Impressies van een onderdompeling
Dit artikel heeft kop noch staart. De vorm vertolkt daarmee het gevoel van verwarring dat mij overkwam tijdens mijn studiereis naar The Gambia. Een van de discussies ter plekke had als simpel, maar doeltreffend vertrekpunt de volgende vraagstelling: is there a system in the madness (zwart Afrika); is there a madness in the system (wit Europa)? Wij rationele en perfect georganiseerde Europeanen - in de ogen van Afrikanen - herbergen Faust. Zij, de chaotisch georganiseerde Afrikaanse en door kolonialisme vernietigde samenlevingen, zij overleven: wat is hun geheim?
1. Banjul, donderdag 12 november 1998, 19.00 uur, zonsondergang. Dit is mijn tweede bezoek aan The Gambia, een West-Afrikaans land, Sub-Sahara, een niet meer dan 400 kilometer lange rivieroever, uitmondend in de Atlantische Oceaan. Engelssprekend - want voormalig Britse kolonie - omringd door Franstalig Senegal en bewoond door een tiental etnische groepen, waarvan de belangrijkste - Wollof, Mandinka, Jola en Fulani - ook te vinden zijn in overige delen van West-Afrika. Tien studenten van het Conservatorium van Amsterdam vormen mijn gezelschap. De chaos op het vliegveld is compleet: eenmaal buiten het hoofdgebouw, op weg naar de auto's, worden we omringd door een roepende en schreeuwende, aan je bagage sjorrende menigte jonge Afrikanen. Ze werpen zich op als kruier, drager, adviseur, geldwisselaar en tillen ongevraagd mijn bagagekarretje over een stoeprand, duwen naar links, rechts en schijnen te weten waar ik heen moet. Ik was hier op voorbereid, en loop zo onaangedaan als maar mogelijk door, probeer het heft in handen te houden. Mijn medereizigers vinden zo te zien ook geen patroon in de chaos; ze beleven een fascinerende, wilde aankomst. Het is warm, de geur exotisch. De autorit naar onze verblijfplaats, het Eo'len Center of West African Arts, gaat eerst over slecht asfalt, daarna over bultige zandwegen en wordt omlijst door een mooie nachtelijke tropenhemel en tientallen mysterieuze vuurtjes, ontelbare kraampjes en mini-winkeltjes, schimmige gestalten op de brede zandbanen langs de weg, het geluid van onverstaanbare stemmen. Het leven op straat gaat in de koelte van de avond volop door. Wat regelt hier eigenlijk het dag- en nachtritme?
2. Eo'len Center, Lamin, 13 november. Eerste lesdag met Afrikaans ritme. Hier zijn we voor gekomen. Wollofdrumming en kennismaking met de authentieke Afrikaanse onderwijstradities. Dat wil zeggen: door dagelijkse training (opgroeiend in een muzikantenfamilie dus gedurende je hele kindertijd en daarna) volgens de auditieve leerweg van voordoen/nadoen steeds beter worden in je spel. Masterdrummer Ibou Sekka en enkele van zijn zonen, behorend tot de kaste van gewel, de professionele musici in de Wollofsamenleving, hebben de leiding. Hoewel de drums luid over het lesterrein klinken, en ook ver daarbuiten te horen zijn, raken wij de instrumenten met geen hand aan. We moeten nog twee dagen wachten. Want onze leermeesters willen het anders: ritme staat niet op zichzelf maar is ondersteuning van de zang en dans van omstanders. Zo bestaat de eerste live kennismaking met de meest bekende expressie van Afrikaanse muziek - percussie - uit het aanleren van lastige dansbewegingen, variërend van sierlijk en flexibel tot wild solistisch, uit meedoen met aanmoedigend geschreeuw en reageren op losbarstende staccato ritmes van de trommen, uit het fysiek reageren op de timing en signalen van de drummers, uit alsmaar zingen van teksten waarin de vaste woorden door de solist worden aangevuld met actuele opmerkingen en uit het aanhoren van de wijze levenslessen van Ibou zelf. Langzaam wordt in deze kluwen iets van een patroon herkenbaar: muziek maken is hier geen individuele expressie, of het geven van een concert, maar is ritme, zang, dans, participatie, aanmoediging, toespraak en lyriek tegelijk. Letterlijk iedereen wordt deelgenoot van één samenhangend gebeuren. Dit holistisch gegeven zou mij drie dagen later echt duidelijk worden in het dorpje N'jawara. De muziek in deze traditioneel Afrikaanse samenleving is dienstbaar aan het dorpsleven zelf. Allen zij erbij betrokken: kinderen, ouders, dorpsoudsten, gasten. De meest kenmerkende opstelling is dan ook de cirkel, twee tot drie rijen dik. Geen concert, maar participatie, 'sharing', een muziekbeoefening zonder scheiding tussen musicus en publiek.
3. The Gambia zou je kunnen beschouwen als de open deur naar Afrika en de Afrikaanse cultuur dankzij de overvloed aan etnische groepen (stammen), zoals de Wollof, de Fulani, Mandinka, Jola, Serahuli en andere. Ze hebben elk hun eigen muziektradities die ter plekke duidelijk van elkaar onderscheiden worden, al beginnen ook vermengingen op te treden. Aan de kust, met name in de steden Banjul en Serrekunda, ontwikkelt zich thans een geheel eigen popmuziek waarin nadrukkelijk ook de etnisch muzikale achtergronden hoorbaar zij. Een verbindend gegeven is de griot (gewel of jali), een machtige traditie die terug reikt tot de 13e eeuw. Door de eeuwen heen is de culturele erfenis levend gehouden door deze professionele musici en storytellers. Ze bekleden een cruciale rol in de maatschappij. Door middel van hun liederen waken zij over de culturele waarden en historische verhalen van hun volk, en aarzelen niet om kritisch commentaar te geven op sociale en politieke situaties. In het verleden werden zij in dienst genomen door heersers en invloedrijke adellijke families. Tegenwoordig is men gedwongen dit patronaat op te geven en werken de traditionele musici meer freelance, alhoewel sommigen een uitweg gevonden hebben bij de radio- en cassette-industrie. Fulani griots trekken van dorp naar dorp en wachten op een uitnodiging om te komen spelen en zingen bij een of ander familiefeest. Zoals overal onthouden zij de mondeling overgeleverde kennis. Hun optredens (hirde: een sociale bijeenkomst) beantwoorden aan nauwkeurige regels:
a. Dank aan de gastheer en familie; hun namen worden geciteerd, hun verdiensten worden geprezen.
b. Er volgt een aantal gezegden, symbolisch voor de Fulanicultuur. De aanwezigen voelen bij het in herinnering brengen ervan een speciale nostalgie.
c. Een aantal religieuze gezegden volgt, de aanwezigheid van Allah wordt gesignaleerd. Gebeden uit de Koran volgen. Tegelijk worden de religieuze en muzikale kwaliteiten van het musicerend gezelschap onderstreept (en men noemt de plekken waar nog zal worden opgetreden...).
4. Tumanitenda, 22 en 23 november. Twee dagen bivakkeren in een Afrikaanse gemeenschap met in de namiddag en avond 'bijscholing' in Joladansen, aangevuurd door melodieuze (!) en virtuoze trommen. Dankzij onze Wolloftraining waren we duidelijk vrijmoediger geworden. Het bezoek aan dit dorpje met circa 300 inwoners bracht ons in contact met een beginnend project van ECCO: Education through Culture and Communication Organisation. ECCO is een initiatief van de Noorse musicus Helge Linaae, die nu meer dan vijfentwintig jaar in The Gambia woont. Het plan krijgt officiële erkenning van de overheid. Het streeft verbetering na van lokale economische omstandigheden door cultuur te 'verkopen'. ECCO wil een nieuw soort toerisme bevorderen waarbij geïnteresseerden in de dorpen komen, en met de traditionele leefwijze bekend raken: men kan met de dorpelingen mee de velden op, mee gaan vissen, de traditionele huizen bekijken, mee op jacht, hun feesten bijwonen. De bewoners verhuren kleine huisjes, gemaakt van leem, en gebouwd volgens de plaatselijke stijl. Niets is verplicht, men kan zelf een programma samenstellen, maar wel is alles bijzonder 'basic': geen hotelvoorzieningen, alleen plaatselijk voedsel, geen uitgaansleven. Hand in hand daarmee gaan de educatieve bedoelingen: de cultuur van het land - in het plaatsje Tumanitenda de Jolatraditie - kun je er ervaren uit de eerste hand. Muziek, dans, kunst, bouwtechnieken kan men ter plekke bestuderen en oefenen door contacten te leggen met lokale musici en kunstenaars. Daarmee treden de bestaande tradities uit hun isolement, krijgen nieuwe betekenis voor de toekomst en worden bekend gemaakt aan een groter publiek, Westers en Afrikaans.
5. Life in The Gambia brengt confrontaties op alle niveaus. Sociaal: ik voel me de verbijsterde Europeaan, zich geen raad wetend met gastvrijheid in een door en door arm land, een land dat het gevoel heeft opnieuw te moeten beginnen. Didactisch: muziek leren door sessies van eindeloos voordoen/nadoen, zonder notatie, uit het hoofd. Muzikaal: cyclische percussie met ononderbroken herhaling van hetzelfde, naast fantastisch gecompliceerde melodische stijlen. Erkenning van het kunstniveau: kolonialisme en slavernij hebben Afrika gedegradeerd tot 'primitief' en dit verleden verhindert mogelijk nog altijd het zicht op haar werkelijke artisticiteit. Dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld Indonesië met haar alom bewonderde gamelangeschiedenis, of India: sitar en zang. De honderden jaren oude culturen in deze voormalige kolonies ontmoeten tegenwoordig meer respect - mochten van Europa zelfs 'hoogculturen' heten - dan de even oude en diepgewortelde feodale tradities van Afrika beneden de Sahara. Ideologisch: is het Westen in staat tot interculturele communicatie en lukt Afrika haar wederopstanding? Kunnen beide missies samengaan?