Geloven in een maakbare wereld

Inleiding op het RRQR-congres 2003
In zijn Pensées huiverde de wiskundige Pascal van de oneindige ruimte waar de mens door de uitvinding van de lens letterlijk middenin terecht gekomen was . Enerzijds was daar de alzijdige, uitdijende zwarte ruimte rondom onze planeet, zichtbaar in de telescoop. Anderzijds de ruimte in de mens zelf. De wereld van de cellen, bloed- en haarvaten. Zichtbaar gemaakt door de lenzen van de microscoop. De mens vormde het onzekere middelpunt van dit uitgebreide, bewegende heelal.

De huiver van Pascal heeft het mensdom snel laten varen. De buitenwereld van de ruimte en de binnenwereld in de mens zijn de laatste eeuwen intensief geëxploreerd. En zoals Gagarin ooit al terugkwam met de mededeling God niet te hebben gezien tijdens zijn reis naar de maan, laten de neurowetenschappen steeds minder plek voor de ziel, het geloof, de wil. Alle menselijke ervaringen, gevoelens en gedachten zijn – volgens die wetenschappen – uiteindelijk niets meer dan effecten van een bepaalde brandstof waar de machinerie mee wordt gevoed.

Paradigma

Wapenveld behandelt dit jaar de vragen die opkomen uit de wereld van de bio- en neurowetenschap. Op dit gebied lijken wetenschap en techniek te zijn doorgedrongen tot de grensvlakken tussen dood en leven, tussen mens en machine. De gigantische wereld van de kleinste deeltjes wordt door onze specialisten blijmoedig geëxploreerd. En wellicht binnenkort geëxploiteerd. Met onmiskenbaar gevolgen voor de visie op mens en werkelijkheid, geloof en leven.
In de introductie op het jaarthema vraagt Aart Nederveen zich af welk paradigma van kracht is in de bio- en neurowetenschap [2]. Op welke wijze wordt tegen de werkelijkheid aangekeken, hoe wordt er mee omgegaan, welke uitspraken worden erop gebaseerd? En hoe beïnvloedt dit ons eigen leven, ons handelen, ons geloof? Precies dit zijn de vragen die we op het RRQR congres, op D.V. zaterdag 8 november, centraal willen stellen. En dan niet alleen voor bio- en neurowetenschap, maar breder, voor alle facetten van het leven.
Een belangrijk, maar zelden geëxpliciteerd onderdeel van dit paradigma lijkt de idee van maakbaarheid. Ze is zowel oorzaak als gevolg van de huidige ontwikkelingen in wetenschap en techniek. De waarde van nieuwe ontwikkelingen wordt bepaald door hun bruikbaarheid en rendement. Tegelijkertijd is mogelijke praktische vooruitgang dé reden om onderzoek uit te zetten. Wetenschap en techniek kunnen renderen, uitgaande van het feit dat de werkelijkheid maakbaar is. We zien om ons heen hoe dit streven doorwerkt in alle geledingen van de maatschappij, en ons stelt voor vragen over de grenzen van het menselijk handelen.
Op het congres willen we echter de relatie met ons eigen, kleine menselijk leven niet uit het oog verliezen. Want de effecten van alle technische ontwikkelingen zijn juist zo groot omdat we er gebruik van maken. We kunnen (laten) ingrijpen in ons leven, we kunnen de werkelijkheid naar onze hand zetten, we kunnen onze gezinsvorming plannen (in ieder geval uitstellen), en doen er veelal ons voordeel mee. Deze vormen van maakbaarheid en beheersing komen ons dicht op de huid. Ze raken ons heel persoonlijk, in gedachten over opvoeding, in medisch-ethische vraagstukken en in ons Godsgeloof.
De vraag hoe we dit alles rijmen met het geloof in een scheppend God van wie we belijden dat alle dingen in Zijn hand zijn, schuiven we vaak voor ons uit. Voor veel wetenschappers blijkt het uitermate moeilijk om te komen tot een integratie van de technische, maakbare wereld, en de wereld van het geloof. Als er al geloof resteert, overleeft dat in een wereld naast die van de wetenschap. Het werk van Van de Beukel is – ook in deze zin – voorbeeldig.

Utopie en schaduwzijden

‘Wetenschap is de weg naar een hemel op aarde. In de toekomst zullen de mensen gelijk zijn aan hun scheppers, de Elohim. (…) En dankzij de wetenschap staan wij nu op het punt leven te scheppen.’ Zo luidt het ‘evangelie’ van Raël, de Frans-Canadese paus van de Raelian sekte, tijdens een interview vorig jaar september [3]. De kloneringstechniek heeft uiteindelijk de mens tot God gemaakt. ‘De volgende stap is het scheppen van een compleet dier en daarna zullen we in staat zijn een compleet synthetisch mens te bouwen, enkel uit chemicaliën (…) Kloneren is de sleutel om ons het eeuwige leven te geven.’ Aldus het vervolg van het interview. Hier klinkt de grenzeloze hoogmoed van de mens die denkt alles te kunnen maken. Diverse wetenschappers beweren de eerste menselijke kloon ter wereld te hebben gebracht. Achter de technische maakbaarheid ligt blijkbaar het streven naar een verder gelegen doel, naar te worden als God. Naar de utopie van de hemel op aarde.
Achterhuis ziet achter de maakbaarheid een utopisch streven. ‘Mensen kunnen de samenleving zo inrichten dat harmonie in plaats van conflict hun verhoudingen kenmerkt, ze kunnen de natuur onderwerpen en beheersen zodat deze hun een overvloed aan producten verschaft, en ze kunnen hun medische kennis zo vergroten dat er een lang, gezond leven met een eeuwig durende jeugd in het verschiet ligt’ [4]. Toch zullen wetenschap en techniek het menselijk tekort niet oplossen. ‘Veel pijngevoel komt voort uit gedachten dat pijn uitgebannen kan worden. Daardoor wordt pijn ondraaglijk. Het is een utopische droom om te denken dat je dat technisch kunt beheersen’ [5].
Niet iedereen is daarvan overtuigd. De bepalende ontwikkelingen binnen genetica, de nanotechnologie en de robotica worden juist gedreven door de idee dat het menselijk tekort kan worden teruggedrongen met behulp van de techniek. Vermoordt de wetenschappelijke revolutie haar eigen kinderen?Volgens hen die uitgaan van de maakbaarheid en het geloof in de scheppende kracht van de mens, zullen bovengenoemde ontwikkelingen ons louter heil brengen. Er zijn echter ook ‘profeten’ die voorspellen dat de mens uiteindelijk zelf aan dergelijke ontwikkelingen zal worden onderworpen en in het ergste geval er door zal worden uitgeroeid. De wetenschappelijke revolutie die haar eigen kinderen vermoordt.
Zonder hierop verder in te gaan, moge wel duidelijk zijn dat alle technologische ontwikkelingen hun schaduwzijden kennen. Allereerst ontstaan er uiterst complexe ethische dilemma’s. Daarnaast komt de omgang met de medemens onder druk te staan. Dit kan geïllustreerd worden aan de hand van een aantal voorbeelden: Allereerst de schrijnende rechtszaak rond de wrongfull birth en wrongfull life claim van het meisje Kelly. Het nu negenjarige meisje Kelly is ernstig gehandicapt ter wereld gekomen en lijdt veel pijn. Haar ouders betogen dat zij niet zou hebben bestaan, als de verloskundige tijdens de zwangerschap prenataal onderzoek naar genetische afwijkingen had laten uitvoeren. De moeder had hierom gevraagd. De claim is toegewezen. Blijkbaar kan de gederfde levensvreugd worden berekend en omgezet in klinkende munt. In een wereld waarin alles maakbaar is, kunnen we niet meer omgaan met iets wat in onze ogen ‘fout gemaakt’ is. Safranski merkt in het kader van de discussie over de eugenetica dan ook op: ‘Bij de vaststelling van de mensenrechten zullen we er in de toekomst over moeten nadenken of de mens er het recht op heeft om te worden geboren in plaats van te worden gemaakt; of hij er recht op heeft dat zijn aangeboren eigenschappen alleen worden bepaald door het toeval, het noodlot of, voor zover men daaraan gelooft, de hogere bestemming, en niet door een planmatige productie’ [6].
Een tweede voorbeeld komt uit de gezondheidszorg, waar langzaam verzet komt tegen het streven naar maakbaarheid. In een landelijk blad voor de gezondheidszorg verscheen onlangs een column over recente ontwikkelingen binnen hulpverleningsland. De auteur hekelt het beleid waarin vooral aandacht is voor Efficiëntie, Productie, Evidence-based (wetenschappelijk verantwoord), Doelgerichtheid en Lucrativiteit. In de huidige ontwikkelingen is de unieke mens vervangen door een nummer; en is er geen plaats meer voor het troosten, bemoedigen en hoop bieden; zaken die ooit de gebrokenheid draaglijk maakten. Alles lijkt nu te draaien om de hierboven genoemde termen van maakbaarheid, meetbaarheid en bovenal winst.
Tot slot nam pedagoog Micha de Winter het streven van moderne ouders naar het ‘perfecte kind’ recentelijk zwaar onder vuur [7]. Schooltests, tweetalig VWO, pianoles, hockey etc. het kind moet presteren. Wanneer het kind niet kan voldoen aan het ideaalbeeld van de ouders, verschuilen ze zich achter een medisch etiket: autisme, ADHD of dyslectisch. Niet de opvoeding faalt, hun kind heeft een afwijking. Het kind is het privé-project van ouders en moet zo gevormd en geprogrammeerd worden als de ouders het wensen.

Geloof en maakbaarheid

Wat de vragen rond het maakbaarheidsstreven in onze samenleving extra moeilijk maakt, is het feit dat we veel technische producten dankbaar gebruiken. Het idee dat we de wereld kunnen maken en beheersen heeft ons geen windeieren gelegd. De hele technische ontwikkeling vanaf de middeleeuwen kan in meer of mindere mate beschouwd worden als een streven naar het realiseren van een ideaalbeeld. Dat streven heeft ongetwijfeld heel veel goede dingen opgeleverd, een hogere levensstandaard en een levensverwachting. Medische techniek heeft ons van veel kwalen verlost, zware lichamelijke arbeid is verlicht en de honger van velen is gestild. Bovendien kunnen we niet meer zonder de techniek. Het is ondenkbaar dat de huidige wereldbevolking op een aanvaardbare bestaansgrond zou kunnen leven, dat wereldsteden zouden kunnen functioneren zonder de moderne wetenschap en techniek.
Punt is echter wel dat techniek geen neutraal middel is. Het gebruik van de producten is niet zonder gevolgen. Techniek verandert de maatschappij, mens en godsbeeld. Heel scherp is dit geïllustreerd door Geert Mak. In zijn boek Hoe God verdween uit Jorwerd beschrijft hij hoe het geloof in God vervangen wordt door het geloof in eigen kunnen. ‘In de moderne verzorgingsstaat leek geen onontkoombaar noodlot meer te bestaan. Dankzij medische techniek en sociale zekerheid hadden de mensen kans gezien om dood, rampspoed en ellende uit te bannen, te beheersen of althans naar de marges van het bestaan weg te drukken. (…) Het besef van tragiek, de erkenning dat er in een leven onontkoombare gebeurtenissen konden plaatsvinden, het leek vervangen door het idee dat alles maakbaar was, of herstelbaar, of op zijn minst in geld compenseerbaar. Daarmee veranderde er ook iets in de houding van mensen ten opzichte van de natuur – al was dat een veel subtieler proces. In Jorwerd was dat eigenlijk alleen maar meetbaar in het almaar dalende aantal bezoekers van de bid- en dankdiensten voor het gewas, die vanouds elk voor- en najaar in de kerk werden gehouden. Dankzij de moderne techniek kregen de boeren de indruk dat ze de natuur steeds beter in de hand hadden. Dat deed hun angsten afnemen, maar het verminderde ook hun ontzag voor het Hogere’ [8].

Hetzelfde geldt voor ons, in onze tijd. Hedendaagse technieken veranderen onze manier van leven en communiceren. We gaan lijken op onze apparaten. Veel informatie, weinig wijsheid en diepgang. Onze gesprekken zijn efficiënt, doelgericht, functioneel. We gaan lijken op onze apparaten: veel informatie, weinig wijsheidWie vaak internet gebruikt, neemt als vanzelf het denkpatroon van een computer over [9]. Daarnaast raakt het de manier waarop we in de kerk staan. Kerkelijke beleidsplannen gaan uit van te organiseren processen. Het luisteren naar de preek kan een moeizame zaak worden voor wie leeft in een netwerk van technologie.
In de maakbare wereld, die voorspeld en beheerst kan worden, is steeds minder plaats voor onmeetbare grootheden als geloof, ziel en God. Met de voortgang van de wetenschap ontgoddelijkt onze wereld. Eerst de schepping, inmiddels ook de mens. Hoe kunnen we nog geloven in een scheppende God, van wie we in zondag 10 van de Heidelberger Catechismus belijden dat ‘de almachtige en alomtegenwoordige kracht Gods, (…) hemel en aarde, mitsgaders alle schepselen, gelijk als met Zijn hand nog onderhoudt, (…) en (dat) alle dingen, niet bij geval, maar van Zijn Vaderlijke hand ons toekomen’.
Het lijkt cruciaal dat we komen tot een christelijke levenskunst in een vertechniseerde maatschappij. Onmisbaar daarin is de plaats van de dankbaarheid en verwondering. Uitdagend ook, tegenover alle maakbaarheid en ontevredenheid rondom en in ons:
‘(…) Ik pleit ervoor om tegenover het levensgevoel dat we recht hebben op het goede en het schone, te blijven zeggen dat we leven van genade, en dat de hoogste vreugde te beleven is in de dienst der dankbaarheid. Ik pleit ervoor om het leven in dankbaarheid te ontvangen, en het daarom tegen alle eigenmachtigheid te beschermen als grootste gave van God. Waar de dankbaarheid jegens God sterft, beginnen de medische procedures en het gesleutel aan het leven’ [10].

Congres

Tijdens het RRQR congres, op D.V. zaterdag 8 november willen op bovenstaande problematiek ingaan. Is de vooruitgang in wetenschap en techniek inderdaad te verklaren uit een streven naar maakbaarheid en beheersbaarheid, en zouden we überhaupt zonder een ideaalbeeld kunnen? We willen kijken in hoeverre het streven naar maakbaarheid op gespannen voet staat met ons geloof. Maar ook willen we ingaan op het feit dat we enerzijds huiverig moeten zijn voor een te sterke nadruk op maakbaarheid, maar dat we anderzijds wel van de resultaten gebruik (mogen) maken; christelijke levenskunst in Babel.
Daarnaast willen we in een aantal workshops diverse vakgebieden onder de loep nemen, om te kijken welke rol het streven naar maakbaarheid hier speelt. Vakgebieden waaraan we denken zijn natuurwetenschap, techniek, politiek, geneeskunde, pedagogiek en psychologie

  1. B. Pascal, Gedachten, Boom, Amsterdam, 1997, pensée 199.
  2. Aart Nederveen, ‘Bijna goddelijk gemaakt’, Wapenveld, jrg. 53, nr. 1, 2003.
  3. ‘Het evangelie van Raël’, Reformatorisch Dagblad, 3 september 2002.
  4. H. Achterhuis, De erfenis van de utopie, Ambo, Baarn, 1998.
  5. H. Oevermans, ‘Iedereen wordt in de spiegel geconfronteerd met een potentiële Eichmann’, interview met Hans Achterhuis in Wapenveld, jrg. 48, nr. 4, 1998.
  6. R. Safranski ‘Het recht om te worden geboren en niet gemaakt’, in: P. Sloterdijk, Regels voor het mensenpark (p. 81 - 89), Uitgeverij Boom, Amsterdam, 2000.
  7. ‘De waan van het perfecte kind’, Reformatorisch Dagblad, 23 mei 2003.
  8. G. Mak, Hoe God verdween uit Jorwerd, Uitgeverij Contact, 199.
  9. E. Schuurman, ‘Bevrijding van het technisch wereldbeeld’ - Afscheidsrede. In: A. Vlot (red.) Aan Babels stromen, Buijten & Schipperheijn, Amsterdam, 2002.
  10. B. Plaisier, in: Nederlands Dagblad, 8 oktober 1999.