Hogere sferen
Met zijn omvangrijke analytische studie over de ideeënwereld van Willem Bilderdijk (1756-1831), Hogere sferen, tot stand gekomen in een postdoctoraalonderzoek aan de Vrije Universiteit, pretendeert de historicus Joris van Eynatten een nieuw fundament te leggen onder het Bilderdijk-onderzoek.[1] De auteur leverde een opmerkelijke intellectuele prestatie: hij verwerkte enkele honderdduizenden regels van Bilderdijk en een duizendtal artikelen, tijdschriften, folianten en verzamelde werken over hem en zijn tijd. Duizelingwekkend, zoveel thema's als Bilderdijk onze auteur heeft aangereikt. In de literatuurlijst is Voltaire met 66 delen compleet vertegenwoordigd. Dat Kant ontbreekt, moet een vergissing zijn.
Wie was Bilderdijk volgens de auteur van deze intellectuele biografie? Noch calvinist, noch romanticus. Als denker was hij een christelijke conservatief. Moeilijk te vergelijken met Nederlandse tijdgenoten bij gebrek aan soortgelijk integraal onderzoek van hun ideeën. Binnen Bilderdijks denkwereld onderscheidt Van Eynatten niet één centrale hoofdgedachte - die benadering van Herman Bavinck beschouwt hij als een misvatting - maar drie hoofdlijnen: een augustiniaanse, een theosofische en een Romeins-aristocratische. Deze verschillende gedachten zijn verbonden door Bilderdijks conservatisme: de harde kern van zijn ideeënwereld. Dus toch één centrum, want 'in Bilderdijks ideeënwereld hangt alles met alles samen'. Zo wil de auteur dat zijn boek, waarin elk hoofdstuk op zichzelf staat, als eenheid wordt opgevat. Bilderdijks politieke ideeën zijn niet te vergelijken met die van een 'moderne conservatief' als Edmund Burke, al deelt hij diens opvatting dat de menselijke aard zondig is. Zijn politieke ideeën zijn eerder mystiek dan theocratisch. Als de elitaire, zij het niet erg grote denker Bilderdijk iets vertegenwoordigt, dan is dat de oecumenische orthodoxie. Bilderdijks geloof in God in Christus als de hoofdzaak en het wezen van de godsdienst noemt Van Eynatten een theologische reductie, die typerend is voor zijn weerstand tegen de neologie.
Niet gehinderd door bescheidenheid peilt de auteur de stand van zaken in het Bilderdijk-onderzoek, dat pas in het laatste decennium echt begonnen heet te zijn. Het werd vooral in de negentiende eeuw beheerst door eenzijdige en selectieve lezing van Bilderdijks werk. Op de receptie van Bilderdijk in protestantse kring wil de auteur niet ingaan. Zij was in elk geval partijdig en onkritisch, zoals blijkt uit de 'hagiografie' van Abraham Kuyper uit 1906. Bavinck komt er veel beter af, maar zijn essayistische beschouwing over de dichter en de denker is te weinig analytisch en mist de cultuur-historische achtergrond. Dat Bavinck daarenboven alle motieven in het werk van Bilderdijk tot één beginsel, de eenheid van God, terugbrengt, vertekent het beeld van de denker Bilderdijk.
Het boek gaat over de denker, niet over de mens Bilderdijk. Toch neemt Van Eynatten ook de mens Bilderdijk de maat. Zijn eindoordeel is genadeloos: een onbescheiden en luidruchtige individualist. Daarmee heeft hij zijn protagonist, 'een enigszins ongeleid projectiel in de Europese cultuurgeschiedenis', voor het publiek ontmanteld. Voor de vierschaar van Van Eynatten krijgt Bilderdijk verder te horen, dat hij als christen de mindere was van Van Alphen en Feith. Dat hij ook als dichter hun mindere was, vindt Van Eynatten oud nieuws. Daarvoor beroept hij zich op 'een oudere autoriteit (de Tachtiger Willem Kloos), die zich wat gebrek aan bescheidenheid betreft gemakkelijk met onze dichter kon meten'. Zo komt de literaire zijde van Bilderdijk, zoals de auteur in zijn inleiding beloofd had, terloops - zij het negatief - aan bod. Wel neemt hij de tijd om Bilderdijks literaire schatplichtigheid aan Lessing breed uit te meten.
Van Eynatten is vooral geïnteresseerd in Bilderdijk als lezer. Daarvoor heeft hij geput uit de inhoud van Bilderdijks boekenwijsheid. Zijn onderzoek schenkt zeer veel aandacht aan de vele, niet eerder verwerkte aantekeningen die Bilderdijk van zijn lectuur gemaakt heeft. Met dit type analyse, de herbronning van Bilderdijk, wordt zijn gedachtegoed gedetermineerd. Zo wordt de wereld van Bilderdijk herleid tot christelijke en theosofische gedachten van achttiende-eeuwse conservatieven en hun neoplatonische en kabbalistisch georiënteerde voorgangers. Die verbindingen zijn soms heel goed te traceren, maar vaker helemaal niet. Overeenkomsten worden gemakkelijk ontleningen genoemd. Dat Bilderdijk theosofische gedachten had, is niet erg opzienbarend. Ruim honderd jaar geleden, dus ver voor het echte Bilderdijk-onderzoek volgens Van Eynatten begonnen was, zag Busken Huet in Bilderdijk reeds een neoplatonisch theosoof. De auteur schaart zich meestal onder de critici van Bilderdijk en noemt zijn tegenspeler, de kantiaan Kinker, intellectueel zijn meerdere. Hij signaleert wel dat Kinker op het terrein van de godsdienst onmondig was, maar dat telt bij intellectuele vergelijking niet mee. Met zijn intellectuele maatstaf legt Van Eynatten Bilderdijk mijns inziens op een procrustusbed.
Van de manier waarop Bilderdijk de christelijke traditie heeft verwerkt, heeft Van Eynatten geen hoge dunk. Zijn verzet tegen de geest der eeuw was compromisloos en gemakkelijk, want hij hoefde geen rekenschap af te leggen aan dominee en kerk.
Dat Bilderdijk zich na zijn bekering in de eerste plaats tegenover God verantwoordelijk voelde, wat zijn lijden en zijn worsteling met zijn lot bepaald heeft, plaatst Van Eynatten in intellectueel licht: Bilderdijks bekering is vooral van intellectuele aard.
Ik ben van oordeel dat Van Eynatten de zelfstandige betekenis van Bilderdijk niet naar waarde schat. Dit is mede het gevolg van de door hem gebruikte methode. Bilderdijks ideeën zijn niet tot citaten uit door hem gelezen boeken te herleiden. Uit de vele uiteenlopende thema's geef ik een voorbeeld ter illustratie. Het belangrijkste thema in Bilderdijks werk is de drieëenheid. Waarom dit een 'conservatief mysterie' genoemd wordt, ontgaat mij. Uit Bilderdijks benadering blijkt verwantschap met Leibniz. Die geestverwantschap zou ik geen beperking willen noemen. De overeenkomst geeft slechts aan dat Bilderdijk Leibniz waardeerde. Hij verwerkte hem echter zelfstandig. In tegenstelling tot Leibniz verbindt Bilderdijk de christelijke drieëenheid namelijk ook met de joodse traditie en zoekt hij naar de relatie tussen de goddelijke personen en het verloop van de geschiedenis.
Bilderdijks 'filosemitisme' heeft volgens Van Eynatten in de latere gereformeerde traditie sporen nagelaten. De dissertatie van Van Klinken over de opvattingen van gereformeerden over het jodendom bewijst helaas het tegendeel. Het is bovendien algemeen bekend, dat Bilderdijks hagiograaf Abraham Kuyper geen filosemiet was en voor Israël buiten de (gereformeerde) kerk geen toekomst zag, waarvoor hij zich op Augustinus beriep. Bilderdijks verwerking van Augustinus komt nauwelijks uit de verf. Ieder weet dat Augustinus de christelijke traditie in het westen gestempeld heeft. De vraag is echter hoe Bilderdijk daarmee omging. Zijn eschatologische en chiliastische visie op de Europese geschiedenis past niet in de conceptie van Augustinus. Misschien zijn 'lijdelijke leven'. Van Eynatten vertekent die lijdelijkheid echter tot aangeboren lijdzaamheid, die Bilderdijk zorgvuldig gecultiveerd zou hebben. Bilderdijks geestelijke strijd lijkt misschien wel wat op die van Augustinus, maar heeft geen Confessiones opgeleverd. Dat Bilderdijk het Romeinse recht waardeerde, neemt niet weg, dat hij de Romeinse heerschappij die zich goddelijk gezag aanmatigde, veroordeeld heeft. De auteur geeft hieraan te weinig gewicht.
Het is Van Eynatten ontgaan, dat Bilderdijk zijn bronnen beoordeelde naar hun beste mogelijkheid. Wie dat kan, is een verlichte geest met onderscheidingsvermogen en kwaliteitsbesef. Bilderdijk is geen 'dromerige pantoffelheld' die heidense (classicistische) en christelijke ontologieën door elkaar haspelt, maar hij verenigt moed en geloof tot geloofsmoed. In het lijden van onze conservatief zit bovendien meer van de navolging van Jezus Christus dan Van Eynatten vermoedt. Daardoor komt zijn betekenis ver uit boven de laatste drie decennia van de achttiende eeuw. Volgens de historicus Gerretson had Bilderdijk drie vaderlanden: Nederland, het paradijs (Teisterbant) en de hemel. Van Eynatten zegt geworsteld te hebben met Bilderdijk, de hypochonder. Dat betekent dat hij hem in hogere sferen niet heeft ontmoet.
N.B. Dr. L. Engelfriet schreef een dissertatie over Bilderdijk: Bilderdijk en het Jodendom. Bilderdijks waardering van het joodse denken in confrontatie met zijn tijd. Verkrijgbaar voor ¦ 27,50 bij de auteur (Van Hoffenlaan 1, 6721 XC Bennekom, 0318 - 419 566).
- Uitg. Verloren, Hilversum 1998, 768 blz., F120,-