Redactioneel
Ger Groot is filosoof en journalist. Als journalist interviewde hij vele filosofen. Het resultaat is te vinden in de bundel Twee zielen. Die bundel opent in de inleiding zó: ‘Wie met filosofen gaat praten, staat meestal een aangename ervaring te wachten. Filosofen zijn prettige gesprekspartners. Ze leggen graag uit, zijn attente luisteraars, argumenteren met plezier en zijn niet bang voor tegenspraak die hun eigen beweringen op losse schroeven zet. “De kunst een gesprek te voeren, ook met zichzelf, is de kracht van het denken”, schreef de filosoof Gadamer ooit’. Het interview met Groot – ter voorbereiding op het aanstaande RRQR-congres was voor de interviewers een aangename ervaring.
Groot zegt ondertussen wel stevige dingen. Kern van zijn betoog is dat het verhaal van de Verlichting tekortschiet op cruciale momenten van ons leven. De wereld van de wetenschap en de ratio heeft niet zoveel zinnigs te zeggen over de wereld van de betekenis. Wij zijn burgers van twee werelden. We leven in een door en door rationeel universum en tegelijk in een leefwereld waarin andere wetten heersen dan die van de ratio. Volgens Groot is het protestantisme er mede de oorzaak van dat beide werelden zo uit elkaar gegroeid zijn. In het protestantisme wordt volgens Groot de rede beschouwd als gevallen en gaat het vooral om de innerlijke vernieuwing van de mens. In die innerlijke vernieuwing is het protestantisme blijven steken. Daarmee is de wereld overgelaten aan de onverloste ratio. Met het uiteengroeien van geloof en ratio als gevolg. Het katholicisme heeft het volgens Groot beter begrepen. In de katholieke wereld is het belang van het ritueel, van de pure handeling, beter bewaard gebleven. Vandaar ook zijn advies aan protestanten die willen blijven geloven in een tijdperk van techniek en wetenschap: ‘Wordt katholiek’. Stof tot discussie op het RRQR-congres.
Wapenveld-medewerker dr. G. van den Brink – theoloog en filosoof – vervolgt de jaarserie. Hij gaat in op de vraag hoe de resultaten in de bio- en neurowetenschappen zich verhouden tot het geloof. Dit is een vraag waar volgens hem vakwetenschappers zich meestal niet druk over maken en waar theologen te veel belangen bij hebben. ‘Wanneer zij orthodox zijn hebben ze de neiging de strekking van wetenschappelijke resultaten te bagatelliseren en doen zij alsof er geen vuiltje aan de lucht is. Wanneer ze daarentegen liberaal zijn ingesteld, hebben ze de neiging bij elke zweem van strijdigheid onmiddellijk bepaalde onderdelen uit het theologische erfgoed te gaan inleveren’. In een instructief betoog laat Van den Brink vervolgens zien dat de modaliteitenleer van de reformatorische wijsbegeerte, de stand van de discussie in de wetenschapsfilosofie en de vruchten van het Angelsaksische science & religion discours hem helpen zijn geloof te verbinden met de ontwikkelingen in de wetenschap.
Dr. Henk Vreekamp schrijft over de betekenis van de 7 Noachitische geboden, de Thora voor de volken. Weisung die de wetenschap niet biedt. Over die Weisung gaan ook de Spreuken. De Leede mediteert erover.