tijd zie je echter dat de markt heel sterk tot ontwikkeling komt, en in feite het functioneren van die instrumenten daaromheen voor zich gaat opeisen. Het is moeilijk om dat dominante economische proces tot de orde te roepen. Want aan de economische ontwikkeling is een toekomstverwachting verbonden; het geloof in het westen dat je zonder vooruitgang niet leven kan. Waarbij wat stil staat en niet voldoende meegaat, al vrij snel wordt beschouwd als iets waarvoor minder respect hoeft te zijn dan voor wat productief is. Dat is zo westers!
Dit geldt voor de nationale regeringen voor een deel ook, maar sommige lidstaten, bijvoorbeeld Frankrijk, hechten toch meer betekenis aan een eigen economische orde, aan een eigen vorm van sociale politiek. Die landen worden met argusogen bekeken vanuit Brussel."
De kracht van de politiek neemt af en van het bedrijfsleven neemt toe, kun je nog wel iets van de Europese politiek verwachten?
"Het is de vraag of je economische factoren bij voorbaat opbergt in het hokje 'verdoemd', of dat je ze wilt adresseren op verantwoordelijkheid. Er is een maatschappelijk beraad nodig om te gaan zeggen waar de verantwoordelijkheden liggen die we met elkaar moeten dragen. Ik zit zelf, vanuit de sectie 'sociale vragen' van de Raad van kerken, bij het overleg met Shell. Shell heeft twee jaar geleden een gesprek aangevraagd met de Raad van kerken. Dat was naar aanleiding van de affaire met de Brent Spar, omdat ze toen gemerkt hebben dat ze de publieke opinie verkeerd hadden ingeschat. De Raad van kerken wilde meedoen, mits het niet voor publiciteitsdoeleinden zou zijn. Een andere voorwaarde was dat het een serieus gesprek moest zijn over vooronderstellingen aan beide kanten, niet alleen over Brent Spar, maar ook over milieu en mensenrechten in Nigeria."
In de jaren zeventig dacht men dat het mogelijk moest zijn om instituties bovennationaal te krijgen. Nu zie je dat de meerderheid zegt dat het niet lukt, dat de Siciliaan en de Laplander niet zoveel met elkaar hebben. Je voelt je verbonden aan je eigen land door de taal en instituties die al eeuwen bestaan. Brussel en Straatsburg zijn ver weg. Het is eigenlijk logisch dat het om geld gaat en niet om een politiek debat. Is het wel mogelijk om die economische drijfveren te beperken?
"Ofwel je slaagt erin Europa meer normatieve dimensies toe te voegen, en daar horen dan wel zaken bij in de sfeer van de publieke gerechtigheid voor achtergebleven regio's, en de zorg voor het milieu als integraal onderdeel van het beleid. Als dat niet haalbaar is, dan zie ik liever vormen van Europese economische samenwerking ontstaan, die doen denken aan een vrijhandelsgebied, en meer ruimte laten voor het eigen functioneren van landen en naties daarbinnen, meer open en minder economisch. Daarin zal ik kritischer zijn dan menig ander, want ik zie dan die kans op een breder Europa wijken."
Wat moet er gebeuren om het tij te keren?
"De economie is niet meer de economie van de voorzorg. Het is een tunneleconomie, de economie van de nazorg. Eerst presteren, en daarna hebben we voldoende geld en mogelijkheden voor milieu en ontwikkelingssamenwerking. De vraag naar het alternatief is een moeilijke vraag. Het is niet alleen een institutionele vraag, het is ook een culturele vraag. De vraag is dan die van Visser 't Hooft: is er niet een religieuze dimensie bij de toekomst van Europa? Wil Europa iets afweten van keren, omkeren, bekeren? Als blijkt dat Europa keer op keer weigert bredere dimensies aan zijn taken toe te voegen die met voorzorg te maken hebben, heb ik liever een vorm van economische samenwerking die lichter is, waarbij meer dimensies open zijn en waarbij de welvaartsontwikkeling mogelijk lager ligt dan je ooit gemeenschappelijk zou hebben bereikt.
Ik ben het niet eens met de mensen die vinden dat de groei moet worden stopgezet; het ligt genuanceerder. Nu ligt het accent heel sterk op economische productiegroei. In contrast met de tunneleconomie, ben ik voor een ander type groei, die meer doet denken aan een boom. Bij een boom zijn cellen ingeschakeld bij de groei, hij draagt vruchten en de ondergrond wordt niet belast. Dat is mogelijk omdat de boom de wijsheid heeft dat hij niet tot in de hemel kan groeien. Er is economisch een mogelijkheid om te zeggen: wij gaan ons oriënteren op vruchtdragendheid, namelijk dat mensen zinvol werk hebben, dat de dienstverlening in stand blijft, dat de basisbehoeften kunnen worden bevredigd."
De weg naar voren
"Een van de ergste boeken die geschreven zijn over Europa, is het boek van de Duitse filosoof, Peter Sloterdijk (Europa, mocht het ooit wakker worden, 1994). Hij geeft, in de stijl van de Verlichting, het concept van een Europa dat opnieuw de leiding moet nemen in de geschiedenis. Hij zinspeelt tussen de regels door op de mogelijkheid van een 'vierde rijk'. Hij kijkt met minachting neer op het bureaucratisch gedoe van Brussel. Als contrast neemt ik Walter Benjamin. Hij liet ons zijn Philosofische Thesen na. Hij meent dat de westerse samenleving, wanneer er diepe problemen zijn, altijd de weg inslaat van een projectie van een betere toekomst. Vanuit zijn joodse levensbesef zegt hij dan ook dat wij de toekomst te centraal hebben gesteld, zo centraal dat we het verleden en het heden niet meer eren. Europa kiest altijd de weg naar voren, de projectie van het al maar beter worden. Maar wat voor soort van lijden en verdriet zal met dit Europa gepaard gaan, zeker als het de kant op gaat van Peter Sloterdijk? Daar zit mijn diepere zorg."
Mammon
De Europese christenheid, is dat een factor van belang? Gebeurt er iets in de bezinningsfeer?
"Er gebeurt wel iets, maar te weinig. In de Duitse Lutherse kerk heb je een studie gehad, die in plaatselijke kerken ook doorgesproken is. Er zijn ook enkele Europese oecumenische commissies, maar hun activiteiten laten heel veel nationale kerken binnen Europa onberoerd. Het lijkt alsof het heel moeilijk is om daar de probleemhorizon van Europa, aan de orde te stellen. De preken die ik hoor, komen niet verder dan of Nederland of de wereld. Dat Europa zijn eigen thematiek aan bezinning zou moeten hebben, is nog nauwelijks doorgedrongen."
Je ziet dat die maatschappelijke thema's, zoals het conciliair proces, een aantal jaren terug in de kerk aan de orde zijn geweest, en dat men er min of meer mee gestopt is.
"Maar dat was ook gelijk weer op dat wereldniveau betrokken. Dan gaat het over de hele wereld, en de hele wereld is wel heel ver weg voor een aantal mensen. Ik ben bezig met wat stukken te schrijven voor de WARC, de World Alliance of Reformed Churches. Dit werd vroeger ook wel de gereformeerde wereldbond genoemd. Vorig jaar is door de WARC uitgesproken dat we ons opnieuw voor de keus moeten stellen tussen God en de Mammon, vooral de kerken in Europa en Amerika. We zijn nu, in de termen van Diettrich Bonhoeffer, 'in statu confessiones'. Daar bedoelde Bonhoeffer mee dat de kerk in een toestand is gekomen waarin de kerk geroepen is haar Heer opnieuw te belijden. Dat was toen naar het nazisme toe. Nu zijn we naar de ontwikkelingen in de wereld ertoe geroepen om onze Heer te belijden als een betrouwbaarder kompas dan de Mammon. Ik hoop dat dit ook bij andere kerkgenootschappen als een positief thema wordt gezien."